OP STOOM
Wat jaartallen.
1769: James Watt bouwt zijn eerste stoommachine.
1832: Reform Bill = wet tot hervorming van het Engelse kiesrecht. Het maakte mogelijk dat ook de nieuwe industriegebieden afgevaardigden naar het Britse parlement mochten sturen.
1848: Het jaar van de (liberale) revoluties. In veel landen braken revoluties uit. De Liberalen boekten grote successen, die in de nieuwe grondwetten werden vastgelegd.
1867: Deel 1 van Das Kapitel verdwijnt. Karl Marx was een schrijvende socialist die de slechte werk- en leefomstandigheden van de arbeiders wilde verbeteren.
1898: Fashodacrisis = bij fashoda kwamen Franse en Britse strijdkrachten tegenover elkaar te staan, waarbij een gewapend treffen nog net werd vermeden.
Inleiding:
19e eeuw wordt de tijd van de burgers en de stoommachines genoemd, omdat in deze eeuw voor het eerst in veel landen de burgers meer acht kregen. Stoommachines zorgden ervoor dat er veel meer goederen geproduceerd konden worden.
Burgerij werd in sociaal en economisch opzicht steeds belangrijker. De burgers zorgden ervoor dat de fabrieken draaiden en dat de arbeiders werk hadden. Zelf verdienden zij kapitalen dankzij de nieuwe fabrieken. De stoommachines zorgden ervoor dat de productie in korte tijd vertienvoudigde.
De 19e eeuw is ook de periode van de Industriële Revolutie. Er kwam een einde aan thuisarbeid. Rondom de fabrieken ontstonden steden en er groeide een klasse van arbeiders die vaak onder slechte omstandigheden moesten leven en werken. Waarom begon de IR in GB? GB had rijke steenkool lagen, ijzererts, tin, koper. De boerderijen brachten genoeg eten op om de snel groeiende bevolking te voeden. Ze hadden wol om kleren te maken. Veel bevaarbare rivieren en zeeën maakten het mogelijk dat goederen snel en goedkoop vervoerd konden worden.
Paragraaf 1:
Tijdens de IR maakten handenarbeid en spierkracht steeds meer plaats voor gemechaniseerde productiemethoden. Sindsdien zijn machines een centrale plaats in ons leven in gaan nemen.
In Engeland slaagden grootgrondbezitters erin om een steeds groter deel van de gronden die vroeger gemeenschappelijk bezit waren, in eigendom te krijgen.
Er kon op een efficiëntere manier gewerkt worden. Er kwamen betere productiemethoden en werktuigen, waardoor opbrengsten sterk stegen. Er was meer voedsel, waardoor mensen hun kinder vaker gezonder groot konden brengen. De bevolking steeg enorm.
Er werden verschillende uitvindingen gedaan, zodat het werk steeds sneller gedaan kon worden. En de productie verdubbelt werd.
Als eerste in Europa maakte Engeland in de 19e eeuw de overstap van een agrarische naar een industriële samenleving. Engeland was vanaf 1850 een tijdje het oppermachtigste land van Europa. De Great Exhibition in 1853 is hiervan een goed symbool. Het is een wereldtentoonstelling waarbij Britse exposanten hun industriële producten en nieuwe technologische vondsten tonen.
Paragraaf 2:
In de 2e helft van de 19e eeuw werden Afrika en Azië bij Europa ingelijfd. Deze gebieden dienden in het begin vooral voor de levering van grondstoffen en als afzetmarkt voor industriegebieden. Na verloop van tijd werd aan de bewoners van de koloniën echter ook de westerse cultuur opgedrongen. Dit was het begin van een periode van westerse overheersing op economisch, politiek en cultureel gebied.
De vraag naar grondstoffen nam toe om de machines draaiende te houden. Al vanaf de ontdekkingsreizen probeerden de Europese landen hun invloed elders in de wereld te vergroten door er handelsposten te vestigen. Dit wordt het imperialisme genoemd. Door samenwerking met de inlandse heersers, probeerden ze gaandeweg meer macht te krijgen in de overzeese gebieden. De Britten veroverden Afrika en Azië om zichzelf te verzekeren van goedkope grondstoffen. Ze maakten van India en Egypte kolonies, omdat daar een katoenplant groeide waarvan ene fijne draad gesponnen kon worden.
Maar veel afzetgebieden werden ook om andere redenen veroverd.
