Rusland in de tijd van het communisme

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 1331 woorden
  • 2 december 2003
  • 126 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
126 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting geschiedenis “Rusland in de tijd van het communisme” 1. Het communisme Denkbeelden Karl Marx: - voorspelling dat… arbeiders macht overnamen met geweld van de kapitaalbezitters - …Alles eigendom van de staat, staat verdeelde de rijkdommen - …Plaats moest geïndustrialiseerd zijn, arbeiders tegenover kapitalisten - …Na revolutie, macht aan het proletariaat (arbeidersklasse) Het communisme is hiervan afgeleid. Kenmerk revolutie 1917, Rusland: onverwachts, er waren amper arbeiders in Rusland. 80% leefde in kleine boerendorpjes, Rusland was een achtergebleven land i.v.t de kapitalistische landen. (Lenins) verschil met Marx’ ideologie: - niet wachten tot Rusland geïndustrialiseerd was maar handelen - Arbeiders moesten geleid worden door
beroepsrevlutionairen (bolsjewieken) - i.p.v. macht aan proletariaat, een kleinere groep mensen (de leiders van de communisten) 1861: middeleeuwse horigen werden vrij verklaard

1881: Alexander II vermoord (door boeren) ‘Vrede! Land! Brood!’: vrede voor oorlogvoerende boerensoldaten uit 1e w.o., land was de verdeling van het land onder de boeren, brood betekende voedsel voor de hongerige. Leus zorgde voor veel steun bij de communisten. Omdat alles van iedereen was, zouden de mensen meer verantwoordingsgevoel krijgen, dit was goed. Geen overheid nodig omdat de mensen zelf zouden zorgen dat ze zich aan de regels houden. Dit bleek niet te werken dus Lenin stond weer privé-bezit toe(1921), het N(ieuw).E(conomisch).P.(olitiek) Communistische internationale: Groep communisten (leiders: communistische partij van Rusland) waarbij de communistische partijen uit andere landen zich aansloten. Hierdoor vele vijanden, de Westerse landen voelden zich bedreigt. “Weg met het geloof”: godsdiensten waren er alleen maar om mensen zoet te houden, in het hiernamaals kregen ze het wel goed. Als mensen dit geloofden zouden ze nooit in opstand komen, iedereen moest atheïst worden in het communisme. Marxisme-leninisme: Het ideologie waaraan iedereen zich vanaf 1917 zich aan moest houden. Hier werd al aan begonnen op de basisschool met het Communistische jeugdbond. Het verspreiden van niet-communistische denkbeelden was verboden. In de tijd van Lenin (1917 – 1924) was er nog wel vrijheid (propaganda moest nog worden opgebouwd), in de tijd van Stalin (vanaf 1928) veranderde dit voorkomen. Communisme werd totalitair: Iedereen z’n leven werd er door beheerst. 2. De macht aan de sovjets? Toen er in 1917 verkiezingen waren, bleek dat de communisten maar 25% van de stemmen kregen. Rusland werd geen democratie, alle partijen werden verboden, behalve de communistische. Lenins opvolger, Stalin (lenin wou trotsky aan de macht), wantrouwde alles en iedereen. Hij begon een groot terreur (’36-’38) en zuiverde de zogenaamde volksvijanden of verraders. D.m.v. showprocessen werden ze terechtgesteld, er waren tussen 1936 en 1950 ong. 12 miljoen mensen slachttoffer. Persoonsverheerlijkng: Stalin deed zich voor als lenins grootste vriend. Bij de begrafenis had hij de belangrijkste toespraak. Hij vertelde dat hij van lenin had geleerd hoe hij moest regeren en dat ze dikke vrienden waren geweest. Dit was echter juist het tegenovergetselde. Stalin verzon zulke goede propaganda dat de mensen erin geloofden. Ze dachten dat er onbetrouwbare figuren achter het grote terreur van Stalin zaten. Rusland leek democratisch vanwege allerlei staatsinstellingen alleen dat was helemaal niet waar. Stalin besliste bijna alles. (hij had absolute macht) Alle etniciteiten (alle niet-russische volken) mochten een republiek vormen die zich ‘vrijwillig’ bij de Unie van de Socialistische sovjetrepublieken (USSR) moest voegen. De overheersing van Rusland over Oostelijke landen bleef bestaan. 3. Grote plannen voor de economie 1925: 75% van bevolking werkt op het platteland
1950: 65% werkt in de steden
Rusland werd na de revolutie de tweede meest geïndustrialiseerd land, een ingrijpende verandering dus tweede revolutie. Vijfjarenplannen: hierin stond precies hoeveel van wat en door wie gemaakt moest worden. Doel was zoveel mogelijk te produceren in vijf jaar, zonder op de vraag ervan te letten. Kwaliteit was ook niet heel belangrijk, als de hoeveelheid maar gehaald werd. Wanneer het hele land met dit bestuur geregeld wordt heet dat planeconomie, tegenovergestelde van vrijmarkteconomie. Concurrentie kon niet volgens de communisten, de arbeiders werden hierdoor uitgebuit. Prijzen moesten laag blijven en er moest hard gewerkt worden. Dit kon niet, productie moest geregeld worden door de staat, iedereen werkte voor de staat. Bedrijven zouden elkaar dan aanvullen niet beconcurreren. Eerste vijfjarenplan: ’28 – ’33. Er moest een zware industrie worden opgebouwd: kolenmijnen, hoogovens, machinebouw, elektriciteitscentrales. Geld hiervoor moest uit de landbouw komen. Boerderijen werden gecollectiviseerd (samengevoegd), er konden traktors worden gekocht, mechanisatie, een boerenbedrijf heette kolchoz. Veel boeren raakten werkloos en trokken naar de steden => goed voor industrie er was geen tekort aan fabrieksarbeiders. 