Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Nederlanders en hun gezagsdragers 1950 - 1990

Beoordeling 8.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 4848 woorden
  • 8 februari 2004
  • 18 keer beoordeeld
Cijfer 8.1
18 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
H1: De samenwerking in de jaren ‘50 §1: Gezagsdragers respecteren elkaar en worden gerespecteerd door de bevolking. Gezagsdragers hadden vaak nog naast hun gezagsfunctie een beroep als hoogleraar, vertegenwoordiger van een krant, of bestuurslid van een vakvertegenwoordiging. In 1950 ontstond de SER, Sociaal Economische Raad. Dit was een orgaan die regering advies gaf op sociaal en economisch gebied. Er zitten in de SER 45 vertegenwoordigers. 15 van de verzuilde organisatie van werkgevers, 15 van de vakbewegingen, en 15 van door de regering benoemden, vaak hoogleraren. Redenen voor de eis van consensus en ordening waren: • Bang voor een terugkeer van de langdurige werkloosheid. • Na de oorlog werkten de PvdA en de KVP samen, deze partijen vonden het belangrijk dat er een goede wederopbouw kwam. • Men was bang voor moreel verval, dat men de regels ging ontduiken in plaats van naleven, als mensen moreel verval zouden plegen, zouden ze overstappen naar de CPN, de Communistische Partij van Nederland, en dat mocht absoluut niet gebeuren. • De Nederlandse gezagsdragers waren uitgeschakeld of ondergeschikt na de oorlog, men wilde weer sterke gezagsdragers, hierdoor eiste men consensus en ordening. • Men was bang voor een maatschappelijke crisis in het gezin, na de industrialisatie werden nieuwe huizen gebouwd maar men vond die te klein. Hierdoor gingen vooral de katholieken aan geboortebeperking doen, en werd het gezin ondermijnd. Ook het gevaar dat de vrouw in de industrie ging werden woedde. Ze kon het gezin dan niet meer goed beheren. In 1945 werd de Stichting van arbeid opgericht door sociale partners. De stichting werd gelijk ingeschakeld als adviesorgaan van de regering voor loonvorming. Later nam de SER het werk over van de Stichting Van Arbeid, en ook de regering zelf voerde een beleid over de loonvorming. In 1952 werd het ministerie van Maatschappelijk werk opgericht. Voor meisjes werden speciale opleidingsscholen gemaakt om daar zich voor te bereiden op hun taak voor later, het gezin onderhouden. Zo oefenden de gezagsdragers invloed uit op het leven van de Nederlander: • Veel dingen werden gesteld, weinig dingen werden ter discussie gesteld. • De gezagsdragers legden een de nadruk op het grote verschil te de zuilen. • De gezagsdragers heersten ook op gebied van persoonlijke omgangsvormen. • De gezagsdragers deden een beroep op het algemeen besef van saamhorigheid. Zo kwam het tot uiting dat het volk respect had voor de gezagsdragers: • Zuilen hielpen elkaar tegen aanvallers • Het grootste gedeelte van de bevolking stemde trouw op hun eigen zuil. • Weinig mensen lieten hun eigen stem horen in de politiek. • Bijna niemand hield zich bezig met politieke activiteiten, omdat men wel tevreden was over partijenstelsel dat bij de zuil hoorde. § 2: Ouders steunen gezagsdragers. Jongeren werden strak gehouden. Ze moesten gehoorzamen en respect tonen voor de ouders maar ook voor andere gezagsdragers. Op het gebied van seks werden jongeren heel strak gehouden. Bij de katholieken ontstonden speciale jongens - en meisjesscholen. Harmonieuze ongelijkheid moest het gezin in goede staat bij elkaar houden. De vader was de hoogste, de moeder deed het huis, de oudste kinderen moesten voor de jongeren zorgen. Jongens en meisjes werden speciaal behandeld. Meisjes moesten hun moeder helpen met het huis en als ze ouder waren dan moesten ze voor de kinderen zorgen. De jongens moesten met hun vader meedoen als de vader een baan in de buurt had. Meisjes gingen naar de MMS (havo) jongens naar de MULO (mavo). Het was een noodzaak om de kinderen van de straat te houden, vooral de jongens. De jongens werden daarom ook aangespoord om op één of meerdere verenigingen te gaan. De overheid hielp de ouders door de verenigingen te subsidiëren.
