Samenvatting Hoofdstuk 5

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo | 2970 woorden
  • 4 maart 2019
  • 49 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
49 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie


5.2 De welvaart van Holland en Zeeland
In Holland en Zeeland was eeuwenlang visserij het voornaamste middel van bestaan. De bodem was niet zo geschikt om graan te verbouwen. Daarom haalden Holland en Zeeland goedkoop graan uit het Oostzeegebied. De boeren hoefden zelf geen graan te verbouwen en konden zich daarom richten op producten voor de verre handel. Zo kwam de export van melk, kaas, boter en van ambachtsproducten zoals textiel op gang. Door de bloeiende handel ontstonden er meer en grotere steden
Met open zee in het westen en rivieren naar het midden van Europa had de Republiek een ideale ligging voor handel met het buitenland. De val van Antwerpen zorgde ervoor dat de handel richting Amsterdam verplaatste. Hier kwam de nieuwe stapelmarkt. Als er veel van een product was, dan kochten handelaren het goedkoop in en sloegen het op in hun pakhuizen. Als er een tekort was, verkochten handelaren de opgeslagen producten met veel winst. Rond 1600 kwamen er al ongeveer 10.000 schepen jaarlijks de Amsterdamse haven in! Niet zo gek dus dat in 1609 de Amsterdamse wisselbank werd opricht. Bij de wisselbank in Amsterdam konden alle vreemde munten in Gulden Florijn worden omgewisseld.
Amsterdam kwam volledig tot bloei door de stapelmarkt en de wisselbank. Rijke burgers kwamen van heinde en ver om geld te verdienen in de stad. Hiervoor was de beurs een geschikte plek. Op de beurs konden rijke burgers geld investeren in een bedrijf. Al deze economische activiteiten betekenden veel werkgelegenheid en welvaart. De stad aan de Amstel trok dan ook als een magneet mensen aan. Amsterdam begon daarom met de aanleg van een nieuwe grachtengordel.

5.2 Verenigde Oost-Indische Compagnie
In de zestiende eeuw handelen de Portugezen bijna als enigen met Oost-Indië. Op dat moment hoorde Portugal bij het Spaanse koninkrijk. Om te voorkomen dat Spanje profiteerde van de Portugese specerijenhandel én om zelf rijker te worden, gingen Holland en Zeeland voortaan zelf specerijen uit Oost-Indië halen. Diverse schepen voeren die kant op. Eerst kwamen die vaak maar halfvol terug. Raadpensionaris Van Oldenbarnevelt besloot daarom dat de verschillende compagnieën moesten samenwerken. Samenwerking zou meer winst opleveren en stond ook sterker in de strijd tegen Spanje. In 1602 werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht, die namens de Republiek handelden over zee. De VOC kreeg uiteindelijk het monopolie op handel op de Aziatische wateren in handen van de Portugezen. Ook kreeg de VOC grote politieke volmachten: uit naam van de Republiek mochten ze oorlog voeren en/of verdragen sluiten
Varen naar Indië was niet zonder gevaren. De VOC-schepen voeren vlak langs de Afrikaanse kust en daar lagen vijandige Portugese forten. Ook was er kans op hevige stormen of juist lange windstilte, waardoor de reis langer duurde en het meegenomen water en voedsel op raakten. Het was verre van zeker dat een Oost-Indië vaarder een retourreis maakte. De VOC-bestuurders investeerden dus in schepen die mogelijk niet eens terug zouden keren. Om hun risico te verkleinen verkochten zij aandelen aan investeerders van buiten. In ruil voor een investering kregen aandeelhouders een gedeelte van de winst. De VOC was het eerste bedrijf ter wereld dat zo werkte en daarmee de eerste Naamloze Vennootschap.
Batavia op het eiland Javawas de belangrijkste vestiging van de VOC. Maar de onderneming had ook handelsposten in Zuid-Afrika, India en China. De VOC groeide uit tot een machtige organisatie. Onder leiding van Jan Pieterszoon Coen maakte de VOC zich met geweld overheerser van het hele Indonesische eilandenrijk. In 1617 werd Jan Pieterszoon Coen de Batavia gouverneur-generaal van wat nog lang Nederlands-Indië zou heten.