4. een arbeiders- en boerenstaat Russisch keizerrijk: 1. Adel en geestelijkheid, 2. Burgerij (ondernemers, ambtenaren, onderwijzers, kantoorpersoneel), 3. Boeren en werklieden (arbeiders) Revloutie => einde grootgrondbezitters, land werd verdeeld onder boeren. In 1929 begon collectivisatie, boeren die zich verzetten (vijanden) werden afgeschoten of naar strafkampen gebracht. Kolchozboeren: Zij hadden het erg zwaar, regering dwong ze graan te leveren voor erg lage prijzen. Soms werd al het graan opgeëist zodat de boeren geen graan hadden om te zaaien. In 1931 en 1932 waren ernstige hongersnoden, Stalin verzweeg deze. Het waren fabeltjes. Aan de andere kant gingen er ook boeren vooruit. Ze kregen woningen en meestal voldoende voedsel en voorzieningen. Ook kon er gewerkt worden met tractors. In de tijd van vijfjarenplannen hadden arbeiders het erg zwaar, harde werkers werden goed beloond. Voordeel was dat er weinig werkloosheid, veel minder dan in de kapitalistische landen. Volgens de communistische ideologie bleven na de revolutie alleen arbeiders en boeren over. Na de revolutie bleven ook veel overheidspersoneel over, logisch want bijna alles werd geregeld door de overheid. De hoogste partijleden hadden voorrechten: ruime woningen etc. 5. ideaal en werkelijkheid Huwelijk => uitvinding van kapitalistische bourgeoisie, bedoeld om vrouwen te onderdrukken. In het communisme werd het gemakkelijker om te scheiden, vrouwen moesten evenveel rechten krijgen als mannen. Veel vrouwen in de stad maakten hier gebruik van, boerenvrouwen bleven traditioneel. Vrouwen gingen ook hetzelfde werk doen als vrouwen normaal doen. Ambtenaren gingen naar het platteland om mensen les te geven, meerderheid was analfabeet. Door de soepele echtscheidingswetten kwamen er veel onverzorgde kindjes. Er ontstonden vele jeugdbendes. Partijleiding wou meer kinderen (meer arbeid en bevolking groeide) dus abortus werd afgeschaft. Het huwelijk werd weer het enige samenlevingsverband, om te scheiden moest je naar de rechter.
6. Het communisme verspreid en verdedigd Na 2e w.o. waren er veel communistische opstanden, deze mislukten maar europa schrok wel. De sovjetunie kreeg hiervan de schuld. Groot-Brittannië en Frankrijk stuurden troepen naar de Sovjet-Unie om de anticommunisten te steunen. Daar was namelijk na de revolutie een burgeroorlog ontstaan tussen communisten en anticommunisten. De communisten wonnen, vel russen stierven. Voorlopig was de Sovjet-Unie was te zwak om het communisme te verspreiden. In de tijd van Stalin werd er niet gedacht aan wereldrevoluties, hij hield zich veel meer bezig met het industrialiseren van het land, dit kostte genoeg tijd en geld. Stalin probeerden de banden te versterken door diplomatie. 1933: Adolf Hitler aan de macht, hij haatte het communisme. Stalin bang dat het machtige duistland de Sovjet-Unie zou aanvallen. De Sovjet-Unie had bondgenoten nodig. In 1941 viel Duitsland De Sovjet-Unie binnen, Duitse troepen veroverden grote stukken gebied. Sovjet-Unie leed meer schade dan een land ooit was opgelopen. In ruil van steun van Groot-Brittannië en de Verenigde Staten maakte Stalin in 1943 een einde aan de Communistische internationale. In 1943 bleek dat de Sovjet-Unie de oorlog zou winnen van Duitsland. Een jaar later drong het rode leger door in Oost- en midden Europa. Die landen werden gebruikt als opvangzones voor eventuele aanvallen vanuit het westen, deze landen werden communistisch. Dit keer breidde het communisme wel uit, in de onafhankelijke landen kregen de communisten veel invloed en macht. Vaak werden zij gesteund door de Sovjet-Unie. In de bezette kwamen dezelfde regels als in de Sovjet-Unie, een partij waarvan de leiders machtige dictators waren. De burgers hadden niks te zeggen. Politieke tegenstanders werden gewoon opgepakt. In 1956 was er in Hongarije een opstand en in 1968 in Tsjecho-Slowakije, alle opstanden werden onderdrukt door het Sovjetleger. 1985: Gorbatsjov word leider van de Sovjetunie. Het gaat erg slecht met de economie. Het communisme moest verbeterd en aangepast worden. Planeconomie werd vrijemarkteconomie, vrijheid van meningsuiting was weer toegestaan. 1989: Opstand in Oost-Europese landen tegen de communisten, Gorbatsjov greep niet in. Het einde van het communisme. 1991: democratische revolutie, einde van 70 jaar communisme.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.