Bijvoorbeeld om de producten van de fabrikanten te kopen. Zeker toen ook in andere landen de IR voortzette. De latere geïndustrialiseerde Eu landen kregen na verloop van tijd ook behoefte aan afzetmarkten overzee. Er wordt zelfs gesproken van een “wedloop om Afrika”. Om deze periode te onderscheiden van het vroegere kolonialisme, wordt deze tijd de tijd van het modern imperialisme genoemd.
Landen zoals Frankrijk, Duitsland en Italië namen op den duur zelfs landen in bezit waar helemaal geen waardevolle grondstoffen gevonden werden en nauwelijks mensen woonden die de producten kopen. Ze deden het alleen vanwege macht. Ze wilden geen tweederangsland worden.
De fransen stimuleerden het nationalisme. Het leidde tot conflicten. In 1898 in Fashoda in Afrika troffen Europese legers elkaar. Terwijl de Engelsen probeerden alle gebieden tussen Kaapstad en Caïro aan elkaar te rijgen, wilden de Fransen het gebied in handen krijgen dat liep van de Atlantische tot de Indische Oceaan. Op het punt waar de Britse noord-zuidlijn de Franse west-oostlijn kruistte kwam het bijna tot een oorlog. Doordat de Fransen eieren voor geld namen liep het met een sisser af. Maar door dit soort aanvaringen groeide het wantrouwen tussen de Eu staten.
Paragraaf 3:
In het begin van de IR waren er veel meer arbeiders dan werk. De fabrikanten maakten hier gebruik van. Ze schreven lange werkdagen voor, betaalden lage lonen en lieten ongezonde werkomstandigheden gewoon voortbestaan. Als de mensen niet wilden werken hadden ze zo weer ander personeel.
Pas nadat artsen zich om het lot van de arbeidersklasse bekommerden en in het openbaar de ellende aan de kaak stelden, kwam de sociale kwestie op gang.
Voor de grote aantallen mensen die zich in de nieuwe fabriekssteden vestigden , werden in hoog tempo huizen geboud. Geld, kennis en tijd om goede plannen voor huizen te ontwikkelen, waren er echter niet. Het gevolg as dat in de industriesteden de krottenwijken al snel de overhand hadden.
Tijdens de beginperiode waren niet alleen de woonomstandigheden slecht, maar ook de werkomstandigheden in de fabrieken lieten veel te wensen over. De eerste lichting arbeiders, die nog ervaring had met de huisnijverheid , kon zich maar met moeite aanpassen aan de fabriekritmes. In de fabriek maakte de machine de dienst uit. Het duurde niet lang voor de wil van de fabrikant absolute wet was.
Het behalen van een zo hoog mogelijke winst was doelstelling nummer 1. De kansen hierop werden groter als de arbeiders zo lang en hard mogelijk werkten tegen een zo laag mogelijk loon. Slechts een enkeling deed een poging om zich in de positie van de arbeiders te verplaatsen.
Enkele sociaal bewogen leden van de hogere klassen kwamen wel voor de arbeiders op. Een paar fabrikanten, allerlei artsen en schrijvers stelden ieder op hun manier de sociale kwestie aan de orde.
Steeds meer mensen vonden dat de overheid iets moest doen aan de ergste misstanden. Een eerste belangrijk succes was de aanscherping van de factory acts in 1833. Deze wetten hadden betrekking op de veiligheid in de fabrieken en op de werktijden van de vrouwen en kinderen. De factory acts hadden weinig effect, omdat een inspectiedienst de naleving er van controleerde. Maar voor het hele noorden van Engeland werd slechts één inspecteur aangesteld. En een bezoek van de inspectie werd al dagen van te voren bij de fabrikant gemeld.
Paragraaf 4:
Fabrikanten en arbeiders waren in de 19e eeuw van elkaar afhankelijk. Zonder fabrikanten waren er geen banen voor arbeiders, en zonder arbeiders konden de fabrikanten geen producten vervaardigen. De fabrikanten wilden winst maken en hield de lonen laag, maar de arbeiders wilden hoge lonen. Hierdoor ontstonden 2 stromingen. De fabrikanten hoorden bij de liberalen en de arbeiders hoorde n bij de socialen.