§3: Kerken steunen gezagsdragers. In 1917 was ongeveer éénderde van de scholen confessioneel. In 1950 nam het toe tot tweederde. De scholen controleerden ook het gedrag van de leerlingen buiten schooltijd. Alle zieken konden rekenen op regelmatig bezoek van een geestelijke veelal als een “aalmoezenier” vast aan het ziekenhuis was verbonden. Er waren veel verenigingen vanuit de kerk, die de jeugd bezighield in hun vrije tijd. De wetten en regels weerspiegelden een christelijk - ethisch denken. De belangen van de confessionelen kregen voorrang, dit weerspiegelde een overwicht van kerkgemeenschappen met veel confessionele zuilen. §4: Vakbonden steunen de gezagsdragers tot halverwege de jaren ’50. Er waren 3 verzuilde vakbondscentrales, de KAB, NVV en de CNV. De leiders van de vakbonden moesten alles regelen. De vakbonden kwamen op voor alles van de arbeiders, zo ook bijvoorbeeld vrij tijd en gezondheid. Elke vakbond had zijn eigen krant, of verzekering, of boeken en tijdschriften. In 1955 groeide er ontevredenheid over de arbeidsverhoudingen, arbeiders hadden geen inspraak en de lonen bleven achter. H2: Mentaliteitsverandering in de jaren ’50 en ’60. §1: Er ontstaat een verandering in de mentaliteit Er kwam na 1965 een versnelde mentaliteitsverandering in de Nederlandse Samenleving. • Nederlanders gingen andere eisen stellen aan zichzelf, aan elkaar en aan de gezagsdragers: men eiste een betere verdeling van het gezin, de man leuk werk, de vrouw ook buitenshuis werken, en alles moest te bespreken zijn met elkaar. Van de gezagsdragers werd geëist dat men inspraak kreeg en dat ze verantwoording aflegden voor wat ze deden. • Mensen werden mondiger: Men wilde dat ze aan hun rechten gehouden werden. Ook kregen ze cursus om voor zichzelf op te komen. • Tegelijk nam de sociale controle af: de sociale controle nam af, men kende elkaar niet allemaal meer, en iedereen kon veel meer zijn eigen gang gaan. • De wereld van jong en oud werd breder: Er kwamen meer mogelijkheden om verder weg te gaan dan het eigen dorp, ook met de kennis was dat zo, door de televisie zagen mensen wat er in andere gebieden gebeurde, door de vliegreizen en de auto kon met op vakantie. §2: Oorzaken van de mentaliteitsverandering. • Snelle en brede industrialisatie: er kwamen veel meer bestedingen in de industrialisatie.Er kwam schaalvergroting, en men streefde naar een betere organisatie van het bedrijf. Kleine bedrijven verdwenen. De productiviteit nam toe. Er kwam meer vervoer per vrachtauto. Landbouw industrialiseerde enorm snel. • Meer werk bij de overheid en in de dienstverlening: Werkgelegenheid landbouw nam af, en in de sociale sector nam het toe. Er kwam meer productie per mechanisme, en er werd scholing geëist. • Het toenemen van de mobiliteit: Er ontstonden grote forensengemeenten waar veel verkeer was tussen werk en wonen. In de jaren 50 ontstonden bromfietsen en in de jaren 60 auto’s, hierdoor konden er grotere afstanden afgelegd worden tussen werk en wonen. • Groeiende welvaart: Er ontstond een consumptiemaatschappij. Er kwamen meer luxe artikelen en door de reclames konden mensen deze ontdekken. In de jaren 60 gingen ook de lonen omhoog. De werkweken namen in uren af, en er ontstond meer vrije tijd. • De komst van de verzorgingsstaat: De overheid zorgt voor de veiligheid, de welvaart en het welzijn van de burgers. • Het doorbreken van sociale verbanden: Men leefde niet zoveel meer met het gezin en de familie, ook de kerk werd niet meer als belangrijk gezien. • De komst van de televisie: veel mensen kregen een beter inzicht wat er in de rest van de wereld gebeurde. • Meer opleidingen voor jongeren: Door de hogere scholingseisen voor werk, werd er veel meer deelgenomen aan hoger onderwijs. §3: Veranderingen in de politieke cultuur Door de groeiende welvaart en de komst van de verzorgingstaat voelden Nederlanders zich niet meer zo afhankelijk van de traditionele gezagsdragers. Er kwam meer interesse voor de rest van de wereld, dit heet secularisatie. Hierdoor kwam er ontzuiling. De godsdienst werd naar de achtergrond gedrongen, vooral bij de Katholieke zuil merkte je dat er secularisatie en ontzuiling plaatsvond. Er vonden mentaliteit en sociaal-economische veranderingen plaats. De politieke gevolgen daarvan waren als volgt: • De gezagsdragers zijn bereid tot aanpassing: De gezagsdragers hadden de indruk dat de Nederlandse samenleving aan het veranderen was, ze wilden er aan meehelpen en pasten zich aan, aan de veranderingen. • De positie van de gehuwde vrouw verbeterde: De meeste confessionelen vonden dat een gehuwde vrouw niet mocht werken. Er werd een motie ingesteld tegen het verbieden van het werk van gehuwde vrouwen. • Moralisme maakte plaats voor tolerantie: Er werd meer geaccepteerd in de samenleving, ook voorbehoedsmiddelen werden geaccepteerd door de Katholieke gezagsdragers. • De vakbonden werden strijdbaarder: Vakbonden gingen ook strijden voor materiële belangen, ook durfden ze de strijd aan te gaan met de regering. • Onder intellectuelen en jongeren ontstond oppositie: De beter geschoolde jongeren nemen afstand van de opvattingen van de zuilen. Er werd in ’60 geprotesteerd tegen o.a de NAVO. Er ontstonden veel jongerengroepen die gingen protesteren, mensen kregen een grotere mond, en kregen als beloning meer inspraak
H3: Gezag onder druk: emancipatie van jongeren in de jaren ’60 en ‘70 §1: De houding van jongeren ten opzichte van het gezag verandert. Nog weinig mensen hadden respect voor het gezag, vooral de jeugd niet. De nozems en de existentialisten staken erbovenuit. De jongeren ontwikkelen hun eigen leefstijl. De nozems hadden een brommer en een vetkuif en dronken bier. Ze onderscheidden zich van de rest door kleding en gedrag. De nozems vormden slechts een klein percentage van de werkende jeugd, maar door hun normen en waarden vielen ze het meest op. Jongeren ontwikkelden een subcultuur, uiterlijk en innerlijk. Er ontstond een groep: de existentialisten. Ze gedroegen zich als Fransen. Zwarte kleding, Franse wijn dronken ze. De reden waarom de jeugd een subcultuur ontwikkelde was omdat ze zichzelf wilden zijn, en niet onder de strikte macht van iemand staan, bijvoorbeeld ouders. In de jaren ’60 werd het verschil steeds kleiner tussen schoolgaande en werkende jeugd, ze hielden beiden van “The Beatles” en kleedden zich net zoals hen. §2: ouders en andere gezagsdragers krijgen begrip voor de jeugd. Waarom ouders en gezagsdragers onder de indruk waren van de jeugd kwam mede door: • Jongeren beschikken over meer geld: jongeren kregen zelf werk, de lonen waren al omhoog gegaan, het gezinsinkomen was dus hoger en de jongeren hadden meer geld om uit te geven in de vrije tijd. • Jongeren krijgen steeds meer onderwijs: Doordat jongeren een goede schoolopleiding gingen volgen, werden ze vaak slimmer dan hun ouders, die vroeger geen opleiding gehad hebben. De ouders kregen veel respect voor de jeugd, en steunden de jeugd in sommige gevallen, zoals het mee doen aan de politiek. §3: Jongeren komen in botsing met gezagsdragers De jongeren hadden hun eigen eisen confronteerde het gezag hiermee. De provo’s eisten vrijheid, gelijkheid en creativiteit. Met provocaties verleidden de provo’s het gezag tot buitensporig geweld. Ook was er altijd media aanwezig bij de provocaties. Scholieren voerden als actie “sit-ins” , “teach-ins”, en “happenings”. Happenings waren allemaal ludieke acties. Bij de sit-ins gingen de studenten massaal op de grond zitten, omdat stoelen burgerlijk waren. Een sit-in kon gemakkelijk veranderen in een teach-in, bij een teach-in gingen de jongeren discussiëren over recente en actuele onderwerpen, en het lesgeven van ene leraar onmogelijk maken. Studenten gingen universiteiten en ook andere gebouwen bezetten, om hun eisen af te dwingen. Ook scholieren hadden de neiging om deze acties te gaan uitvoeren, ze eisten inspraak in het rooster en egalitaire gedragsvormen binnen school. Het rode boekje werd gemaakt door een groepje leraren die de scholieren aanspoorden tot permanente actie, hun motto was: “Als de schoolleiding je eisen inwilligt, waren je eisen niet belangrijk genoeg. Pas als de schoolleiding weigert, ben je waar je wezen moet. Er waren acties MET en ZONDER geweld. Er kon worden gediscussieerd of geprovoceerd. §4: De gezagsdragers reageren De gezagsdragers begonnen het gedrag van de jeugd te tolereren en op ene mildere wijze aan te pakken. Door middel van praten en overleggen, de jeugd inspraak te geven, probeerden de gezagsdragers de grip op de jeugd terug te krijgen. Zolang er geen geweld aan te pas kwam, zegde de regering veel toe. §5: De positie van de jongeren verandert Jongeren kregen inspraak in de wijk, ze hadden een eigen wijkraad. Georganiseerde jongerengroepen kregen gemakkelijker toegang tot overheden en het parlement. In 1972 werd de kiesgerechtigde leeftijd verlaagd tot 18 jaar. Er werden schoolparlementen ingesteld waar leerlingen inspraak kregen. Deze hadden heel veel macht. Jongeren kregen meer inspraak en hadden het beter. H4: Gezag onder druk: emancipatie van vrouwen in de jaren ’60 en 70 §1: Veranderingen in het gezin in de positie van de vrouwen Het ideaal dat bij vrouwen thuishoorde verdween langzaam. De vrouw begon zich te beseffen dat er een geen groot verschil tussen mannen en vrouwen was in de politiek en arbeidsverhoudingen. In het gezin uitte het gedrag zich door persoonlijke behoeften en niet door traditie. In de jaren ‘ 60 en ’70 ontstaat de leefwijze “commune”, een kleine of grote groep mensen die in een kraakpand of een boerderij wonen. Ze gedragen zich anders, meer ruimte in beslissingen bijvoorbeeld vrije seksuele verhoudingen en ze kleden zich anders.
§2: Oorzaken van de verandering • De uitvinding van de pil: Hierdoor kan men ook liefde bedrijven zonder kinderen te krijgen, men ging zich losser voelen • De vraag naar gehuwde vrouwen op de arbeidsmarkt stijgt: De vraag naar mensen in de sector ziekenzorg, verpleging en onderwijs steeg terwijl het percentage ongehuwde vrouwen afnam. • In het huishouden is minder werk nodig: Door elektrische apparaten kost het doen van het huishouden minder tijd en moeite. De vrouw hield tijd over. • Meisjes en vrouwen verkleinden hun onderwijsachterstand: Steeds meer meisjes en vrouwen gingen vervolgopleidingen doen. • Ideeën over gelijkheid werden populair: De politieke partijen gaven veel om de ideeën over gelijkheid, “gelijke kansen voor iedereen”. • De tweede feministische golf ontstaat: de MVM en Dolle Mina: tussen 1968 en 1970 ontstonden de MVM en Dolle Mina die opkwamen voor de positie van de vrouw in de maatschappij. §3: Vrouwenbewegingen contra gezagsdragers Overeenkomsten en verschillen tussen MVM en Dolle Mina: Dolle Mina was net zoals de provo’s, ludieke acties voeren. Legalisering van abortus, gratis kinderopvang en gelijkstelling van mannen en vrouwen in de arbeid en onderwijs. MVM deed het meer met woorden en speelde het via de politie. In de jaren ’70 ging men demonstreren voor de legalisering van de abortus. §4: De reacties van de gezagsdragers Het centrale strijdpunt in de jaren ’70 was de abortusstrijd. Veel confessionele politici en gezagsdragers wilden het gezin zoals het vroeger was. In 1981 werd een compromis gesloten, maar sommigen gingen hier nog niet mee eens, en gingen demonstreren, de politie zou hier hard ingrijpen. Tijdens de jaren ’70 werden de eisen van de vrouwen langzamerhand geaccepteerd, echtscheiding werd mogelijk in 1971. In 1974 werd er een emancipatiebeleid opgericht met 9 vrouwen en 5 mannen erin. Tussen 1975 en 1980 kwamen er een aantal wetten bij voor gelijkheid: wet gelijke beloning (1975), het wetsontwerp tegen seksediscriminatie (1978), de wet van gelijke behandeling bij arbeid (1980). §5: De positie van de vrouw in de politieke cultuur verandert • Het aantal vrouwelijke ministers/ parlementsleden/ provinciale staatsleden/ burgemeesters/ wethouders nam toe. • Van 1977 tot 1986 waren er staatssecretarissen voor emancipatiezaken • De emancipatiecommissie werd opgevolgd door de Emancipatieraad, die de regering advies moest geven over de emancipatie van de vrouw. • Via vrouwenorganisaties kregen vrouwen meer invloed in de politiek. • Politieke of maatschappelijke vrouwenorganisaties kwamen in aanmerking voor subsidies van de overheid. H5: Gezag onder druk: de rol van de media in de jaren ’60 en ‘70 §1 De houding van de media ten opzichte van het gezag verandert In het midden van de jaren ’60 kwam er een nieuwe generatie journalisten die hun onafhankelijkheid wilde bewijzen. Ironie en kritiek kwam in plaats van beleefdheid en respect, men werd mondiger. §2: oorzaken van de veranderingen • De dagbladen ontzuilden: de verzuilde dagbladen verdwenen, de nieuwe generatie journalisten wilden hun eigen mening geven en niet de mening van een zuil. • De verzuilde omroepen kregen concurrentie van commerciële zenders, de TROS en Veronica: Commerciële omroepen bleven verboden tot 1991, wel kwam er in 1967 reclame op TV en radio. Veronica was verboden maar zond illegaal uit vanuit een schip op de Noordzee. Deze”piratenzenders” werden vanaf 1974 verboden. In 1966 kwam de TROS als 1e niet verzuilde omroep. En later kwam Veronica als niet commerciële omroep (1976) • De omroepen willen vooral populaire programma’s voor de vrijetijdsbesteding. Er kwamen veel programma’s om de bevolking te vermaken, te amuseren. §3: De media komen in botsing met de gezagsdragers De media nemen het op voor de opstandige jongeren, veel kranten werden kritische kranten, en de verzuilde kranten bestonden haast niet meer. De media geeft een negatief beeld weer van de gezagsdragers. Ook bracht de media nieuwe onderwerpen in zoals: de derde wereld, milieu, homofilie, etc.
§4: De reactie van de gezagsdragers Door middel van persvoorlichters en communicatietrainingen behielden de gezagsdragers de pers en zo gingen ze er meer gebruik van maken. Er kwamen meer politieke programma’s op de TV en radio. De regering trad bijna niet meer op tegen ongewenst gedrag van de media. §5: De positie van de media in de politieke cultuur verandert blijvend De media speelden een belangrijke rol voor de burgers en politiek: • De verkiezingsstrijd werd uitgevochten op tv en niet meer in de zaalen in kleine kamertjes • Door ontzuiling nam het percentage zwevende kiezers toe, door middel van de tv werden deze zwevende kiezers beïnvloed, zo konden de zwevende kiezers makkelijk bereikt worden. De overheid heeft de pers nodig: • De media bepaalde wat nieuwswaarde had en om het beleid aan het publiek te verkopen was media nodig
De pers heeft de overheid nodig: • Voor het vroegtijdig verkrijgen van informatie had de media de overheid en politieke partijen nodig H6: Gezag onder druk: het politieke bestel in de jaren ’60 en ‘70 §1: Polarisatie in de politiek De burgers kwamen op voor hun rechten en het gezag werd ter discussie gesteld. Er was veel commentaar op de politieke machtsvorming. Men meende dat er achterkamertjespolitiek heerste, de zaakjes werden geregeld zonder dat de kiezers er invloed op hadden. De regering werd bestookt door actiegroepen, die medezeggenschap eisten, net zoals Dolle Mina en MVM kwamen er nu ook milieu - actiegroepen . Er ontstond polarisatie, het volk was het niet eens met de regering, de partijen onderling konden het ook niet vinden met de ideeën van elkaar, er kwamen felle discussies, polarisaite. §2: Polarisatie in de arbeidsverhoudingen De arbeidsverhoudingen na 1969 werden steeds slechter, maar er gingen dingen veranderen: • Er kwamen demonstraties, als er bedrijven gesloten moesten worden. • Er kwam een loonpolitiek: de Wet op Loonvorming, hierdoor kon de regering de CAO’s ongeldig verklaren omdat de regering de loonstijgingen te hoog vond. • De vakbewegingen eisten als antwoord op de looningrepen verdere loonnivellering, medezeggenschap en bescherming van de sociale zekerheid. • De ondernemers eisten meer vrijheid en meer onderhandelingsruimte tussen werkgevers en werknemers.
§3: Vernieuwingsbewegingen in de politiek. Er ontstonden aan het eind van de jaren ’60 nieuwe partijen: D’66, Nieuw Links, en de PPR. D’66 werd vlak na de nacht van Schmelzer opgericht door een groep hoogopgeleide jongeren. Veel jongeren stemden op de partij. Ook Nieuw Links was een groep hoog opgeleide jongeren, die vonden dat de PvdA te oud was, en ingeslapen en verroest. Binnen korte tijd had de jonge garde de macht over genomen binnen de PvdA, ze steunden veel buitenparlementaire acties, wat de oude garde afkeurde. De PPR werd in 1968 opgericht. De partij ontstond door vooral jongeren, die teleurgesteld waren over de nacht van Schmelzer. De D’66 wilde een democratie waarin de burgers een actief aandeel zouden hebben (participatiedemocratie). Ze wilden dat op de volgende manier doen: • Er moest een progressief en een conservatief blok komen. • De minister-president zou direct door het volg gekozen moeten worden. • Het stelsel van evenredige vertegenwoordiging zou vervangen moeten worden door het districtenstelsel. Nieuw Links wilde dat de macht van de top naar de basis zou verschuiven, dat dus de plaatselijke partijafdelingen de macht zouden krijgen. Ook was Nieuw Links een voorstander van de polarisatie, de verschillen mtuusen links en rechts moesten volgens hen duidelijk gemaakt worden, ze zouden niet samenwerken in een coalitie met de KVP, dit was de Anti-KVP-Motie. De PPR vond dat de macht veel meer naar de basis moest, omdat de mensen zich er niet bij betrokken voelden als de overheid alles regelde. §4: effecten van de vernieuwingsbewegingen op de politiek. Door de vernieuwingsbewegingen traden er veranderingen op in de politiek: • De oude politieke gezagsdragers kregen het moeilijk: De oudere generatie partijleiders kregen het moeilijk, ze wisten niet wat ze moesten doen tegen de vernieuwde voorstellen van de nieuwe partijen. • Het Progressief Akkoord kwam tot stand (PAK): Het PAK was een Progressief Akkoord tussen Nieuw Links, PvdA en de PPR. Hierin bespraken ze punten die ze zouden uitvoeren als ze een coalitie konden vormen. • Het kabinet Den Uyl probeerde vernieuwingen door te voeren: In 1963 kwam het kabinet Den Uyl tot stand, de PAK had geen meerderheid behaald dus was geen kabinet geworden. Er zaten nu 10 PAK ministers en 6 KVP en ARP ministers in het kabinet. Deze voorstellen legde het kabinet Den Uyl aan de Tweede Kamer voor: • Nivellering van inkomens: het verschil tussen hoge en lage inkomens moest een gemiddeld inkomen vormen. Een kleiner verschil moest er dus komen • Een nieuwe regeling van de ondernemingsraden: De vertegenwoordigers van werknemers moesten meer inspraak krijgen • Een wijziging in de grondpolitiek: Bij toewijzing van grond moest de prijs niet omhoog gaan, bij onteigeningen van grond, zou de grondeigenaar slecht de prijs terugkrijgen dat het land waard is al landbouwgrond • De vermogensaanwasdeling: De arbeiders zouden moeten kunnen delen in de winst die de bedrijven maken. • Grotere invloed van kiezers: De kiezers moesten meer invloed krijgen op de samenstelling van het beleid, zo werd er een einde gemaakt aan de achterkamertjespolitiek. Wat betreft spreiding van inkomen bereikte het kabinet Den Uyl heel wat resultaten. Het minimumloon ging omhoog en het minimumjeugdloon werd in gevoerd, het loon van mannen en vrouwen werd gelijkgesteld. Er kwam huursubsidie voor lagere inkomensgroepen, en de WAO kwam tot stand. Sommige punten waren niet gelukt in het kabinet Den Uyl, dit zijn de redenen: • Doordat de “progressieve drie” geen meerderheid hadden behaald bij de verkiezingen zaten er ook ministers van de ARP en KVP in het kabinet, die doogden het zaakje. • De Linkse ministers kregen van hun achterban nauwelijks ruimte om tot overeenstemming te komen met de confessionele partijen. • Er was veel verzet tegen de hervormingspolitiek: het bedrijfsleven voerde een directe obstructiepolitiek, ook waren er vele problemen door de oliecrisis van 1973, er kwam minder aandacht voor de hervormingsplannen. H7: Naar een