5.2 West-Indische Compagnie
Nadat de Republiek stevig voet aan wal had gekregen in Azië was het tijd om naar het westen te kijken, naar Amerika. In Noord- en Zuid-Amerika waren Spanje en Portugal echter de baas sinds het verdrag van Tordesillas. De Republiek wilde het alleenrecht van deze twee landen verstoren. Hiervoor werd in 1621, vergelijkbaar met de VOC, een aparte organisatie opgericht: de West-Indische Compagnie (WIC)
De VOC en WIC leken veel op elkaar:

  1. Net zoals de VOC was de WIC een multinational 
  2. De WIC had ook een monopolie. Het monopolie van de WIC bestond uit de handel tussen de West Afrikaanse kust, Noord- en Zuid-Amerika. 
  3. Daarnaast had de WIC het recht om oorlog te voeren in naam van de Republiek. Dit deed de WIC om Spanje dwars te bomen.

Een van de belangrijkste bezigheden van de WIC was de kaapvaart, het kapen van Spaanse schepen. De Republiek hoopte Spanje hiermee af te leiden van de oorlog én winst te maken van de volgeladen Spaanse schepen. De bekendste verovering van de WIC was in 1628, toen admiraal Piet Hein de Spaanse zilvervloot wist te kapen. De buit was zo groot dat de Republiek de oorlog tegen Spanje er een jaar mee konden betalen.
De WIC dreef andere handel dan de VOC. Naast de goud- en zilverhandel deed de WIC mee aan de zogenaamde driehoekshandel. In West-Afrika werden slaven gekocht van slavenhandelaren. Deze slaven werden vervolgens naar Amerika gebracht en daar weer verkocht aan plantage-eigenaren. WIC-schepen voeren daarna met producten van de plantages weer naar Europa en zo was de driehoek voltooid.
Aan de Amsterdamse grachtengordel woonden intussen veel WIC-bestuurders, slavenhandelaren en plantagebezitters. Nu nog zijn hun huizen soms herkenbaar aan de gevel of een gevelsteen met een verwijzing naar de slavernij of plantageproducten als koffie of thee. Nog maar sinds kort zijn meer Nederlanders zich bewust van ons slavernijverleden en wordt wel van een zwarte bladzijde in onze vaderlandse geschiedenis gesproken.

5.3 De bloei van de schilderkunst
De bloeiende handel maakte veel mensen in de Republiek heel rijk. En wie het breed heeft, laat het breed hangen. In de Republiek kon een koopman zo rijk worden dat hij genoeg geld over had om te besteden aan pure luxe. Ook waren er veel rijke stadsbestuurders en regenten die veel geld uitgaven aan luxe producten. Om met hun rijkdom te pronken kochten zij dure kleding en lieten zij hun dure grachtenpand met de mooiste en duurste meubels inrichten. Heel populair was een portret aan de muur van jezelf of je familie. Zo'n portret werd door een kunstschilder in opdracht gemaakt: een tijdrovende en dure klus. Ook de gewone handelaar of ambachtsman kon een schilderij aanschaffen. In de ateliers van de schilders stonden goedkopere zeegezichten, stillevens, landschappen of scènes uit het dagelijks leven te koop. Dit aanbod vond je nergens anders in Europa, waar kunst alleen voor de allerrijkste mensen was. Er waren in deze periode veel bekende schilders. De bekendste van deze is waarschijnlijk Rembrandt van Rijn. Andere beroemde schilders uit deze periode zijn bijvoorbeeld Jan Steen en Johannes Vermeer


Een tolerant klimaat
De handel zorgde niet alleen voor welvaart, maar ook voor meer contact met het buitenland. Iedereen wist waar de Republiek lag. Ook kwamen er veel mensen naar de Republiek om te werken. De handel bracht namelijk veel werkgelegenheid met zich mee. Daarnaast was de Republiek een tolerant land, iets dat veel mensen van buiten aantrok. Je mocht in de Republiek denken, zeggen en schrijven wat je wilde, zolang het maar niet gevaarlijk voor de staat was. Vooral op het gebied van geloof was deze tolerantie in Europa bijzonder. In de omliggende landen bestond deze religieuze tolerantie namelijk amper of niet. Uit heel Europa trokken mensen naar de Republiek om een zekere veiligheid te vinden. Een van deze vluchtelingen was de vader van Baruch Spinoza. Baruch Spinoza ontwikkelde zich tot een groot wetenschapper en denker. Hij hield zich bezig met de rol van godsdienst en van God in de wereld. Zijn boeken over God konden alleen in een tolerant klimaat zoals in de Republiek gepubliceerd worden. In de rest van Europa bleven zijn boeken tweehonderd jaar lang verboden. Nog een voorbeeld van een persoon die van de vrijheid en tolerantie in de Republiek genoot, was de filosoof René Descartes.

5.3 De keerzijde van de Gouden Eeuw
De naam Gouden Eeuw is een beetje misleidend. Door deze naam lijkt het wel alsof iedereen in deze periode rijk was. Maar dat is niet zo. De samenleving had verschillende sociale lagen die niet allemaal even rijk waren. Bovenaan stonden de regenten die bestuursfuncties hadden. Vlak hieronder kwamen de rijke kooplieden. Kundige ambachtslieden kwamen op de sociale ladder onder de kooplieden. Zij hadden ook veel werk door het gunstige economisch klimaat in de Republiek. Vanwege de culturele bloei stegen schilders en wetenschappers ook op de maatschappelijke ladder. Op de een na onderste trede stonden de gewone burgers en dagloners, mensen die elke dag hard moesten werken voor voedsel en onderdak. Echt arme mensen waren niet gewenst in de stad. Ze 'woonden' buiten de stadsmuren of werden in de steden van de Republiek opgesloten in een armen- of aalmoezeniershuis of in een tuchthuis. Wie gebruik mocht maken van stedelijke of kerkelijke armenzorg had geluk. Niet iedereen kwam in aanmerking voor armenzorg. Wie zelf geen schuld had aan arm zijn, omdat bijvoorbeeld je man was gestorven, mocht hopen op het ontvangen van een aalmoes. Als je er echter wel zelf schuld had aan je armoede, bijvoorbeeld omdat je een misdaad had begaan, hoefde je geen enkele hoop op bijstand te hebben. Het was voor de autoriteiten soms lastig om een eerlijke beoordeling te geven. Veel mensen hielden hen voor de gek en deden alles wat ze konden om uit de armoede te komen.
1.    Rijke kooplieden
2.    Kundige ambachtslieden 
3.    Gewone burgers en dagloners 
4.    Arme mensen

5.4 Van goud naar zilver 
Wie is eigenlijk de baas in de Republiek?
Na de Vrede van Münster moest de Republiek na 'tachtig jaar' oorlog wennen aan vrede. Vlak hiervoor kregen de gewesten een nieuwe stadhouder: de jonge Willem II. Zijn ambities om een machtige persoon en zelfs koning te worden, kon hij niet uitvoeren. Bij een jachtpartij liep Willem II in 1650 pokken op, waaraan hij stierf. Acht dagen na zijn overlijden werd zijn zoon en opvolger Willem III geboren. Vlak voor zijn dood had Willem II nogal wat mensen kwaad gemaakt met een poging tot een staatsgreep. De tegenstanders van de stadhouder grepen zijn dood aan om zelf de macht in handen te krijgen. Zij hadden de raadpensionaris als leider. De strijd tussen staats gezinden aan de ene en Oranje gezinden aan de andere kant was kenmerkend voor het bestuur van de Republiek in deze tijd. Voor de staatsgezinde begon dit conflict door de dood van Willem II direct met een overwinning. Die leidde tot het eerste stadhouderloze tijdperk dat duurde tot 1672. Intussen was in het gewest Holland in 1653 een jonge en bekwame diplomaat aangewezen als raadpensionaris: Johan de Witt.

5.4 Koele diplomatie en hete handelsoorlogen
Door de Vrede van Münster werd de Republiek als land erkend. Dit bracht niet alleen voordelen met zich mee. Buurlanden zoals Frankrijk en Engeland zagen een bedreiging in de bloei van de Republiek. Frankrijk zette na de vrede van Münster in op bescherming van de eigen handelsbelangen. Engeland deed hetzelfde door de Acte van Navigatie aan te nemen. Hierbij mochten alleen schepen de Engelse havens binnenvaren als die goederen uit het eigen land aan boord hadden. Dit was slecht voor de handel van de Nederlandse gewesten, omdat die juist geld verdienden aan het transport van andermans producten. Het gevolg was een reeks handelsoorlogen met Frankrijk en Engeland. De landsadvocaat Johan de Witt onderhandelde namens de Republiek met Engeland. Ook zette de Republiek hun leger in om een einde aan de oorlog met Engeland te forceren. Onder leiding van admiraal Michiel de Ruyter boekte de Republiek successen en kwam de Vrede van Breda. Maar in dezelfde zomer van 1667 kreeg de Republiek een probleem met koning Lodewijk XIV van Frankrijk. Met een groot leger bezette hij de Zuidelijke Nederlanden. Lodewijk XIV streefde naar economische onafhankelijkheid, terwijl de Republiek juist veel producten van en naar Frankrijk wilde blijven verhandelen. De Republiek bleek dus na het akkoord met Spanje twee nieuwe vijanden te hebben. Engeland beschikte over een grote vloot en Frankrijk over een enorm landleger. Beide landen wilden niet meer alleen toekijken hoe de Nederlandse Republiek al maar welvarender werd en meldden zich op de wereldmarkt als sterke concurrenten.
 

5.4 Het rampjaar 1672
Met de buitenlandse bemoeienis was het nog niet voorbij. Engeland en Frankrijk spraken met elkaar af om samen de Republiek dwars te zitten. Engeland dacht met een oorlog te kunnen bereiken dat de staatsgezinde regering ten val zou komen. Hierna zou dan de neef van de Engelse koning, Willem III, aan de macht komen in de Republiek. En dat zou vervolgens de handel van Engeland veel goed doen. Maart 1672 was het zover: Engeland viel de Republiek op zee aan, waarna in april een Franse aanval over land volgde. Het rampjaar was begonnen. De Republiek was niet goed voorbereid op de Franse opmars en het volk maakte zich zorgen. Wanneer steden vielen voor de vijand, werd de roep om een stadhouder van Oranje steeds harder. Waar Engeland op hoopte, kwam maar gedeeltelijk uit. Willem III werd in enkele gewesten inderdaad tot stadhouder benoemd, maar hij besloot te vechten voor de Republiek in plaats van voor Engeland. Het volk rekende vooral regenten de Franse aanval aan. Volkswoede kostte onder meer Johan de Witt het leven. Hij werd in Den Haag door een menigte vermoord. Intussen keerde de strijd in het voordeel van de Republiek. Op zee wist de Engelse vloot weer niet te winnen van Michiel de Ruyter. En omdat de Republiek een aantal bondgenoten had verzameld, moest ook de Franse koning zich terugtrekken. Economisch kreeg de Republiek een forse dreun tijdens deze oorlogen. Vanwege de chaos en onrust werden amper nieuwe investeringen gedaan. En bij de directe schade van de oorlog en het stilvallen van de handel van de Republiek kwam ook nog dat Engeland en Frankrijk meer hervormingen doorvoerden. Daarmee beschermden zij hun eigen economieën. Dit was rampzalig voor de Republiek, want die was vooral gebaat bij vrije handel in Europa. De handelspositie van de Republiek ging achteruit en de glans van de Gouden Eeuw begon te vervagen.
 