De IR had tot gevolg dat veel mensen zich maar net in leven konden houden. Veel geleerden vonden dat hun situatie moest verbeteren. Een van hen was Adam Smith. Die schreef: ieder probeert zijn geld zo te gebruiken dat de opbrengst zo hoog mogelijk is. Ij heft alleen zijn eigen zekerheid, zijn eigen winst op het oog. Dit gezond eigenbelang is de motor van de economie. Wanneer iedereen zoveel mogelijk zijn eigen belangen nastraft, zal ook de welvaart van de hele samenleving stijgen.
De liberalen vonden dat de staat zich zo min mogelijk met de economie moest bemoeien. Ieder mens moest de gelegenheid krijgen om zich op basis van zijn eigen talenten omhoog te werken. Ze vonden dat iedereen voor de wet gelijk moest zijn. Ze meenden dat het gezag uitgeoefend moest worden door verantwoordelijke burgers. Daarom hechtten ze veel waarde aan het parlementaire stelsel.
In 1848 was het overal in Europa onrustig, burgers, arbeiders, liberalen en nationalisten trokken ten strijde tegen de machthebbers. Omdat hun belangen echter té tegenstrijdig waren, konden burgers en arbeiders vrij makkelijk tegen elkaar uitgespeeld worden.
Grote groepen arbeiders waren in 1848 de straat opgegaan om hun eisen kracht bij te zetten. De schrijvers, Karl Marx en Friedrich Engels, lieten in de slotzinnen van hun boek het Communistisch Manifest geen twijfel over bestaan op welke manier de positie van de arbeiders verbeterd zou moeten worden. In de maatschappij waren er 2 klassen, de bourgeoisie en het proletariaat. Op een gegeven moment zouden de verschillen tussen het arme proletariaat en het rijke bourgeoisie zo groot worden dat de onderdrukte en uitgebuite klasse het niet langer zou pikken. De arbeiders zouden spontaan in opstand komen, waarbij het gebruik van geweld noodzakelijk zou zijn. De klassenstrijd was dan een feit. Voor Marx stond de uitkomst al vast. De Proletariërs zouden winnen. In de nieuwe klassenloze samenleving zou iedereen hard werken en zich volledig inzetten voor het welzijn van de samenleving. De leden van de samenleving zouden niet naar prestatie of kwaliteiten beloond worden, maar naar behoefte. Omdat iedereen kreeg wat hij nodig had, zou diefstal niet meer voorkomen. Kortom: Marx voorspelde het paradijs op aarde.
De werkelijkheid pakte anders uit. In tegenstelling tot wat Marx voorspelde, kregen de arbeiders het niet slechter. De leef- en werkomstandigheden werden juist beter. Omdat de revolutie maar niet wilde uitbreken, gingen de aanhangers van Marx twijfelen of hij wel gelijk had. Sommigen, de communisten, geloofden van wel. Zij wilden geduld ebben en na de “onafwendbare” revolutie de macht in handen nemen.
De sociaal democraten hadden hun kaarten ingezet op een verdere ontwikkeling van de parlementaire democratie. Aan het eind van de 19e eeuw was de aanhang van deze groep in de meeste West Europese landen groter dan die van de communisten.
Paragraaf 5:
De grootste emancipatie beweging was die van de vrouwen. De vrouwen streefden naar gelijke beloning, stemrecht, gelijke behandeling in het gezin en rechtspraak. Maar ook de confessionelen wilden een uitbreiding van hun rechten.
(politici die een bepaalde geloofsovertuiging aanhangen.)
Tijdens de beginfase van de IR verslechterden de leef- en werkomstandigheden van de arbeidersklasse. Dit veranderde doordat de arbeiders in vakbonden gingen. Ook de burgerij vond dat de situatie van de arbeiders verbeterd moest worden. Ze wilden de arbeiders beschaven.
Het beschavingsoffensief bestond uit:
- beter onderwijs voor kinderen -> oprichting leeszalen, bibliotheken.
- Liefde voor de natuur -> kinderen kamerplantjes laten verzorgen
- Sociale woningbouw -> dan zouden ze zich “menselijker” gedragen
- Tegengaan van plat vermaak (kermis) -> er moesten goed georganiseerde feesten
komen, die het gevoel van eenheid en saamhorigheid verstevigden.