hernieuwd evenwicht in de verhouding tussen de Nederlanders en hun gezagsdragers 1977-1990 §1: Nieuwe verhoudingen in de politiek vanaf 1977 In 1977 valt het kabinet Den Uyl. Drie grote confessionele partijen voegen zich samen tot één, het CDA. De PvdA had een goede zege behaald in de verkiezingen, ze hadden 10 zetels erbij, nu voelden ze zich extra sterk. De PvdA stelde TE hoge eisen aan het kabinetsformaat zodat er een kabinet van VVD en CDA kwam. Het christelijke midden (CDA) keert terug als politieke factor. De aanhang van het CDA groeide, die van de VVD nam af, en die van de PvdA bleef gelijk. Hier volgen een paar redenen voor de groei van de PvdA: • Veel kiezers waren de polarisatiestrategie zat, het CDA deed daar het minste aan mee, vooral die van de PvdA was erg. • Het CDA hield ene zekere afstand tot kerken, hierdoor gingen ook niet kerkelijke op het CDA stemmen. • Het CDA won verloren gegane aanhang onder het maatschappelijk middenveld. §2: Politieke opvattingen verschuiven • De maakbaarheid van de samenleving raakt op de achtergrond, mede doordat de PvdA niet in het kabinet zat tot 1989. • Het CDA en de VVD wilden een terugtrekkende overheid en een vrije - marktwerking. Ze vonden dat de overheid zich de laatste jaren veel te veel bemoeide met de bevolking. • De verzorgingsstaat werd steeds duurder begin jaren ’80, veel mensen waren werkloos of arbeidsongeschikt. • De VVD wilde vrijheid en zelfstandigheid voor de burgers ten opzichte van de overheid. • De partijen gingen veel belangrijke dingen inzien, zo werden de partijen langzamerhand minder verschillend van elkaar. • Minder verschillen leiden tot nieuwe consensus, in 1989 kwam het derde kabinet Lubbers, met het CDA en PvdA in het kabinet. Later in 1994, kwam het Paarse kabinet, van Wim Kok, in het kabinet zaten, D’66, PvdA en VVD. §3: Arbeidsverhoudingen veranderen Tussen 1979 en 1984 kwam de 2e economische crisis, de vakbewegingen kwamen in de problemen. De stakingen verloren hun effect en riepen steeds meer maatschappelijk verzet op. Door het ledenverlies van de vakbewegingen werden ze steeds zwakker. In 1982 sloten werknemers - en werkgeversorganisaties het Akkoord van Wassenaar. De werkweek werd verkort tot 38 uur in de week. Ook werden er deeltijdbanen ingevoerd. Een zeer snel stijgende werkloosheid, zeer hoge overheidsuitgaven en het eerste kabinet Lubbers stelde niet veel voor. In 1990 ontstond er een nieuwe consensus, het poldermodel, ene consensus tussen zowel vakbewegingen en werknemersorganisaties, als politieke partijen. Lonen mochten niet sterk stijgen en stakingen moesten vermijd worden. Hierdoor kreeg Nederland een betere concurrentiepositie op de arbeidsmarkt. Er was ook geen polarisatie meer, de politieke partijen leken veel op elkaar, en hadden de voorkeur aan vreedzaam overleg.
§4: Politieke cultuur in de jaren ‘80 De NAVO besloot om in West – Europa kruisraketten neer te zetten, hier kwam veel onenigheid over, de linkse partijen en de groeperingen wilde dit absoluut niet, d3e rechtse partijen wel. Dit vormde de laatste polarisatie. Tijdens het poldermodel, trok de regering zich weinig aan van linkse actiegroepen, maar alleen van de rechtse groepen, want de linkse zouden teveel geld kosten tijdens de slechte economie. In 1945 werd het CPB opgericht door het ministerie van Economische Zaken, het CPB moest de regering adviseren op gebied van financiën. Door de consensuspolitiek voelde de burgers zich meer betrokken bij de politiek, het aantal leden van politieke partijen nam echter af, maar dat kwam doordat men zich aansloot bij modernere organisaties, zoals Amnesty International. Ook jongeren en vrouwen hadden geen behoefte meer aan eigen organisaties. Ook de andere organisaties wilden consensus. Bronnen: De NVHS (1946) De Nederlandse vereniging voor seksuele hervorming, verkocht voorbehoedmiddelen, presenteerde huwelijksbegeleiding, voorlichting over geboorteregeling. Voor katholieken was de NVHS streng verboden. De landbouw industrialiseert
In de landbouw verschenen wat nieuwe dingen, er kwam mechanisering. Veel machines namen het zware handwerk weg. Kleine bedrijven gingen op in grote bedrijven. De verzorgingsstaat
De overheid moest zorgen voor de staat. Er kwamen nieuwe wetten, de AOW ontstond, ook de Bijstandswet kwam. De overheid ging meer zorg steken in de gezondheidszorg, jeugdzorg, bejaardenzorg, etc. Er kwam veel financiering voor kunst/ cultuur / sport / recreatie. De televisie
Rond 1970 begon het televisieleven te bloeien, bijna iedereen had een TV. Iedereen keek naar de TV en het verbreedde de kijk op de rest van de wereld. Men keek alleen maar actualiteitenprogramma’s, want er was niks anders op de TV. De Provo’s
De provo’s richtten het maandblad Provo op. Ze provoceerden het gezagdoor middel van ludieke acties, ze wilden vrijheid, gelijkheid, en creativiteit. Er zijn veel opstoten geweest met de politie. De provo’s streden voor een paar belangrijke doelstellingen, dat waren onder andere: het milieu, ze waren tegen auto’s. Ook de strijd tegen de consumptiemaatschappij was groot. Bij de meeste ludieke acties was pers aanwezig. De provo’s waren slechts een klein percentage van de bevolking, maar er was veel respect voor de provo’s, ze vielen erg op. De kraakbeweging
Er was een flinke woningnood tot de jaren ’70. In de jaren ’70 ontstond er een kraakbeweging die panden kraakten en verhuurden. Vaak waren er rellen met de ME. De kraakbewegingen werden gesteund door linkse groepen en linkse media. De kabouterbeweging

Het was ene kleine beweging die op ludieke wijze dingen wilde veranderen. Ze waren tegen auto’s en voor de vreedzame stad in 1970 behaalden ze 5 zetels, en kort daarna verdween de beweging. De emancipatie van de vrouw
MVM werd opgericht in 1968 door goed opgeleide vrouwen, onder andere d’Ancona. In 1988 wordt MVM opgeheven. Dolle Mina werd niet echt opgericht, maar kwam gewoon bij elkaar. Het was een echte actiegroep die de straat opging om te protesteren. Hierdoor werden ze vele malen meer bekend dan MVM. Hun strijdpunten waren: Vrouwen plasrecht, abortusregeling, gelijkstelling van de man en vrouw. In 1977 was Dolle Mina verdwenen. De bloemenhoven kliniek
Dit was het hoogtepunt van de abortus discussie. In mei 1976 werd de Bloemenhoven kliniek bezet, omdat de overheid de kliniek wilde laten vervolgen. Dit was de enige kliniek waar zwangerschappen van langer dan 3 maanden weggehaald konden worden. Beeldreligie
Op 4 januari 1964 werd in het programma “Zo is het ….” Televisieverslaving belachelijk gemaakt. Er werd met de woorden van “De Heer” gespot over de televisieverslaving. Dit leverde veel commentaar op. De nacht van Schmelzer
De nacht van 13 op 14 oktober 1966. Het kabinet was een coalitie van PvdA, VVD en CDA. Het onderwerp dat op het debat behandeld werd was de begroting van het kabinet Cals. VVD, CHU en KVP waren het niet eens met de voorstellen die het kabinet deed. Om 4 uur ’s Nachts diende Schmelzer een motie in, waarin stond dat de regering met nieuwe voorstellen moest komen. Premier Cals vertelde dat het hele kabinet zou vallen als de motie aangenomen werd. Bijna heel de KVP stemde voor, en de motie werd aangenomen. Het hele kabinet viel. Het kabinet Den Uyl
Het kabinet bestond uit het CDA de VVD en de PvdA. Er zaten 6 ministers van de KVP en de AR in, die het zaakje moesten dogen. Maar er kon geen akkoord gevonden worden tussen de KVP en de PvdA, dus viel het kabinet in maart 1977. Het kabinet had vele tegenslagen gehad. Kruisraketten
Rusland had in de Oost – Europese landen SS-20 kruisraketten geplaatst. De NAVO had hierop gereageerd, en plaatste hierop 464 raketten in West – Europa. Veel linkse groeperingen waren hiertegen en gingen demonstreren, wat tevens de laatste de laatste polarisatie actie was. Toen er een andere bevelhebber aan de macht kwam (Gorbatsjov) wilde Rusland wel onderhandelen ever vrede en zo werden de raketten verwijderd uit Oost – Europa door Rusland en uit West – Europa door de NAVO.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.