Paragraaf 1
Revolutie is een grote, plotselinge verandering in een samenleving.
De Franse revolutie vond plaats 18e eeuw (14 Juli 1789 tot Augustus 1789).
Tijdvak : de tijd van pruiken en revoluties
In de middeleeuwen was er in Frankrijk een standensamenleving. Er werd al vanaf je geboorte bepaald bij welke stand je hoorde.
- Geestelijkheid was de eerste stand. Dat was 0,5% van de bevolking. In de middeleeuwen hadden zij als taak te bidden voor de veiligheid van iedereen.
- De adel was de tweede stand. Dat was 1% van de bevolking. In de middeleeuwen hadden zij als taak te strijden voor de veiligheid van iedereen.
- De rest van de bevolking was de derde stand. Dat was 98,5% van de bevolking. Zij hadden als taak om iedereen te voeden.
De eerste en de tweede stand hadden voorrechten! (privileges) Zij kregen de belangrijkste banen en hoefden geen belasting te betalen. Het was erg oneerlijk omdat de rest van de bevolking niets te zeggen had. Ook verdienden ze niets met de baantjes. Door de vele plichten, armoede en honger waren veel boeren ontevreden. Boeren waren verplicht om een deel van hun oogst af te staan aan de landheer
In 1789 roept Lodewijk XVI de vertegenwoordigers van de drie standen op. Om te praten over een belasting verhoging. Die alleen nadelen heeft aan de derde stand.
Er zijn nog twee andere oorzaken waarom de Franse revolutie uitbrak:
- Lodewijk XVI stuurde soldaten naar de Nationale vergadering om het te laten ontbinden.
- Omdat de burgers van de derde stand tegen de belasting verhoging was. De rijke burgers vonden dat zij ook recht hadden om mee te praten over hoe het land bestuurd werd. Zij wilden meer inspraak.
- De boeren en de burgers vonden het niet eerlijk dat zij belasting moesten betalen en de adel en de kerk niet
Paragraaf 2
Omdat de mensen tussen 1610 en 1680 de wereld op een andere wetenschappelijke manier gingen bekijken, spreken we ook wel van een wetenschappelijke revolutie.
Verlichting: Stroming in de 18e eeuw waarin geloof en absolute macht plaats moesten maken voor het verstand (de rede), vrijheid en gelijkheid. Door kennis kon de wereld beter worden, daarom moest je studeren en zelf dingen uitzoeken in plaats van te geloven wat de koning of de kerk zei.
Er zijn verschillende filosofen:
- John Locke. Deze Engelsman schreef in 1690 dat je er in elk geval voor moest zorgen dat koningen geen absolute macht hadden. Hij zei dat een almachtige koning een bedreiging voor het eigen volk kon worden.
- Montesquieu. Hij had de boeken van John Locke gelezen. In 1748 legde hij uit hoe je machtmisbruik door de koning kon voorkomen: door scheiding van machten.
- Het parlement maakte de wetten.
- De koning en regering voeren de wetten uit.
- Voor het leven benoemde rechters geven straffen als iemand zich niet aan de regels houd. Dat gold voor iedereen.
- Voltaire. Deze Fransman heeft elf maanden in de gevangenis gezeten, Hij ging naar Engeland om een boek te schrijven. Het ging over dat een schepper het heelal in elkaar heeft gezet. En zich daarna niet meer mee bemoeide.
Als het scheiding der machten werd doorgevoerd. Raakte de koning al zijn absolute macht kwijt. Daarom verbood hij dit soort geschriften. Dat heet censuur. Veel mensen lieten hun boeken met nieuwe, verlichte ideeën onder een andere naam in het buitenland drukken zodat zij niet het risico liepen te worden opgepakt.
Paragraaf 3
Om te voorkomen dat de derde stand alle belastingen moesten betalen, richtte de derde stand in juni 1789 de Nationale vergadering op. Hun belangrijkste doelstelling was het opstellen van een grondwet dat iedereen gelijk was. Iedereen had dan ook vrijheid. Natuurlijk wouden ze ook de belasting verhoging laten stoppen.
Een grondwet is een document waarin de rechten en plichten van burgers en bestuur zijn vastgelegd.
De volgorde van de gebeurtenissen tijdens de Franse revolutie zijn:
- 14 Juli 1789 bestormde de menigte Parijzenaars de Bastille.
- In augustus 1789 nam de Nationale vergadering de Verklaring van de rechten van de mens en de burger aan.
- In 1791 maakte de grondwet een einde aan het absolute bestuur.
- In 1792 werden de koning en de koningin onthoofd omdat ze verdacht waren aan verraad.
- In 1793 kwamen de jakobijnen samen met Robbespierre aan de macht.
De Terreur is een periode in de Franse revolutie (1793-1794) waarin een kleine groep revolutionaire burgers alle macht had en de Fransen onder de duim hield door ze angst (terreur) aan te jagen.
Jakobijnen zijn een politieke groep die tijdens de Franse revolutie vond dat het volk alle macht moest hebben en dat de grond onder de boeren verdeeld moesten worden; zij kwamen in 1793 onder leiding van Robbespierre aan de macht.
Als iemand het niet eens was met de besluiten van de jakobijnen, was volgens hen tegen de revolutie. Robbespierre liet deze mensen onthoofden. Dat deed hij ook met jakobijnen die hij niet vertrouwde.
Paragraaf 4
In 1795 kwam er een nieuw bestuur, het Directoire, met vijf directeuren. Zij kwamen op voor de boeren. Die erg honger leed omdat de voedselprijzen snel stegen.
Napoleon Bonaparte was erg populair bij zijn volk. Hij bewees in verschillende veldslagen dat hij een goede leider was. In 1799 nam hij de macht over van het Directoire. Hij maakte een nieuwe grondwet, en vestigde een dictatuur. In 1804 benoemde hij zichzelf tot keizer.
Monarchie is een vorm van bestuur met een koning aan het hoofd, die wordt opgevold door zijn zoon of dochter.
Republiek is een staat waar de macht bij één of meer personen ligt.
Een dictatuur is een manier van regeren waarbij een kleine groep of één persoon alle macht heeft.
Een staatsgreep is een plotselinge, illegale afzetting van de regering.
Grondrechten zijn basisrechten voor elke burger die zijn vastgelegd in een grondwet; voorbeelden zijn: vrijheid van godsdienst, vrijheid van drukpers en de bescherming van persoon en goederen.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
C.
C.
Handig
8 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
een paar spelfouten maar mooi verslag!
7 jaar geleden
Antwoorden