- Verbod op drankmisbruik en prostitutie
Parlementaire onderzoekscommissie onderzocht de situatie van de arbeiders in enkele Nederlandse industriesteden. Ze keken vooral naar de situatie van de vrouwen. Arbeidersvrouwen moesten werken in fabrieken, maar dat gold niet voor vrouwen uit de gegoede burgerij. Er kwam een onvrede over de ondergeschikte positie van de vrouwen.
Overal in de westerse wereld ontstond na 1870 een beweging die opkwam voor de rechten van vrouwen: het feminisme. Die richtte zich vooral op het verwerven van kiesrecht. Via het kiesrecht konden vrouwen immers invloed uitoefenen op de inhoud van de wetten.
Ook de katholieken in Nederland werden lange tijd achtergesteld. In de grondwet van 1848 werd “vrijheid van godsdienst” als grondrecht opgenomen. Hiermee werd de weg vrijgemaakt voor emancipatie van de katholieken.
Katholieken/protestanten waren het niet eens met de manier waarop de liberalen steeds verder gingen met het loskoppelen van kerk en staat. Kinderen moesten volgens de katholieke of protestantse leer worden opgevoed. In de grondwet stond dat er “vrijheid van onderwijs” was, maar in de praktijk kwam dit neer op openbaar enderwijs. De bisschoppen lieten vanaf 1870 steeds duidelijker merken dat ze openbaar onderwijs gevaarlijk vonden.
In 1878 werd een nieuwe onderwijswet behandeld. Waarin de financiële gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs niet was geregeld. De katholieke en antirevolutionaire (protestanten) kamerleden stemden tegen. De leider van de antirevolutionairen (Abraham Kuyper) greep naar een laatste redmiddel: een beroep op de koning om de onderwijswet niet te ondertekenen. Tegenstanders van de onderwijswet konden met het zetten van een handtekening kenbaar maken dat ze tegen deze wet waren.
Paragraaf 6
Engeland kende een districtenstelsel. Per district konden voor het Lagerhuis twee afgevaardigden worden gekozen. De indeling in kiesdistricten was sinds 1688 niet meer gewijzigd.
In 1832 werd de Reform Bill aangenomen. Maar liefst 86 kiesdistricten verloren hun vertegenwoordiging geheel of gedeeltelijk. De vrijgekomen 143 zetels werd en toegewezen aan nieuwe industriedistricten.
Het chartisme is letterlijk het handvest van het volk. Het werd opgesteld door William Lovett (1800-1877). Hij had een zuiver politiek programma ontworpen, dat betrekking had op het parlement en bestond uit 6 eisen.
- invoering mannelijk kiesrecht
- jaarlijkse verkiezingen
- mensen met niet zo’n hoog inkomen konden ook in het parlement gekozen worden
- de gekozen parlementsleden zouden loon moeten ontvangen
- nieuwe indeling kiesdistricten
Onder leiding van O’Connor groeide het chartisme uit tot een indrukwekkende massabeweging met meetings, fakkeloptochten en stakingen. Hij schrok er niet voor terug om geweld en wapens te gebruiken. Hij had ook een eigen krant, wat regelmatig opstootjes veroorzaakte.
De regering voerde in de loop van de jaren 40 mondjesmaat sociale verbeteringen door en nam zo het chartisme de wind uit de zeilen.
GIFTIGE GASSEN EN PLOFFENDE BOMMEN
Wat jaartallen
1914-1918: WO1
1917: Russische revolutie
1919: Oprichting van de volkenbond
1924: Dood van Lenin
1929: De Grote Depressie
1933: Hitler kanselier van Duitsland
1935: Neuenberger Wetten
1937: Begin Chinees-Japanse oorlog
1938: Conferentie van München
1939: Begin WO2
1941: Japan valt Nederlands-Indië binnen
1945: Capitulatie Duitsland en Japant, handvest der VN
1948: Oprichting staat Israël
1949: Nederland doet officieel afstand van Nederlands-Indië
Orientatie:
Wo1: imperialisme (het streven naar macht en gebiedsuitbreiding), groeiende nationalisme, wapenwedloop, bondgenootschappen.
De economische crisis ie in 1929 vanuit de VS uitwaaierde over EU was een gunstige voedingsbodem voor de linkse ideologie van het communisme en voor rechtse ideologieën als fascisme en nationaal socialisme.
De VN stelden een speciaal verdrag op waardoor geplande volkerenmoord voortan bestraft kan worden (1948).
