Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Module 5

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 937 woorden
  • 12 oktober 2007
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
2 keer beoordeeld

Geschiedenis module 5.
Tot 18e eeuw, kinderen behoorden tot de volwassenen.

In de 18e eeuw, verlichting, scheiding tussen volwassenen en kinderen.

Tot eind 18e eeuw, Industrialisatie, kinderen en volwassenen werken en wonen samen.

1874: kinderarbeid verboden onder de 12 jaar. Van Houten

1.1 Begrippen en bronnen.

Gezin: Een echtpaar met hun eventuele kinderen.

In de loop der tijd groot familiehuis naar klein gezinshuishouden.

Huishouden: Een mens of een groep mensen die een huishouding voert. Dat kan 1 persoon zijn of een gezin, maar bijvoorbeeld ook gezin met inwonend personeel.


Familie: hiermee kan een gezin bedoeld worden, maar ook 1 of meer bloedverwanten met dezelfde naam.

Generatie: Indeling van de bevolking in leeftijdsgroepen. Een generatie mensen is een groep mensen die niet meer dan ongeveer 10 jaar leeftijd verschilt.

Meergeneratiegezin: Een gezin dat bestaat uit meer dan twee generaties, bijvoorbeeld met grootouders.

Voor de industriële revolutie - klein gezinshuishouden.

Kerngezin: Een tweegeneratiegezin, dat bestaat uit ouders en kinderen.

Duidelijke en betrouwbare bronnen tot 1800 waren er niet.
1. Egodocumenten: vaak van de rijkeren. Emoties. schaars
2. Kwantitatieve gegevens: Geen gevoelens.

Kwantitatieve gegevens vertellen ons iets over demografische gegevens.

Demografische gegevens: Veranderingen in geboorten, huwelijken, sterftecijfers, ziekten enz. De demografie bestudeert dergelijke gegevens om een beeld te krijgen van de levensomstandigheden in een bepaalde samenleving.

Egodocumenten: Bron die informatie geeft over het gedrag en de gedachten van de schrijver.

1.2 Kenmerken van het demografisch patroon.
Tot en met de 18e eeuw was er sprake van een nulgroei.


Enkele meewerkende verschijnselen:
- late huwelijken.
- Groot aantal ongehuwden.
- Grote kindersterfte tot 1880.
- Kleine gemiddelde omvang en samenstelling van gezinnen.

West-Europese huwelijkspatroon: Het tussen 1600 en 1900 in West-Europa bestaande patroon waarin mensen relatief laat trouwden en een vrij groot percentage van de bevolking ongehuwd bleef.(5-20%)
- Mensen trouwden zo laat, omdat ze niet eerder in staat waren om een gezin te onderhouden.
- Men vond het normaal om laat te trouwen.

Late huwelijken laat kinderen krijgen.
Tot eind 19e eeuw hoog sterftecijfer. Vooral veel kinderen overleden al vroeg.
Tussen 1500 en 1800 geen meergeneratiegezinnen in West-Europa.

80% van de mensen werkte in de landbouw.

Gezin als productie-eenheid: de gezinsleden wonen niet alleen met elkaar, maar werken ook samen thuis.

Door de industriële revolutie en de loonarbeid veranderde er veel, vooral voor de vrouw.
De man werkte buiten de deur, en als de vrouw dan niks buiten de deur te doen had, was zij gedwongen binnen te blijven voor het huishoud en de kinderen.


1.3. Kenmerken van het modern demografisch patroon.

Modern demografisch patroon: Het 20-ste eeuwse demografisch patroon dat zich kenmerkt door een laag sterfte- en geboortecijfer.
• Mannen en vrouwen trouwden op jongere leeftijd.
• Het grote aantal ongehuwde verdween.
• De samenstelling van het gezin werd stabieler.

1.4 Nederland als uitzondering op het modern demografisch patroon.
Tegen toepassing van geboortebeperking door christelijke moraal.
• Tegen voorbehoedmiddelen.
• Seks had alleen voortplanting tot doel.
• Seks was alleen binnen het huwelijk toegestaan.

2. De plaats van het kind in het gezin.
Ouders 3 functies tegenover kinderen.
1. voeden en kleden(materiële verzorging)
2. normen, waarden en manieren bijbrengen(opvoeding)
3. beschermen en liefde bieden(emotionele verzorging)

materiële verzorging: In de zorg voor kinderen betekent dit dat ouders de taak hebben om hun kinderen te kleden, te voeden en te verzorgen.
Opvoeding: Ouders leren hun kinderen normen, waarde, kennis en gedragsregels.

Emotionele verzorging: Het geven van liefde, koestering en bescherming.

Voorbeelden sociaal-economische factoren:
• de mate waarin het kind welkom is.
• OF het kind ouders heeft.
• De welvaart van de ouders.
• De hygiëne.
• De huisvesting
• De voeding.

Bij arme en alleenstaande ouders waren baby’s minder welkom doordat ze minder geld hadden, en ze daardoor minder goed economisch konden verzorgen.

Hoe armer het gezin, hoe eerder de kinderen het huis verlieten om de kost te verdienen.

2.2 Ontwikkelingen in de positie van het kind.

Tot 19e eeuw, kinderen waren extra mond te vullen.
Na de industrialisatie en loondienst veranderde dit.

1901: Leerplichtwet onder de 12 jaar.

3.1 Beschavingsproces.

Opvoeden: het overdragen van kennis, normen en waarden aan kinderen.


Beschavingsproces: Het proces waarin volwassenen hun gedrag steeds meer aanpassen aan de normen van andere, vaak hogere sociale groepen. Er ontstaat onder mee een grotere scheiding tussen de wereld van de volwassenen en die van kinderen.

Ideeën over de opvoeding: Christelijk en humanistisch.

3.2 Opvattingen over opvoeden: de christelijke en de humanistische opvatting.

Protestantisme: de mens was zondag en had de neiging het kwade te doen.
Kwade moet uit kind geslagen worden.

Katholicisme: de schuld aan zonden rust op alle mensen. Erfzonde.
Kinderen moesten gedoopt worden.
Kinderen moeten ouders respecteren maar ook andersom.

Humanisme: vertrouwen in het vermogen van de mens om te leren en zichzelf te verbeteren.

De verlichting: De Verlichting is een Europese stroming uit de 18e eeuw, waarbij onderzoekers de samenleving op een redelijke manier ( met hun verstand) gingen onderzoeken.

Rousseau aanhanger verlichting.

Kinderen zijn van nature goed en in staat om te leren.
Samenleving maakte mensen slecht.

‘modern’ beeld van de kindertijd: ongeveer vanaf 1800 werden kinderen gezien als principieel andere wezens dan volwassenen. Zij kregen eigen, typische kenmerken toegedicht.

• Kinderen konden het beste opgroeien in een gezin.
• Waarop de kindertijd werd doorgebracht was doorslaggevend als volwassene.
• De kindertijd bezat zijn eigen rechten en privileges.

Generatieconflict: De botsing tussen opvoeders en hun kinderen over verschillen in waarden en normen.

3.4 beschavingsoffensief.

Bemoeienis van burgerij bij de zwakkeren. De motieven.
• Men was daadwerkelijk bezorgd om en begaan met het lot van de arbeiders.
• Ze zouden bedreiging vormen voor de rust en orde in de maatschappij.
• Ze zouden geen goede arbeidsprestaties kunnen leveren.

Beschavingsoffensief: Het proces waarin volwassenen hun gedrag steeds meer aanpassen aan de normen van andere, vaak hogere sociale groepen. Er ontstaat onder meer een grotere scheiding tussen de wereld van de volwassenen en die van kinderen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.