0.1 Aantekeningen
Censuskiesrecht: hoe meer belasting je betaald hoe meer kiesrecht je had.
4 zuilen:
1. Rooms – Katholieken à confessionele partijen
2. Protestanten à 3. Socialisten à 4. Liberalen à algemeen kiesrecht
Voordelen districtenstelsel: - geen versplintering - je kent diegene op wie je stemt
2 strijdpunten: 1. kiesrechtuitbreiding
2. financiering bijzondere scholen oplossen
Mensen die naar bijzondere scholen gaan, moeten ook betalen voor openbare scholen. Openbare scholen worden ook betaald van het belastinggeld 1917: beide scholen krijgen geld
Consensus: algemene overeenstemming, dit moet wel in Nederland anders heb je nooit een meerderheid. Socialisten mogen niet meedoen aan de regering door de revolutiepogingen van Troelstra een paar jaar geleden.
0.1 Samenvatting
1848: grondwetswijziging beperkte de macht van de koning. Hij mocht de ministers nog wel benoemen maar ze niet meer zomaar wegsturen. Het parlement kon aandringen tot vertrek van een minister. De koning en zijn ministers waren het niet eens met deze reeks veranderingen en weigerden soms op te stappen.
1866-1868: parlement weigerde de begroting goed te keuren, waardoor de ministers geen geld meer kregen.
Politieke macht van het staatshoofd gebroken; rol was alleen nog maar ceremonieel en symbolisch à belangrijke stap in de richting van een parlementaire democratie
Maar er was geen echte democratie, alleen de rijke burgers konden stemmen. Er werd gestemd via een districtenstelsel. Nieuwkomers hadden het hierdoor heel moeilijk, zij moesten namelijk de meerderheid halen. Heel veel Nederlanders stonden in de 19e eeuw noodgedwongen aan de politieke zijlijn. Na 1870: mensen begonnen zich steeds meer te roeren. - verbeterde scholing - groei aantal vakmensen - opkomst vakbonden & standsorganisaties
hierdoor kwamen de liberalen onder druk te staan. Gevolg: stemrecht werd stapsgewijs verlaagd
Armoede à stimuleerde ontevreden Nlérs om zich te verenigen en op te komen voor de belangen
Discriminatie à van hun eigen groep
Gebrek aan inspraak à Door bijv.: stemverenigingen en politieke partijen
Protestanten, katholieken en socialisten drongen aan op verdere uitbreiding van het kiesrecht. 1917: algemeen mannenkiesrecht. Het districtenstelsel wordt vervangen door evenredigheidsstelsel
0.2
Strenge protestanten hebben het eerst een tijd voor het zeggen gehad, maar zij zijn door een relatief kleine maar economisch sterke groep verdreven. Protestanten vonden de liberalen te tolerant tegenover de katholieken uit het zuiden. Openbare scholen waren te modern. Protestanten wilden terug naar het strenge christelijke onderwijs waarin aan Gods woord niet getwijfeld kon worden. De oude zekerheden mochten de jeugd niet langer onthouden worden. 1848: iedereen vrij om scholen op te richten, maar de staat betaald alleen de openbare scholen!! Liberalen à openbare school is neutraal, maakt de Nederlanders tot een volk
Protestanten à geloofsgemeenschap belangrijker
Katholieken à moesten weinig weten van de liberalen en hun moderne idealen: daarom toch samenwerken?
Arbeiders probeerden zich te organiseren in vakbonden. Werden hierin tegengewerkt door ondernemers en gezagsdragers. - lastige arbeiders werden ontslagen - gearresteerd en opgesloten
Socialisten tegen staatsfinanciering bijzondere scholen: er zou in deze scholen toch weinig goeds over de socialisten gezegd worden. Liberale overheid moet opkomen voor arbeider. Radicale arbeiders vertrouwen de overheid niet meer
0.3
1917: Cort van de Linden: herziening van de grondwet · financiële gelijkstelling scholen · mannenkiesrecht
Rol liberalen werd kleiner door de vele nieuwe kiezers. Om een meerderheid te krijgen moest er worden samengewerkt. Alleen door in te schikken kon dat à consensuspolitiek! Gezagsdragers moesten hun achterban ook tevreden houden. Ervoor zorgen dat hun leden en kiezers niet overlopen naar een andere partij. Zij moesten eenheid bewaren en contact met andere groepen beperken. Protestante en katholieken gingen steeds hechter organiseren. De verzuiling moest in stand gehouden worden. Politieke cultuur bevorderde verzuiling van de samenleving. Men moest gehoorzaam zijn aan de eigen gezagsdragers van hun eigen zuil. Dit was tot de jaren ’50 vanzelfsprekend. 0.4
1917-1940: rol confessionele partijen enorm
zij moesten zorgen voor geloof, rust en welvaart. Pas toen Hitler aan de macht kwam werden er 2 socialisten opgenomen in de regering. 1 Aantekening Evenredigheidsbeginsel: Grootste partij krijgt het meeste. Kleintjes komen ook aan bod. Je moet wel zorgen dat je consensus houdt: 1. wederopbouw
2. crisis voorkomen
3. bang voor moreel verval
Crisis binnen het gezin moest ook voorkomen worden. Vele gezinnen waren al uiteengevallen. Verhouding tussen elites was goed. Zij moesten samen het land besturen. Onderin ging men slecht met elkaar om. 1. Samenvatting Politieke en maatschappelijke gezagsdragers: de elite die als leiders Nederland bestuurt. Vernieuwers wilden het gezag van de overheid flink versterken. Vroegere verdeeldheid werd de kop ingedrukt. Verzuiling moest stoppen dit betekende versplintering. Er moest saamhorigheid komen. Daarom werd de Nederlandse Volksbeweging opgericht (NVB) - zuilen moesten om - staat moest een thuis bieden
einde 1945 RKSP à Katholieke Volkspartij (KVP)
ARP & CHU à blijven doorgaan op dezelfde manier
Rechtse liberalen onenigheid à sturende overheid is al snel een dwingende partij
Linkse liberalen à zagen wel wat in een vernieuwingspartij
Een groep linkse liberalen en een paar katholieken en protestanten à doorbraak SDAP à partij van de arbeid
verkiezingen: KVP de grootste PvdA: minder dan de betrokken partijen daarvoor hadden gehad
KVP & PvdA gingen regeren: als de PvdA buiten de regering zou worden gehouden, zouden zij dwars gaan liggen. Een regering zonder de PvdA zou ook nooit op de massale steun van de overheid kunnen rekenen. Evenredigheidsbeginsel: in de consensuspolitiek was de grootte, macht en invloed van de diverse partners leidraad voor de te sluiten compromissen. 1.2
Politieke regels wilden openlijke ruzies zoveel mogelijk voorkomen. Om dit te bereiken waren zij bereid zich te houden aan enkele belangrijke spelregels. Spelregels: 1. de politiek dient serieus genomen te worden
2. niet de strijd maar het resultaat moet centraal staan
3. moeilijke en pijnlijke beslissingen worden op allerlei andere manieren verteerbaar gemaakt
4. beslissingen doorkoken door politieke proffesionals
5. evenredigheidsbeginsel
1945: Stichting van de arbeid: organisatie van werkgevers en werknemers voor centraal overleg over lonen en arbeidsvoorwaarden
1950: SER: adviesraad van de regering op sociaal economisch terrein, bestaand uit vertegenwoordigers van de vakbeweging, de werkgevers en de overheid
SER-adviezen worden meestal zonder veel wijzigingen overgenomen. Deze adviezen komen tot stand met instemming van alle betrokken belangengroepen en zuilen. 1.3
De eigen achterban moest de moeizaam bereikte akkoorden accepteren en zijn eigen leiders gehoorzaam blijven volgen. In de verkiezingsprogramma’s werden de tegenstellingen tussen alle partijen extra aangedikt.
De naoorlogse angst voor verval bleek ongegrond te zijn.
1952: ministerie voor maatschappelijk werk
2 samenvatting:
2.1
regering 1946: collecte ‘Gezinsherstel is Volksherstel’ · duidelijke gezagsverhoudingen in/buiten gezin · sobere en spaarzame levensstijl · huiselijke geborgenheid
er was sprake van: harmonieuze ongelijkheid: binnen het gezin waren de relaties gebaseerd op ongelijkheid. Deze diende vanwege de natuurlijke taakverdeling en gezagsverhoudingen door betrokkenen probleemloos geaccepteerd te worden. Er waren gezinnen die niet aan de ideaalbeelden konden voldoen à sociologen,pedagogen en andere welzijnswerkers zetten dezen weer op het rechte pad. Verenigingen werden door het gezag georganiseerd, maar langzaamaan ontsnapten er wat aan het gezag. 2.2
Invloed van de kerk ging verder dan het geloof.Gehoorzaamheid aan de wetten was van levensbelang, maar de wetten van de kerk en de overheid dienden ook te worden respecteert. Trouw aan de eigen zuil was vanzelfsprekend, contact met andere zuilen dienden te worden vermeden. Gezag van de kerk en de overheid was sterk verweven, onruststokers verloren plaatsje in de kerk, werk en hun uitkering. De KVP getuigde van Christelijk – Ethisch denken = wet en regelgeving werd doordrenkt met de normen en waarden van het christendom door de grote invloed van de confessionele partijen. 1952 verkiezingen: PvdA groter dan de KVP
1954: Bisschoppelijk amendement = herderlijk schrijven van de bisschoppen waarin de katholieken werd verboden zich met het socialisme of zijn organisatie in te laten
2.3
opbouw van de industrie was noodzakelijk door: - oorlogsschade aan havens, wegen en fabrieken - wegvallen Indonesië als economische ruggesteun - na-oorlogse babyboom
3 verzuilde vakcentrales: - katholieke arbeidersbeweging (KAB) - (soc) nationaal verbond voor vakverenigingen (NVV) - (prot) Christelijk nationaal vakverbond (CNV) Leiders van vakbonden speelden een belangrijke rol in de snel groeiende naoorlogse overlegcultuur. Sociale harmonie: samenwerking tussen vakcentrales en werkgevers, betekende een investering voor de toekomst, ook voor de arbeiders. 3 aantekeningen
algemene verandering: 1. mentaliteit van de mensen veranderd
2. Nederland industrialiseert
3. groei van de steden, landelijke dorpen minder
4. minder sociale controle
5. meer overheidstaken
economische veranderingen: 1. fusies, schaalvergroting en minder huisnijverheid
2. meer transport (meer werk) 3. meer werk bij overheid en commerciële dienstverlening
4. bevolking wordt mobieler
5. ontstaan forenzen steden
6. lonen stijgen
7. arbeiders hebben meer vrije tijd
Culturele veranderingen: 1. komst TV
2. NL wordt consumptiemaatschappij (kopen is doel) 3. leerlingen krijgen beter en langer scholing
4. jongeren weten wat ze belangrijk vinden en zijn daar de elite niet langer voor nodig
5. begin secularisatie (kerk minder belangrijk) politieke veranderingen: 1. politieke gezagsdragers weten dat er iets veranderd moet worden
2. leiders confessionele partijen worden moderner
3. vakbonden veranderen jaren ’60 komen ze op voor hogere lonen
3 samenvatting
3.1
fundamentele maatschappelijke veranderingen: 1. populariteit confessionele partijen lopen terug
2. verzuiling ingehaald door wensen moderne tijd
3. gehoorzaamheid jongeren/arbeiders neemt af
1965: breuk van oud naar nieuw
Jaren 50 Jaren 70
Jan met de pet Jan modaal
Pastoor en kerk belangrijk Twijfel aan woord pastoor
Groei van de steden. Er worden grote nieuwbouwwijken uit de grond gestampt. Sociale controle verminderd, de overheid moet dit over gaan nemen. 3.2
Er moet een moderne economie worden opgebouwd. Export moet omhoog, lonen omlaag en goedkope producten zijn het gevolg. Overheid à actieve industrialisatiepolitiek - beter onderwijs - industrialisatienota’s
Er moesten machines komen. Fusies, schaalvergrotingen en overnames werden toegejuicht. Vergemakkelijken mechanisatie. NL wordt steeds minder agrarisch. Mobiliteit neemt toe à forensengemeenten ontstaan. Voor het werk dat Nederlanders niet willen doen worden gastarbeiders gevraagd. 3.3
Komst TV. Eigen zuil wordt opengebroken. Amerika was ook populair. Nederland was op weg een consumptiemaatschappij(levensstijl vanaf de jaren 60 waarbij eenzijdig de nadruk ligt op welvaart i.p.v. welzijn) te worden
School belangrijk, wordt gestimuleerd door de overheid door studiebeurzen en belastingvoordelen. Door betere scholing werden jongeren kritischer. Secularisatieproces: politiek, wetgeving en allerlei organisaties in de samenleving richten zich steeds minder op de christelijke normen en waarden - groeiende scholing - professionalisering - komst TV - consumptiemaatschappij
dilemma kerkleiders: kudde toespreken om ze binnen de zuil te houden of niks doen, want vermaningen zijn gevaarlijk gebleken. NL wordt verzorgingsstaat
1963: Algemene Bijstandswet
3.4
Samenwerking rooms-rood begint steeds stroever te lopen. Motie Tendeloo: 1955: Handelsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw afgeschaft 1956 werd dit een wet
1958: Drees neemt afscheid van de politiek
nieuw kabinet à KVP, VVD, ARP, CHU 4 aantekeningen Gedrag veranderd. Je luistert niet meer naar pastoor en politie. Veranderd door: 1. betere scholing
2. meer geld beschikbaar
3. meer vrije tijd
4. media/muziek belangrijk
ouders/gezagsdragers laten traditionele rolpatronen los. Politieke partijen gaan luisteren. Er komen jongerenafdelingen. Ludieke acties van de provo’s: 1. creëren veel aandacht à allemaal zonder geweld
2. trappen overal tegenaan
3. sit ins
4. willen meer inspraak
men wil duidelijkheid. Kraakbeweging gebruikt wel geweld. Gezagsdragers reageren verbaasd, en met geweld. Men ging praten en luisteren
1. meer inspraakmogelijkheden
2. overheid gaat zich verantwoorden
vanaf ’70: stemmen vanaf 18 jaar 4 Samenvatting 4.1
nozems: lanterfanterende jongeren, de kerk was voor bejaarden
Er kwam een jongerenblad à Twenà zij stelden controversiële onderwerpen aan de orde
Symbool was een pistooltje. Jongeren gingen zich vervelen en dit verwijderde hen van hun ouders
4.2
Jongeren hoger opgeleid dan hun ouders. Brommers werd steeds populairder. TV-programma’s richten zich op jongeren à Top of Flop
Veel ouders stonden hier niet afwijzend tegenover. Afgedwongen gehoorzaamheid was huichelachtigheid geweest. 4.3
provo: beweging van jongeren die welvaartssamenleving ter discussie stelden. Nadruk op vrijheid, gelijkheid, creativiteit. Daagde het gezag uit d.m.v. provocaties en bracht hen in diskrediet door het te verleiden tot buitensporig geweld. Provo zette de mensen aan het denken. Demonstraties voor inspraak en medezeggenschap en tegen de Vietnamoorlog waren schering en inslag. Kabouterbeweging: wees met ludieke acties de overheid op gebreken in de samenleving
Kraakbeweging: radicale groepering die voor buitenparlementair verzet koos. Het gezag werd afgewezen en confrontaties met overheid bij ontruiming van de gekraakte panden niet geschuwd.
4.4
19 maart 1966: filmmaker kloppartij gefilmd. Provo ‘onschuldig’ à beelden kwamen op tv. 14 juni 1966: bouwvakker overleden aan hartaanval tijdens demonstraties. Provo schiet te hulp, boel loopt uit de hand
Hierop besloot de politiek te gaan luisteren naar de burgers. Overheden, autoriteiten en politieke partijen probeerden hun beslissingen steeds vaker openbaar te verantwoorden. 5 Aantekeningen Vrouwen meer aan het werk door: - er is meer werk - hoger opgeleid - wet dat gehuwde vrouwen niet mogen werken opgeheven - komst van de pil - individualisering: men bepaald zelf wat hij of zij doet
Dolle Mina’s opgericht: 1. mannen moeten helpen in het huishouden
2. pil in het ziekenfonds
3. legalisering abortus
Tweede feministische golf in ’68 · Joke Kool Smit schrijft een boek · Provo’s 5 Samenvatting 5.1
Vrouw deelt de lakens uit. Man de baas in huis. Meisjes opgeleid om een goede moeder te worden, huishoudschool of soms de MMS (kantoor aan het werk) Na stijging van de welvaart veranderde dit. Behoefte aan werkende vrouwen neemt toe. Komst pil. Er komt een proces van individualisering op gang. 5.2
tot 1955: arbeidsverbod voor gehuwde ambtenaressen
in 1955: opheffing arbeidsverbod gehuwde vrouwen
1963: komst pil
Bisschop Bekkers: progressieve bisschop (1960-1966) in zijn vele tv-toespraken benadrukte hij de persoonlijke verantwoordelijkheid van de mens. Steeds meer vrouwen gingen langer naar school. Zij begonnen zich af te zetten tegen ongelijkheid. Joke Kool Smit 1967: onbehagen van de vrouw. 1968-1970: 2e feministische golf
1. Man Vrouw Maatschappij (pragmatisch gericht
2. Dolle Mina (radicalen) 5.3
1969: MVM opgericht à gelijkheid mannen/vrouwen ‘positieve discriminatie
1970: Dolle Mina opgericht à ludieke acties - Abortus legaliseren - pil in ziekenfonds - gratis kinderopvang - vrouwen in arbeid gelijk aan de man
1980: Abortus strafbaarheid flink beperkt
5.4
Steeds meer Nlérs vonden dat het gelijkheidsprincipe ook opging voor vrouwen. Binnen de politieke partijen groeide de invloed van vrouwen. 1971: echtscheidingswet
1974: emancipatiecommissie
1977- 1986: staatssecretarissen emancipatiebeleid 6 Aantekeningen Relatie media - politici ontwikkeld
1. media = spreekbuis van de politici (zijn nog verzuild ’50) 2. media kritisch t.o.v. politici ‘60
3. media politici hebben elkaar nodig - gelijkwaardigheid - samenwerking
Mentaliteit van de samenleving veranderd, de overheid moet zich verantwoorden.
Media ontzuilt. Er is sprake van professionalisering, journalisten nemen hun vak serieus. Opkomst van de commerciële omroep. Er mag reclame gemaakt worden. Sensatie
Samenvatting
6.1
’50 media
1. overheid/gezagsdragers alle ruimte en respect
2. beleefdheid belangrijker dan onafhankelijkheid
3. aanwijzingen van hogerhand netjes opgevolgd
Eind jaren ’50 kwam hier verandering in. Journalisten gingen confrontatie zoeken. 6.2 ’60: komst TV à veel kranten verloren
19 april 1960: Radio Veronica
1965: oprichting Tros voor alle Nederlanders
Kijkcijfers worden steeds belangrijker. 6.3
4 januari 1964: zo is het toevallig ook maar eens “beeldreligie” 10 maart 1966: Beatrix trouwt
oktober 1966: Nacht van Schmelzer, Kabinet ten val
6.4
Ouderwetse politieke kopstukken die op TV niet goed overkomen moeten plaats maken. CDA: Dries van Agt VVD: Hans Wiegel
Invloed media op politiek vooral bij de verkiezingen duidelijk. Debatten op televisie. 7 Aantekeningen Nacht van Schmelzer
Kabinet: KVP + PvdA (o.l.v. Jo Cals KVP)
Geld: problemen in maatschappij aanpakken
Deel KVP: teveel geld uitgegeven
Kabinet wordt het eens en komt met voorstel à debat: 18 uur
KVP-fractie: kabinet laten vallen leider: Schmelzer
Harmonie/consensus = ‘50
Polarisatie = ’60 en ‘70
Harmonie/consenus = ’80 en ’90
Oorzaken polarisatie: 1. nacht van Schmelzer
2. economische problemen
arbeiders: overheid moet ingrijpen, nivellering
werkgevers: minder belasting, loonverlaging, ontslagen
regering: confessioneel – liberalen à arbeiders: loonpauze Samenvatting: 7.1
Nieuwlinks: veranderingsgezinde jongeren die zich aangesloten hadden bij de PvdA verenigden zich in een beweging. Zij wilden de partij in linkse richting sturen en hadden het met de KVP gehad. Polarisatie: de neiging/streven om politieke en maatschappelijke tegenstelling te verscherpen. Conflictmodel. 1969: PPR: Politieke Partij, Radicalen. Opgericht uit onvrede na de Nacht van Schmelzer. 7.2
1969: NL een duur land
1. grote deelname aan het onderwijs
2. groeiende aantal bejaarden
3. gestegen kosten gezondheidszorg
4. wedloop stijgende lonen en prijzen
Buitenlandse concurrentie lageloonlanden nam toe gevolg à bedrijfsuitsluitingen en werkeloosheid
Andere bedrijven eisten inspraak in de leiding en nivellering van de inkomens. Overheid schipperen à voorzichtig herstel dirigistisch herstel beleid
7.3
Democraten ’66: Groep jongeren, achterkamer politiek politiekà doorzichtig
Participatiedemocratie: directe invloed burger op politieke beslissingen, bv. Referendum, kiezen Premier
Progressief akkoord: PvdA, D’66 en de PPR besloten met een gezamenlijk programma (keerpunt ’72) en beoogde ministersploeg (schaduwkabinet) de verkiezingen van 1972 in te gaan. De Nederlandse politiek moest democratisch, open en zakelijk worden. De verkiezingscampagne moest moderner. 7.4
29 november 1972: winnaar van de verkiezingen Hans Wiegel progressief, geen meerderheid
11 mei 1973: Kabinet den Uyl
Er komt een wet op ondernemersraden, hierdoor krijgen de arbeiders meer inspraak. 8 Aantekeningen Uitgangspunten CDA
1. solidariteit à PvdA
2. gerechtigheid à PvdA
3. gespreide verantwoordelijkheid à VVD
4. rentmeesterschap
1977-1982 : Van Agt 3x
1982-1994: Lubbers 3x
1994-2002: Kok
Akkoord van Wassenaar: werkgevers gaan akkoord met loonmatiging
Confessioneel: ARP, CHU, KVP à CDA : door stemmenverlies polarisatie (links<>rechts) trok de Christelijke partijen uit elkaar. Midden: D’66
Progressief: PvdA, SP, Groenlinks, PPR/PSP: overheid meer invloed sociale regels à zwakkeren beschermen economie:regels
Liberaal: (rechts) VVD: overheidsinvloed terugdringen minder sociale regels vrije economie
8.1
25 mei 1977: PvdA à grootste partij na de verkiezingen
confessioneel - liberaal kabinet (van Agt – Wiegel) ARP – CHU – KVP à CDA (Christen Democratisch Appel) PvdA buiten spel door polarisatie
Maatschappelijk middenveld: het segment waar de 3 grote partijen (CDA, PvdA, VVD) zich electoraal oprichten. Vakbeweging, boerenorganisaties en werkgeversorganisaties. 1979: Wereldwijde recessie (olieprijzen stegen) 1983: Grote werkeloosheid in Nederland
8.2
Ook de vakbonden gingen samenwerken. NVV + NKV à FNV: Federatie Nederlandse Vakbeweging
Kabinet van Agt vond loonmatiging nodig. Stakingen volgden. Speelruimte van de vakbonden gering. 24 november: Akkoord van Wassenaar: de werkgevers en werknemers herstelden de consensuspolitiek en maakten een einde aan de arbeidersconflicten. Loonmatiging in ruil voor werktijdverkorting en herverdeling van het werk. Poldermodel: naam van de nieuwe consensuspolitiek die rond 1990 ontstond. 8.3
Kruisrakettenkwestie: Het al dan niet plaatsen van kruisraketten in Nederland, als reactie op de Russische dreiging met raketten, polariseerde in 1984 de Nederlandse samenleving. No nonsens aanpak van Lubbers
Civil Society: Geëmancipeerde samenleving waarin mondige burgers individueel of in wisselende groepsverbanden voor hun rechten opkomen.
2. Protestanten à 3. Socialisten à 4. Liberalen à algemeen kiesrecht
Voordelen districtenstelsel: - geen versplintering - je kent diegene op wie je stemt
2 strijdpunten: 1. kiesrechtuitbreiding
2. financiering bijzondere scholen oplossen
Mensen die naar bijzondere scholen gaan, moeten ook betalen voor openbare scholen. Openbare scholen worden ook betaald van het belastinggeld 1917: beide scholen krijgen geld
Consensus: algemene overeenstemming, dit moet wel in Nederland anders heb je nooit een meerderheid. Socialisten mogen niet meedoen aan de regering door de revolutiepogingen van Troelstra een paar jaar geleden.
Maar er was geen echte democratie, alleen de rijke burgers konden stemmen. Er werd gestemd via een districtenstelsel. Nieuwkomers hadden het hierdoor heel moeilijk, zij moesten namelijk de meerderheid halen. Heel veel Nederlanders stonden in de 19e eeuw noodgedwongen aan de politieke zijlijn. Na 1870: mensen begonnen zich steeds meer te roeren. - verbeterde scholing - groei aantal vakmensen - opkomst vakbonden & standsorganisaties
hierdoor kwamen de liberalen onder druk te staan. Gevolg: stemrecht werd stapsgewijs verlaagd
Armoede à stimuleerde ontevreden Nlérs om zich te verenigen en op te komen voor de belangen
Discriminatie à van hun eigen groep
Gebrek aan inspraak à Door bijv.: stemverenigingen en politieke partijen
Protestanten, katholieken en socialisten drongen aan op verdere uitbreiding van het kiesrecht. 1917: algemeen mannenkiesrecht. Het districtenstelsel wordt vervangen door evenredigheidsstelsel
0.2
Strenge protestanten hebben het eerst een tijd voor het zeggen gehad, maar zij zijn door een relatief kleine maar economisch sterke groep verdreven. Protestanten vonden de liberalen te tolerant tegenover de katholieken uit het zuiden. Openbare scholen waren te modern. Protestanten wilden terug naar het strenge christelijke onderwijs waarin aan Gods woord niet getwijfeld kon worden. De oude zekerheden mochten de jeugd niet langer onthouden worden. 1848: iedereen vrij om scholen op te richten, maar de staat betaald alleen de openbare scholen!! Liberalen à openbare school is neutraal, maakt de Nederlanders tot een volk
Protestanten à geloofsgemeenschap belangrijker
Socialisten tegen staatsfinanciering bijzondere scholen: er zou in deze scholen toch weinig goeds over de socialisten gezegd worden. Liberale overheid moet opkomen voor arbeider. Radicale arbeiders vertrouwen de overheid niet meer
0.3
1917: Cort van de Linden: herziening van de grondwet · financiële gelijkstelling scholen · mannenkiesrecht
Rol liberalen werd kleiner door de vele nieuwe kiezers. Om een meerderheid te krijgen moest er worden samengewerkt. Alleen door in te schikken kon dat à consensuspolitiek! Gezagsdragers moesten hun achterban ook tevreden houden. Ervoor zorgen dat hun leden en kiezers niet overlopen naar een andere partij. Zij moesten eenheid bewaren en contact met andere groepen beperken. Protestante en katholieken gingen steeds hechter organiseren. De verzuiling moest in stand gehouden worden. Politieke cultuur bevorderde verzuiling van de samenleving. Men moest gehoorzaam zijn aan de eigen gezagsdragers van hun eigen zuil. Dit was tot de jaren ’50 vanzelfsprekend. 0.4
1917-1940: rol confessionele partijen enorm
zij moesten zorgen voor geloof, rust en welvaart. Pas toen Hitler aan de macht kwam werden er 2 socialisten opgenomen in de regering. 1 Aantekening Evenredigheidsbeginsel: Grootste partij krijgt het meeste. Kleintjes komen ook aan bod. Je moet wel zorgen dat je consensus houdt: 1. wederopbouw
2. crisis voorkomen
3. bang voor moreel verval
Crisis binnen het gezin moest ook voorkomen worden. Vele gezinnen waren al uiteengevallen. Verhouding tussen elites was goed. Zij moesten samen het land besturen. Onderin ging men slecht met elkaar om. 1. Samenvatting Politieke en maatschappelijke gezagsdragers: de elite die als leiders Nederland bestuurt. Vernieuwers wilden het gezag van de overheid flink versterken. Vroegere verdeeldheid werd de kop ingedrukt. Verzuiling moest stoppen dit betekende versplintering. Er moest saamhorigheid komen. Daarom werd de Nederlandse Volksbeweging opgericht (NVB) - zuilen moesten om - staat moest een thuis bieden
Rechtse liberalen onenigheid à sturende overheid is al snel een dwingende partij
Linkse liberalen à zagen wel wat in een vernieuwingspartij
Een groep linkse liberalen en een paar katholieken en protestanten à doorbraak SDAP à partij van de arbeid
verkiezingen: KVP de grootste PvdA: minder dan de betrokken partijen daarvoor hadden gehad
KVP & PvdA gingen regeren: als de PvdA buiten de regering zou worden gehouden, zouden zij dwars gaan liggen. Een regering zonder de PvdA zou ook nooit op de massale steun van de overheid kunnen rekenen. Evenredigheidsbeginsel: in de consensuspolitiek was de grootte, macht en invloed van de diverse partners leidraad voor de te sluiten compromissen. 1.2
Politieke regels wilden openlijke ruzies zoveel mogelijk voorkomen. Om dit te bereiken waren zij bereid zich te houden aan enkele belangrijke spelregels. Spelregels: 1. de politiek dient serieus genomen te worden
2. niet de strijd maar het resultaat moet centraal staan
3. moeilijke en pijnlijke beslissingen worden op allerlei andere manieren verteerbaar gemaakt
4. beslissingen doorkoken door politieke proffesionals
5. evenredigheidsbeginsel
1945: Stichting van de arbeid: organisatie van werkgevers en werknemers voor centraal overleg over lonen en arbeidsvoorwaarden
1950: SER: adviesraad van de regering op sociaal economisch terrein, bestaand uit vertegenwoordigers van de vakbeweging, de werkgevers en de overheid
SER-adviezen worden meestal zonder veel wijzigingen overgenomen. Deze adviezen komen tot stand met instemming van alle betrokken belangengroepen en zuilen. 1.3
regering 1946: collecte ‘Gezinsherstel is Volksherstel’ · duidelijke gezagsverhoudingen in/buiten gezin · sobere en spaarzame levensstijl · huiselijke geborgenheid
er was sprake van: harmonieuze ongelijkheid: binnen het gezin waren de relaties gebaseerd op ongelijkheid. Deze diende vanwege de natuurlijke taakverdeling en gezagsverhoudingen door betrokkenen probleemloos geaccepteerd te worden. Er waren gezinnen die niet aan de ideaalbeelden konden voldoen à sociologen,pedagogen en andere welzijnswerkers zetten dezen weer op het rechte pad. Verenigingen werden door het gezag georganiseerd, maar langzaamaan ontsnapten er wat aan het gezag. 2.2
Invloed van de kerk ging verder dan het geloof.Gehoorzaamheid aan de wetten was van levensbelang, maar de wetten van de kerk en de overheid dienden ook te worden respecteert. Trouw aan de eigen zuil was vanzelfsprekend, contact met andere zuilen dienden te worden vermeden. Gezag van de kerk en de overheid was sterk verweven, onruststokers verloren plaatsje in de kerk, werk en hun uitkering. De KVP getuigde van Christelijk – Ethisch denken = wet en regelgeving werd doordrenkt met de normen en waarden van het christendom door de grote invloed van de confessionele partijen. 1952 verkiezingen: PvdA groter dan de KVP
1954: Bisschoppelijk amendement = herderlijk schrijven van de bisschoppen waarin de katholieken werd verboden zich met het socialisme of zijn organisatie in te laten
2.3
opbouw van de industrie was noodzakelijk door: - oorlogsschade aan havens, wegen en fabrieken - wegvallen Indonesië als economische ruggesteun - na-oorlogse babyboom
3 verzuilde vakcentrales: - katholieke arbeidersbeweging (KAB) - (soc) nationaal verbond voor vakverenigingen (NVV) - (prot) Christelijk nationaal vakverbond (CNV) Leiders van vakbonden speelden een belangrijke rol in de snel groeiende naoorlogse overlegcultuur. Sociale harmonie: samenwerking tussen vakcentrales en werkgevers, betekende een investering voor de toekomst, ook voor de arbeiders. 3 aantekeningen
algemene verandering: 1. mentaliteit van de mensen veranderd
3. groei van de steden, landelijke dorpen minder
4. minder sociale controle
5. meer overheidstaken
economische veranderingen: 1. fusies, schaalvergroting en minder huisnijverheid
2. meer transport (meer werk) 3. meer werk bij overheid en commerciële dienstverlening
4. bevolking wordt mobieler
5. ontstaan forenzen steden
6. lonen stijgen
7. arbeiders hebben meer vrije tijd
Culturele veranderingen: 1. komst TV
2. NL wordt consumptiemaatschappij (kopen is doel) 3. leerlingen krijgen beter en langer scholing
4. jongeren weten wat ze belangrijk vinden en zijn daar de elite niet langer voor nodig
5. begin secularisatie (kerk minder belangrijk) politieke veranderingen: 1. politieke gezagsdragers weten dat er iets veranderd moet worden
2. leiders confessionele partijen worden moderner
fundamentele maatschappelijke veranderingen: 1. populariteit confessionele partijen lopen terug
2. verzuiling ingehaald door wensen moderne tijd
3. gehoorzaamheid jongeren/arbeiders neemt af
1965: breuk van oud naar nieuw
Jaren 50 Jaren 70
Jan met de pet Jan modaal
Pastoor en kerk belangrijk Twijfel aan woord pastoor
Groei van de steden. Er worden grote nieuwbouwwijken uit de grond gestampt. Sociale controle verminderd, de overheid moet dit over gaan nemen. 3.2
Er moet een moderne economie worden opgebouwd. Export moet omhoog, lonen omlaag en goedkope producten zijn het gevolg. Overheid à actieve industrialisatiepolitiek - beter onderwijs - industrialisatienota’s
Er moesten machines komen. Fusies, schaalvergrotingen en overnames werden toegejuicht. Vergemakkelijken mechanisatie. NL wordt steeds minder agrarisch. Mobiliteit neemt toe à forensengemeenten ontstaan. Voor het werk dat Nederlanders niet willen doen worden gastarbeiders gevraagd. 3.3
School belangrijk, wordt gestimuleerd door de overheid door studiebeurzen en belastingvoordelen. Door betere scholing werden jongeren kritischer. Secularisatieproces: politiek, wetgeving en allerlei organisaties in de samenleving richten zich steeds minder op de christelijke normen en waarden - groeiende scholing - professionalisering - komst TV - consumptiemaatschappij
dilemma kerkleiders: kudde toespreken om ze binnen de zuil te houden of niks doen, want vermaningen zijn gevaarlijk gebleken. NL wordt verzorgingsstaat
1963: Algemene Bijstandswet
3.4
Samenwerking rooms-rood begint steeds stroever te lopen. Motie Tendeloo: 1955: Handelsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw afgeschaft 1956 werd dit een wet
1958: Drees neemt afscheid van de politiek
nieuw kabinet à KVP, VVD, ARP, CHU 4 aantekeningen Gedrag veranderd. Je luistert niet meer naar pastoor en politie. Veranderd door: 1. betere scholing
2. meer geld beschikbaar
3. meer vrije tijd
4. media/muziek belangrijk
ouders/gezagsdragers laten traditionele rolpatronen los. Politieke partijen gaan luisteren. Er komen jongerenafdelingen. Ludieke acties van de provo’s: 1. creëren veel aandacht à allemaal zonder geweld
2. trappen overal tegenaan
4. willen meer inspraak
men wil duidelijkheid. Kraakbeweging gebruikt wel geweld. Gezagsdragers reageren verbaasd, en met geweld. Men ging praten en luisteren
1. meer inspraakmogelijkheden
2. overheid gaat zich verantwoorden
vanaf ’70: stemmen vanaf 18 jaar 4 Samenvatting 4.1
nozems: lanterfanterende jongeren, de kerk was voor bejaarden
Er kwam een jongerenblad à Twenà zij stelden controversiële onderwerpen aan de orde
Symbool was een pistooltje. Jongeren gingen zich vervelen en dit verwijderde hen van hun ouders
4.2
Jongeren hoger opgeleid dan hun ouders. Brommers werd steeds populairder. TV-programma’s richten zich op jongeren à Top of Flop
Veel ouders stonden hier niet afwijzend tegenover. Afgedwongen gehoorzaamheid was huichelachtigheid geweest. 4.3
provo: beweging van jongeren die welvaartssamenleving ter discussie stelden. Nadruk op vrijheid, gelijkheid, creativiteit. Daagde het gezag uit d.m.v. provocaties en bracht hen in diskrediet door het te verleiden tot buitensporig geweld. Provo zette de mensen aan het denken. Demonstraties voor inspraak en medezeggenschap en tegen de Vietnamoorlog waren schering en inslag. Kabouterbeweging: wees met ludieke acties de overheid op gebreken in de samenleving
19 maart 1966: filmmaker kloppartij gefilmd. Provo ‘onschuldig’ à beelden kwamen op tv. 14 juni 1966: bouwvakker overleden aan hartaanval tijdens demonstraties. Provo schiet te hulp, boel loopt uit de hand
Hierop besloot de politiek te gaan luisteren naar de burgers. Overheden, autoriteiten en politieke partijen probeerden hun beslissingen steeds vaker openbaar te verantwoorden. 5 Aantekeningen Vrouwen meer aan het werk door: - er is meer werk - hoger opgeleid - wet dat gehuwde vrouwen niet mogen werken opgeheven - komst van de pil - individualisering: men bepaald zelf wat hij of zij doet
Dolle Mina’s opgericht: 1. mannen moeten helpen in het huishouden
2. pil in het ziekenfonds
3. legalisering abortus
Tweede feministische golf in ’68 · Joke Kool Smit schrijft een boek · Provo’s 5 Samenvatting 5.1
Vrouw deelt de lakens uit. Man de baas in huis. Meisjes opgeleid om een goede moeder te worden, huishoudschool of soms de MMS (kantoor aan het werk) Na stijging van de welvaart veranderde dit. Behoefte aan werkende vrouwen neemt toe. Komst pil. Er komt een proces van individualisering op gang. 5.2
tot 1955: arbeidsverbod voor gehuwde ambtenaressen
1963: komst pil
Bisschop Bekkers: progressieve bisschop (1960-1966) in zijn vele tv-toespraken benadrukte hij de persoonlijke verantwoordelijkheid van de mens. Steeds meer vrouwen gingen langer naar school. Zij begonnen zich af te zetten tegen ongelijkheid. Joke Kool Smit 1967: onbehagen van de vrouw. 1968-1970: 2e feministische golf
1. Man Vrouw Maatschappij (pragmatisch gericht
2. Dolle Mina (radicalen) 5.3
1969: MVM opgericht à gelijkheid mannen/vrouwen ‘positieve discriminatie
1970: Dolle Mina opgericht à ludieke acties - Abortus legaliseren - pil in ziekenfonds - gratis kinderopvang - vrouwen in arbeid gelijk aan de man
1980: Abortus strafbaarheid flink beperkt
5.4
Steeds meer Nlérs vonden dat het gelijkheidsprincipe ook opging voor vrouwen. Binnen de politieke partijen groeide de invloed van vrouwen. 1971: echtscheidingswet
1974: emancipatiecommissie
1977- 1986: staatssecretarissen emancipatiebeleid 6 Aantekeningen Relatie media - politici ontwikkeld
1. media = spreekbuis van de politici (zijn nog verzuild ’50) 2. media kritisch t.o.v. politici ‘60
3. media politici hebben elkaar nodig - gelijkwaardigheid - samenwerking
1. overheid/gezagsdragers alle ruimte en respect
2. beleefdheid belangrijker dan onafhankelijkheid
3. aanwijzingen van hogerhand netjes opgevolgd
Eind jaren ’50 kwam hier verandering in. Journalisten gingen confrontatie zoeken. 6.2 ’60: komst TV à veel kranten verloren
19 april 1960: Radio Veronica
1965: oprichting Tros voor alle Nederlanders
Kijkcijfers worden steeds belangrijker. 6.3
4 januari 1964: zo is het toevallig ook maar eens “beeldreligie” 10 maart 1966: Beatrix trouwt
oktober 1966: Nacht van Schmelzer, Kabinet ten val
6.4
Ouderwetse politieke kopstukken die op TV niet goed overkomen moeten plaats maken. CDA: Dries van Agt VVD: Hans Wiegel
Invloed media op politiek vooral bij de verkiezingen duidelijk. Debatten op televisie. 7 Aantekeningen Nacht van Schmelzer
Deel KVP: teveel geld uitgegeven
Kabinet wordt het eens en komt met voorstel à debat: 18 uur
KVP-fractie: kabinet laten vallen leider: Schmelzer
Harmonie/consensus = ‘50
Polarisatie = ’60 en ‘70
Harmonie/consenus = ’80 en ’90
Oorzaken polarisatie: 1. nacht van Schmelzer
2. economische problemen
arbeiders: overheid moet ingrijpen, nivellering
werkgevers: minder belasting, loonverlaging, ontslagen
regering: confessioneel – liberalen à arbeiders: loonpauze Samenvatting: 7.1
Nieuwlinks: veranderingsgezinde jongeren die zich aangesloten hadden bij de PvdA verenigden zich in een beweging. Zij wilden de partij in linkse richting sturen en hadden het met de KVP gehad. Polarisatie: de neiging/streven om politieke en maatschappelijke tegenstelling te verscherpen. Conflictmodel. 1969: PPR: Politieke Partij, Radicalen. Opgericht uit onvrede na de Nacht van Schmelzer. 7.2
1969: NL een duur land
2. groeiende aantal bejaarden
3. gestegen kosten gezondheidszorg
4. wedloop stijgende lonen en prijzen
Buitenlandse concurrentie lageloonlanden nam toe gevolg à bedrijfsuitsluitingen en werkeloosheid
Andere bedrijven eisten inspraak in de leiding en nivellering van de inkomens. Overheid schipperen à voorzichtig herstel dirigistisch herstel beleid
7.3
Democraten ’66: Groep jongeren, achterkamer politiek politiekà doorzichtig
Participatiedemocratie: directe invloed burger op politieke beslissingen, bv. Referendum, kiezen Premier
Progressief akkoord: PvdA, D’66 en de PPR besloten met een gezamenlijk programma (keerpunt ’72) en beoogde ministersploeg (schaduwkabinet) de verkiezingen van 1972 in te gaan. De Nederlandse politiek moest democratisch, open en zakelijk worden. De verkiezingscampagne moest moderner. 7.4
29 november 1972: winnaar van de verkiezingen Hans Wiegel progressief, geen meerderheid
Er komt een wet op ondernemersraden, hierdoor krijgen de arbeiders meer inspraak. 8 Aantekeningen Uitgangspunten CDA
1. solidariteit à PvdA
2. gerechtigheid à PvdA
3. gespreide verantwoordelijkheid à VVD
4. rentmeesterschap
1977-1982 : Van Agt 3x
1982-1994: Lubbers 3x
1994-2002: Kok
Akkoord van Wassenaar: werkgevers gaan akkoord met loonmatiging
Confessioneel: ARP, CHU, KVP à CDA : door stemmenverlies polarisatie (links<>rechts) trok de Christelijke partijen uit elkaar. Midden: D’66
Progressief: PvdA, SP, Groenlinks, PPR/PSP: overheid meer invloed sociale regels à zwakkeren beschermen economie:regels
Liberaal: (rechts) VVD: overheidsinvloed terugdringen minder sociale regels vrije economie
25 mei 1977: PvdA à grootste partij na de verkiezingen
confessioneel - liberaal kabinet (van Agt – Wiegel) ARP – CHU – KVP à CDA (Christen Democratisch Appel) PvdA buiten spel door polarisatie
Maatschappelijk middenveld: het segment waar de 3 grote partijen (CDA, PvdA, VVD) zich electoraal oprichten. Vakbeweging, boerenorganisaties en werkgeversorganisaties. 1979: Wereldwijde recessie (olieprijzen stegen) 1983: Grote werkeloosheid in Nederland
8.2
Ook de vakbonden gingen samenwerken. NVV + NKV à FNV: Federatie Nederlandse Vakbeweging
Kabinet van Agt vond loonmatiging nodig. Stakingen volgden. Speelruimte van de vakbonden gering. 24 november: Akkoord van Wassenaar: de werkgevers en werknemers herstelden de consensuspolitiek en maakten een einde aan de arbeidersconflicten. Loonmatiging in ruil voor werktijdverkorting en herverdeling van het werk. Poldermodel: naam van de nieuwe consensuspolitiek die rond 1990 ontstond. 8.3
Kruisrakettenkwestie: Het al dan niet plaatsen van kruisraketten in Nederland, als reactie op de Russische dreiging met raketten, polariseerde in 1984 de Nederlandse samenleving. No nonsens aanpak van Lubbers
Civil Society: Geëmancipeerde samenleving waarin mondige burgers individueel of in wisselende groepsverbanden voor hun rechten opkomen.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
A.
A.
dit boek wordt niet meer geproduceert, en het lijkt erg op het nieuwe boek. in het oude boek staan fouten die in het nieuwe weg zijn gewerkt.
17 jaar geleden
Antwoorden