Paragraaf 1
Hitler stuurde na zijn machtsovername in 1933 vrijwel meteen aan op een oorlog. Duitsland stapte uit de Volkenbond en hietler verkondigde dat de Duitsers lebensraum nodig hadden. Daarmee kwamen de bepalingen uit het verdrag van versailles onder druk. De duitse economie werd zo snel mogelijk op wapenproductie ingesteld en het leger werd uitgebreid. De Eu landen protesteerden tegen de gebiedsuitbreiding van Duitsland, maar ze waren bang voor weer een wereldoorlog. Hierdoor kon Hitler ongestraft het Rijnland binnentrekken.
Europa’s machtigste land, GB, voerde in de jaren dertig een politiek van appeasement; elke internationale confrontatie werd gemeden.
Tijdens de conferentie van München werd geprobeerd Hitler een halt toe te roepen, maar ij kreeg in ruil voor valse beloften wel Sudetenland van Tsjechoslowakijke. In tegenstelling tot alle afspraken veroverde Hitler in het voorjaar van 1939 vervolgens heel Tsjechoslowakije en toen was het GB en Frankrijk heel duidelijk dat met deze Duitse leider geen afspraken viel te maken.
Polen werd overrompeld tijdens de Duitse Blitzkrieg, een snelle aanvalsoorlog.
In het oosten van Europa werd ook hard gevochten, maar niet vanuit loopgraven. Daar vochten legers op het slagveld tegen elkaar. De russen leden ontzettende verliezen, omdat de soldaten zonder of met slechte wapens op pad werden gestuurd.
1917 brak een revolutie uit in Rusland. De tsaar werd afgezet. In oktober brak een 2e revolutie uit door de communisten.
1918: Bresk-litovsk : de communisten sloten vrede met de Duitsers. De duitsers verplaatstend de soldaten die in het oosten niet langer aan het front nodig waren naar het front in het westen. Het mislukte dankzij de verse Amerikaanse troepen die zich nu pas in de oorlog mengden.
Paragraaf 2
De VS dreven op grote schaal wel handel met Azië en Afrika, maar stelden zich verder isolationistisch op. Ze wensten geen rol te spelen in de internationale politiek.
West-Europa was het economisch centrum van de wereld, het had de voornaamste handels- en industriegebieden en alle belangrijke financiële handelingen verliepen via Europese banken.
De Britse en Duitse economie waren met elkaar verbonden door middel van intensieve handel GB was nog wel het machtigst, maar Duitsland was een belangrijke concurrent.
Na een paar maanden draaide de strijd uit op een loopgravenoorlog., de britten probeerden Duitsland economisch te verzwakken door een handelsblokkade uit te roepen. Alle in en uitvoer van en naar Duitsland werd gehinderd. Hierop reageerde de Duitsers met een onbeperkte duikbotenoorlog die niet alleen de handel van de Britten trof, maar alle handel over zee en indirect ook over land boeren moesten maximaal produceren en de voedselvoorziening stond onder druk. Mannen gingen het leger in, de vrouwen namen hun banen over.
GB en Frankrijk leenden enorme bedragen bij VS om oorlogsmateriaal aan te schaffen. Aan het eind van WO1 stonden ze zwaar in de schuld bij de VS , die bovendien kans hadden gezien hun aandeel in de wereldhandel te vergroten.
Duitsland moest herstelbetalingen doen aan Frankrijk, België en GB. De herstelbetalingen zouden met geen mogelijkheid ooit kunnen worden voldaan. De Franse en Belgische militairen namen het Ruhrgebied in beslag.
De VS bood financiële steun aan Duitsland. Hoewel Duitsland nog geen volledige herstelbetalingen kon doen, gingen de Europese regeringen op een steeds redelijkere manier met elkaar om. Duitsland accepteerde de westgrens die in het Verdrag van Versailles stond en mocht toe treden tot de Volkenbond.
Paragraaf 3:
Totalitarisme (= staat heeft volledige controle op het dagelijkse leven van de mensen). Het bestond uit het communisme en fascisme.
Communisme: Staatsvorm waarbij de staat alles in het land bepaald.
Na de burgeroorlog vestigden de communisten hun macht. USSR diende als grote voorbeeld voor de laagste klassen waartoe de arbeiders en landarbeiders behoorden. De eerste communistische leider, Lenin, stierf in 1924. Na een machtsstrijd in 1927 werd hij opgevolgd door Stalin.
