Moduul 4 Hoofdstuk 1
Confucius komt van Kongfuzi; meester Kong. Hij leefde van 551-479 v. C. China bestond toen uit verschillende staten die constant oorlog hadden. Ook gebeurde het dat de zoon zijn vader minachtte. 500-221: tijdperk van de strijdende staten. Volgens Confucius moesten ze terug naar de tijd v.d. Zhou-dynastie (v.a. 1000 v. C). Toen kende ieder zijn plaats en de vorst was wijs. Je had 5 soorten relaties. In iedere relatie heb je een hoge (die moet liefde geven; ren) en een lage (die hoort de hoge verplicht te dienen; yi).
1. vorst en onderdaan: onderdaan is verplicht loyaal te zijn. Vorst moest streven om zo goed mogelijk te zijn.
2. Vader en zoon: zoon is verplicht tot goed gedrag; kinder piëteit. Vader moet zo goed mogelijk zijn.
3. Man en vrouw: vrouw moet volgzaam/gehoorzaam zijn. Als haar man dood gaat moet ze luisteren naar haar oudste zoon.
4. Broers: jongere hort respect te hebben voor de oudere
5. Vrienden: vertrouwen
Eigenlijk zou degene met de meeste wijsheid vorst moeten worden. Hij zou de mest deugdzame bestuurders moeten kiezen. En die zouden het volk zich goed laten gedragen. En iedereen zou zich er gelukkig onder voelen.
V.a. de Han-dynastie (206 v. C- 220 n. C) werd het confucianisme een staatsideologie. Tot het keizerrijk viel in 1912. Er ontstond een erfopvolging. De oudste zoon of een ander familielid volgde de keizer op. Men verklaarde dat met de leer van het Hemels Mandaat; keizer is vertegenwoordiger van de hemel op aarde. Hij bemiddelde tussen de goden en de aarde. Als er wanorde kwam was dit een teken van slecht bestuur. Het volk mocht in opstand komen bij bijv. Hongersnood, epidemieën. Eerst werd je ambtenaar op grond van klasse of bezit. Na het jr. 1000 moest je de confucianistische klassiekers kennen (oude boeken uit de Zhou-periode en die van Confucius en Mecius). Door die te kennen kon je Mandarijn worden. Je had staatsexamens op verschillende niveau's. In theorie kon iedereen meedoen, maar je had veel tijd en geld nodig en het hoogste niveau was ontzettend moeilijk. Was je eenmaal ambtenaar dan had je weinig aan die kennis, ze waren architect, onderwijzer, administrateur en rechter tegelijk. Iedere ambtenaar wilde z'n vorst goed helpen, maar soms werd hij onterecht ontslagen.
Het Chinese volk bestond vooral uit boeren (meer dan 90%). Je had 4 standen
1. ambtenaren
2. boeren
3. ambachtslieden
4. handelaren
Boeren waren belangrijk; ze zorgden voor voedsel, betaalden belasting, kracht om te verdedigen. Handelaars waren maar profiteurs die zich verrijkten waar de boeren en handelaren voor hadden gewerkt. De boer had een erg hard leven. Naast de hoge belasting moest hij vaak geld lenen tegen woekerrentes. Het ging niet om de persoon, maar de familie was belangrijk. Hier werd het confucianisme geoefend. De staat was eigenlijk een familie in het groot. Het Chinese woord voor echtgenote is 'neiren'; de persoon die binnen is. Na het jaar 1000 is de vrouw totaal onderworpen door het voeten binden. Dat modeverschijnsel begon bij de elite. V.a. 6 jaar werden de voeten van een meisje gezwachteld zodat de tenen onder de zool v.d voet kwam. Mannen vonden deze gouden lotussen erg opwindend. De lagere vrouwen hadden de voeten nodig om te werken. Het gaf dus status. En omdat lopen zo moeilijk gin bleven de vrouwen netjes in huis. De persoon moest zich houden aan de regels en dankbaar zijn tegenover de bestuurders. Om hieruit te ontsnappen zocht men heil in het taoïsme en het boeddhisme. Het taoïsme zegt dat teveel regels de spontaniteit en de vrije geest aan banden legt. Dit kan leiden tot waanzin. In een klein kind vloeit die oerkracht/tao. Deze tao lat de sterren stralen, zorgt voor harmonie in de natuur. Alleen de mens kan die verstoren door teveel regels , uitvindingen. Kennis is de bron van alle ellende. De heilige boeken: Boek v.d. Weg en de Deugd, Zhuangzi (door mesten Zhuang a/h eind v.d Zhou-dynastie). Een taoïst leeft niet voor een ambtelijke carriére, hij wil één worden met de eeuwige levensstroom tao.
5. Vrienden: vertrouwen
1. ambtenaren
2. boeren
3. ambachtslieden
4. handelaren
Boeren waren belangrijk; ze zorgden voor voedsel, betaalden belasting, kracht om te verdedigen. Handelaars waren maar profiteurs die zich verrijkten waar de boeren en handelaren voor hadden gewerkt. De boer had een erg hard leven. Naast de hoge belasting moest hij vaak geld lenen tegen woekerrentes. Het ging niet om de persoon, maar de familie was belangrijk. Hier werd het confucianisme geoefend. De staat was eigenlijk een familie in het groot. Het Chinese woord voor echtgenote is 'neiren'; de persoon die binnen is. Na het jaar 1000 is de vrouw totaal onderworpen door het voeten binden. Dat modeverschijnsel begon bij de elite. V.a. 6 jaar werden de voeten van een meisje gezwachteld zodat de tenen onder de zool v.d voet kwam. Mannen vonden deze gouden lotussen erg opwindend. De lagere vrouwen hadden de voeten nodig om te werken. Het gaf dus status. En omdat lopen zo moeilijk gin bleven de vrouwen netjes in huis. De persoon moest zich houden aan de regels en dankbaar zijn tegenover de bestuurders. Om hieruit te ontsnappen zocht men heil in het taoïsme en het boeddhisme. Het taoïsme zegt dat teveel regels de spontaniteit en de vrije geest aan banden legt. Dit kan leiden tot waanzin. In een klein kind vloeit die oerkracht/tao. Deze tao lat de sterren stralen, zorgt voor harmonie in de natuur. Alleen de mens kan die verstoren door teveel regels , uitvindingen. Kennis is de bron van alle ellende. De heilige boeken: Boek v.d. Weg en de Deugd, Zhuangzi (door mesten Zhuang a/h eind v.d Zhou-dynastie). Een taoïst leeft niet voor een ambtelijke carriére, hij wil één worden met de eeuwige levensstroom tao.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
S.
S.
Hey tijgertje =)
Bedankt voor je goede samenvatting!! Het heeft me n hoop werkt gescheeld en t was nog nuttig ook =D. Dus nogmaals tnx ;)
ciao
Sander
18 jaar geleden
Antwoorden