5.5 Absolutisme: alle macht voor de koning
Regenten en vorsten In West-Europa was vanaf het begin van de middeleeuwen het feodalisme het politieke systeem. Edelen waren in dienst van de koning en hielpen om het land te regeren. In de zestiende eeuw was hier weinig aan veranderd. Ook in de Nederlandse gewesten werkte dit systeem nog lang. Maar de noordelijke gewesten ontworstelden zich aan de Spaanse vorst, zoals je hebt gezien in hoofdstuk 4. De Republiek kwam zo in een unieke situatie: een land zonder koning. In de andere West-Europese landen, zoals Frankrijk en Engeland, werd de macht van de koning juist steeds groter in deze periode. De koningen probeerden met centralisatie meer macht naar zich toe te trekken. De adel, met wie de koning de macht deelde, kwam zo buiten spel te staan. Eigenlijk wilden de vorsten van Europa alles zelf beslissen en streefden ze naar volledige macht, ook wel absolute macht genoemd. In de meeste Europese landen was er een vergadering waarin de verschillende standen van de samenleving plaatsnamen en hun mening over het beleid van de vorst konden geven. Deze werden door de vorsten steeds minder vaak bijeen geroepen. Vrijwel alleen maar als de vorst toestemming wilde om de belastingen te verhogen. Elke Europese vorst had geld nodig voor zijn hof en om oorlog te kunnen voeren. Door de oorlogen in Europa werden sommige landen steeds groter, en slokten kleinere landen op. De vele onderlinge Europese conflicten zorgden ervoor dat vorsten steeds weer hun volk om meer geld moesten vragen.
 

5.5 De machtshonger van Lodewijk XIV
 Frankrijk wordt in de zeventiende eeuw geregeerd door koning Lodewijk XIV. Het land bestaat uit ongeveer 19 miljoen inwoners. Maar het grootste deel van hen leeft in bittere armoede. De koning en adel daarentegen hebben een luxe leven. Tijdens zijn jeugd maakt Lodewijk kennis met de honger naar macht van edelen en geestelijken. Eenmaal volwassen wil Lodewijk XIV verandering. Het gewone volk staat achter hem, ze zijn de vele conflicten beu. Ze snakken naar een sterke leider die rust brengt. De koning treft de volgende maatregelen: 
Hij zorgt ervoor dat wetgeving en rechtspraak door hemzelf bepaald worden. Er zijn zo geen verschillen meer tussen verschillende gebieden. 
Bovendien versterkt hij het leger met door hemzelf betaalde soldaten. 
Om te voorkomen dat edelen opnieuw in opstand komen, laat Lodewijk XIV een kasteel tot paleis in Versailles verbouwen. 
Hier wordt de Franse adel verplicht te wonen, waardoor die goed in de gaten kan worden gehouden. Versailles kent veel en allerlei vermaak - diners, grote feesten en bals - en vooral veel rijkdom. Hiermee laat de koning zien alleen zelf de machtigste te zijn. Lodewijk XIV stelt dat hij als absoluut koning over zijn volk mag heersen, omdat hij alle recht daartoe gekregen heeft van God. Dit wordt het droit divin genoemd: het goddelijk recht
De Engelse dorst naar absolute macht
 In Engeland volgde Karel I in 1625 zijn vader Jacobus I op als koning. Het land was betrokken bij een oorlog met Frankrijk én met Spanje. Karel I had dan ook snel geld nodig om dit te bekostigen. Hij kon alleen de belastingen verhogen met de toestemming van het parlement. Het parlement wilde dit best toestaan, maar alleen in ruil voor meer inspraak. Hier zag Karel niets in en hij besloot in 1629 verder te gaan zonder parlement. Aan de macht blijven zonder geld was erg lastig voor Karel I. Door de arrestatie van leden van het parlement probeerde hij de baas van het land te blijven. De koning verloor door deze actie bijna alle steun. De belangrijkste staatslieden dachten zonder hem alles op te kunnen lossen. Karel werd daarom afgezet, berecht en na een doodvonnis onthoofd. Het streven naar absolute macht had voor Karel een verkeerde afloop.
 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.