Onder lenin waren veel slachtoffers gevallen als gevolg van hongersnood. De economie was een chaos. De Nep werd ingevoerd. De boeren hadden de vrijheid om te produceren wat ze wilden. Stalin onteigende met behulp van het leger radicaal alles. Particulier eigendom was verboden. Iedereen moest meewrken aan de opbouw van de zware industrie die door de staat was gereguleerd in vijfjarenplannen. De kleine boeren die nauwelijks het hoofd boven water konden houden werden beschouwd als verraders van de communistische leer. De tegenstanders werden terechtgesteld of opgesloten in concentratiekampen in Siberië. Daar verrichtten ze
slavenarbeid in fabrieken en mijnen tot ze er dood bij neervielen.
Koelakken: kleine groep rijke boeren in de S.U. , ten tijde van het tsarisme, die de meeste grond in bezit hadden.
Fasisme
Het communisme is in de periode tussen WO1 en WO2, het interbellum, nergens op dezelfde wijze ingevoerd als in Rusland. Het gevolg van de communistische revolutie en groei van communistische partijenwas een tegenbeweging: het fascisme (macht en gezag). De beweging begon in Italië waar Mussolini in 1922 aan de macht kwam. Zijn aanhang kwamen uit alle rangen en standen van de maatschappij. Maar hadden en paar zaken gemeenschappelijk: ze waren teleurgesteld over de resultaten van WO1, ze waren nationalistisch en bang voor het communisme.
Hitler volgde Mussolini met het nationaal socialisme. Dat is het zelfde als het fascisme, alleen hier werd het antisemitisme er aan toegevoegd. Tegenstanders werden meteen opgesloten in concentratiekampen. Het ministerie van Propaganda coördineerde de verspreiding van de nationaal-socialistischeboodschap,. De radio, een modern communicatiemiddel in die tijd, leverde daaraan ook een belangrijke bijdrage.
Paragraaf 4:
Hitler was de eerste politicus die gebruik maakte van propaganda als machtsmiddel. Elk moment en elke handeling lag in een draaiboek vast.
Een verklaring voor massahysterie in Duitsland is later door historici in verband gebracht met de intimidatie, dwang , onderdrukking en terreur die tegelijkertijd in Duitsland werd ontwikkeld. De buitenlandse kranten schreven vrij over de discriminatie.
Er bestond geen persvrijheid. Tijdens dagelijks gehouden persconferenties kregen journalisten tot in detail van het ministerie van Propaganda te horen wat er wel en niet gemeld mocht worden.
De Duitse jeugd kreeg op school te maken met leerboeken vol nationaal-socialistische ideologie. En in vrije tijd werden ze verplicht deel te nemen aan Jungvolk, Bund Deutscher Mädel en de Hitlerjugend.
Paragraaf 5:
Wapens.
WO1: vlammenwerper, duikboot, tank, gifgas
WO2: vliegtuigen, bommen
Met 2 enorme klappen wed weliswaar en definitief einde gemaakt aan WO2, maar de onvoorziene en langdurige gevolgen ervan brachten ook een discussie op gang over het gebruik van dit wapen.
Paragraaf 6:
De ideologie van het nationaal-socialisme was racistisch, omdat het uitging van hogere en lagere mens soorten. Daarnaast was het ook antisemitisch. Bij alles wat er fout was gegaan in het Duitse rijk, gaf hitler de schuld aan de joden.
Duitsers waren volgens het nationaal-socialisme van het Germaanse volk en hoorden tot het Herrenvolk. Ze moesten als Übermenschen heersen over Slavische volken. Mensen met joods bloed waren Untermenschen en die moesten worden verwijderd uit de raszuivere samenleving. Jongens en meisjes moesten een partner kiezen van “zuiver” bloed.
Paragraaf 7:
Voor nederland was WO2 een discontinuïteit, een breuk in de geschiedenis.
OP STOOM en giftige gassen, ploffende bommen
ADVERTENTIE
Fix onze energie!
Studeer energie & techniek. Iedereen staat te springen om jou! We hebben namelijk veel technische toppers nodig die de energie van morgen fixen. Met een opleiding in energie & techniek ben je onmisbaar voor de toekomst. Check Power Up The Planet en ontdek welke opleiding het beste bij je past!
Check Power Up The Planet!

REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden