Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Module 4 & 5 China & Weg naar de welvaart

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 3143 woorden
  • 26 maart 2005
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
12 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Module 4: China Van Confucius tot Mao Zedong 1. Het Confucianisme 1.1 Meester Kong: Confucius, in het Chinees Kongfuzi, was 1 van de wijsgeren die langs de koningen trokken met hun idee om de oorlogen te stoppen. Er was zoveel oorlog dat de periode van 500 tot 221 v. Chr. het tijdperk van de strijdende staten werd genoemd. De leer van Confucius: Er moest een centraal gezag zijn. De hogere geeft aan de lagere deugd, ren. En de lagere moet ten opzichte van de hogere de deugd van yi hebben, je moest je plaats kennen. Ook waren er vijf relaties, ieder met een hoger en lager geplaatste: 1. Tussen vorst en onderdaan. 2. Tussen vader en zoon. De zoon is verplicht tot het juiste gedrag, kinderlijke piëteit. 3. Tussen man en vrouw. 4. De relaties tussen broers die gebaseerd is op respect van de jongere voor de oudere broer. 5. De relatie tussen vrienden 1.2 Het confucianisme en de staat: Het confucianisme heerste in China van 206 v. Chr. tot 1912. De keizer: De keizer kwam er door erfopvolging. Hij had het hemels mandaat: de keizer was onschendbaar, hij was de vertegenwoordiger van de hemel op aarde, de zoon des hemels. Dit hemels mandaat kon de keizer echter wel ontnomen worden bij slecht regeren. De ambtenaren: Deze moesten de keizer ondersteunen. De ambtenaren werden gekozen op grond van kennis van de klassieken: oude boeken die handelden over het begin van de Zhou-periode samen met die van de belangrijkste confucianistische meesters Confucius en Mencius. De ambtenaren werden ook wel mandarijnen.
1.3 Confucianisme en het volk: Volgens Confucius bestond het volk uit 4 standen: de ambtenaren, daarna de boeren, de ambachtslieden en als laatste de handelaars. De familie: De familie was de belangrijkste bouwsteen van de samenleving. Ook hier was spraken van rangen, een hogere en een lagere, net als de staat. En de staat werd ook als een familie beschouwd. De vrouw was ondergeschikt in de familie en moest haar plaats kennen. De voeten van de vrouwen werden ook gebonden, de zogenaamde gouden lotussen. 1.4 Ontsnappingswegen: Het confucianisme had de hele samenleving in zijn greep, toch waren er ontsnappingsmogelijkheden. De belangrijkst hiervan waren het boeddhisme en het taoïsme. Taoïsme: Regels zijn verkeerd, en kennis is de bron van al het kwaad. Ook gaven de taoïsten niet om rijkdom. Eigenlijk het tegenovergestelde van het confucianisme. 2. Het Rijk van het Midden en de barbaren 2.1 Het welvarende rijk van het midden: Ambtenaren stonden boven de militairen. In de steden ontstond een stedelijke cultuur met ambtenaren, militairen, klerken, handelaren en grootgrondbezitters. De steden waren een middelpunt van leven en welvaart. 2.2 De barbaren: De Chinese naam voor China, Zhongguo, betekent letterlijk Rijk van het Midden. De Chinezen zagen hun land als centraal land in de wereld. Alle omringende volken waren barbaren. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen gekookte barbaren, volkeren die qua cultuur nog enigszins op China leken, en rauwe barbaren, die totaal verschillend waren dan de Chinezen. De Chinese of lange muur werd gebouwd om China te beschermen tegen aanvallen vanuit het noorden. Andere manieren om China te beschermen tegen de barbaren waren uithuwelijking en afkoping. De mongolen: Dit was 1 van de barbaarse volkeren aan de noordgrens. Zij bezaten over een zeer goed militair stelsel en het lukte dus gemakkelijk om China te veroveren, het militaire stelsel van China was namelijk heel zwak. Er kwam een Mongools bestuur in China. De Mongolen konden echter wel goed vechten maar niet besturen, dat konden de Chinezen weer goed. De Mongolen verloren hun identiteit en werden als de Chinezen. Dit proces van aanpassing aan de Chinese cultuur wordt sinificatie genoemd. Ook kwamen er opstanden tegen het Mongoolse bestuur , 1 van de leiders van deze opstanden was Zhu Yuanzhang. De Mongolen werden verdreven en aan hun grote wereldrijk kwam een einde. De Chinese cultuur leefde weer opnieuw op. 2.3 Het tribuutstelsel en de Roodharige barbaren: De afkeer tegen het buitenland werd door de Mongoolse inval alleen nog maar groter. China werd nog meer beschermt tegen het buitenland. Het Rijk van het midden zou niet alleen zorgen voor zichzelf, maar ook voor de omliggende landen. Deze konden hun onderwerping tonen door met geschenken naar de keizer te komen, ze werden tribuutgezantschappen genoemd. Het komen en gaan van de tribuutgezantschappen werd geregeld door de keizer, dit was zowat ook de enige vorm van handel. Er kwamen ook tribuutgezantschappen uit Europa.
2.4 De jezuïeten en hun missiestrategie: In Europa kwam ook de welvaart op gang en waren er ontdekkingsreizen. Zo gingen er ook Europeanen naar China. Je kon zelfs studeren over China op een speciale school. De beste leerlingen en docenten waren de jezuïeten, zij waren de eerste Europese China-deskundigen, de eerste sinologen. Jezuïeten: Deze mensen waren een elite binnen de kerk en werden gezonden op zendingsreizen naar China. De bekendste Jezuïet in China was Matteo Ricci. Hij ontwikkelde de missiemethode accomodatio: de jezuïeten moesten zich zoveel mogelijk aanpassen aan de Chinezen. In het begin ging dat wel goed maar uiteindelijk ging de aanpassing zover dat er nog maar weinig over bleef van het christendom in China. De interesse van Europa voor China werd wel steeds groter, dit noemen we chinoiserie. Confucianistisch succes: Het confucianisme in China had succes. Ze konden de mongolen weerstaan en de invloed van Europa weren. 3. Het einde van het keizerrijk: moderne tijden breken aan 3.1 De opiumoorlog: In de periode van 1644 tot 1800 groeide de bevolking in China snel. De levensomstandigheden werden slechter en er kwamen opstanden. Dit was echter niet de grootste bedreiging voor China. Die kwam namelijk van buitenaf uit het westen. Het leger in China was namelijk sterk verwaarloosd. In Engeland ging de economische en militaire kracht flink vooruit. De Engelsen wouden graag vrije handel met China, maar er was daar nauwelijks belangstelling voor Europese producten, wel voor opium. Die werd dan ook op grote schaal illegaal ingevoerd. De Chinese overheid dwong de Engelsen echter te stoppen met de smokkel. De aanleiding voor een oorlog was gevonden. Engelse oorlogsschepen voeren richting China, de opiumoorlog was begonnen, en duurde van 1839 tot 1842. De Engelsen waren in de minderheid maar beschikte over de betere wapens. Bij het verdrag van nanjing, dat op de Chinese nederlaag volgde, werden alle Engelse eisen ingewilligd: - Rechtstreeks vrije handel - Openstelling van een aantal havens - Overdracht van Hongkong aan de Engelsen - Engeland zou ook de meeste begunstigde natie worden in China 3.2 Nog meer nederlagen, er klinken roepen om modernisering: Na de opiumoorlog werd China in 1860 nogmaals verslagen door de Fransen en Engelsen, er werden nog meer afspraken gemaakt in het nadeel van China. De Chinezen gingen echter steeds meer tegenwerken. Toen een Engels-Frans gezelschap het laatst gesloten verdrag, verdrag van tianjin, kwamen onderteken werden ze behandelt als tribuutgezantschap. Zodra het gezelschap afweek van de tribuutroute werden ze beschoten, ze kwamen echter terug met versterking en staken het zomerpaleis in de brand. Het eens zo trotse rijk was nu vernederd. Er kwam een beweging op gang om China militair en economisch te versterken, de zelfversterkingsbeweging. De modernisering ging echter fout. In het buurland Japan lukte dit echter wel en na een ruzie over Korea in 1894 kwam er een Chinees-Japanse oorlog. Japan won en nam China in. 3.3 Hoe moet China verder? Er kwam op een openlijke jacht op de concessiegebieden. In China kwam de geleerde Kang met een plan voor grondige hervormingen. Er kwam een petitie voor de keizer, de tienduizend-woordenmemorie. Uiteindelijk ging de keizer akkoord. De honderd dagen van hervorming troffen de ambtenaren echter zo, dat de hervormingen werden gestopt. De leiders van de hervormingbeweging werden gearresteerd of vluchtten naar Japan, waaronder Kang. 3.4 De Bokseropstand, het keizerrijk komt ten einde: De conservatieven wouden China ontdoen van allerlei barbaarse invloeden, ze kwamen in opstand, de bokseropstand. De opstand liep uit op een oorlog tegen de westerse invloeden, wederom en voor de vierde maal verloor China en werd China vernederd. Men begreep dat hervormingen nodig waren, dit mislukte echter in China. Daardoor vertrokken veel mensen naar Japan om daar te studeren. In China veranderde er ook veel, er kwam een moderniseringsproces op gang waardoor er totaal andere beroepen ontstonden. Het traditionele examensysteem werd afgeschaft. De basis van het keizerlijk systeem verviel. Uiteindelijk werd door een opstand van het leger in 1912 het keizerrijk afgeschaft.
3.5 Een tijd van verdeeldheid en intellectuele gisting: In de naam was China een republiek, maar de president, Yuah, trok zoveel macht naar zich toe dat het bijna weer een keizerrijk was. De dood van Yuah verhinderde dit echter. Na een periode van onrust begon de heerschappij van de Nationalistische Partij. Er kwamen steeds meer nieuwe ideeën over politiek in omloop naast het confucianisme. Na de WO 2 eiste Japan de Duitse gebieden in China op. Dit werd ook bepaald in het verdrag van Versailles. Dit leidde tot grote demonstraties in China met als hoogtepunt het protest op 4 mei, dit protest en de nasleep hiervan werd beweging van 4 mei genoemd. Het nieuwe denken kwam nog verder op gang, dit werd samen met de Beweging van 4 mei ook wel de nieuwe cultuur beweging genoemd. Men zette zich steeds meer af tegen de oude normen en waarden. Onder invloed van Rusland werd in China de Chinese Communistische Partij opgericht. China was sterk vernieuwd, maar de confucianistische ideeën overleefden nog lang. Module 5: De weg naar de welvaart Nederland en de Verenigde Staten vanaf 1870 1. De opkomst van de industriële samenleving: 1.1 Economische ontwikkelingen in Nederland: Nederland was in 1870 nog een agrarische samenleving en de welvaart was laag. Er waren slechts een paar fabrieken. Vanaf 1890 brak in Nederland de industrialisatie door. De textielindustrie was hierbij de eerste die op grote schaal moderniseerde. De welvaart begon van 1895 ook te stijgen. Ook ontstonden er groot-industrieën als Philips en Shell. 1.2 Arm en rijk: De koopkracht nam toe, maar de grotere welvaart kwam voor het grootse deel bij de rijken terecht. Toch kwam er ook vanuit de armen steeds meer vraag naar luxe producten. De scholing van de mensen nam toe. 1.3 Reacties op industrialisatie en schaalvergroting: Er werden vakbonden opgericht die opkwamen voor de arbeiders. De arbeidsomstandigheden in de fabrieken waren namelijk slecht. Er was zelfs nog onderscheid tussen confessionele, kerkelijke vakbonden, en socialistische vakbonden. De laatste trad veel heftiger op dan de eerste. In de politiek werd er vooral gereageerd vanuit de NSDAP. De vrouwen uit de burgerij starten hulpprogramma’s voor de prostituees en de alcoholisten. Waar de vrouwen uit de burgerij graag wat werk wouden verrichten snakten de arbeiders vrouwen naar wat rust. 1.4 De rol van de overheid: De nieuwe ontwikkelingen zorgde voor een nieuw ideaal in de politiek, het liberalisme. Zij waren voor weinig overheidsingrijpen en vonden dat de individuele mens zijn wereld kon veranderen. De liberalen gaven later wel toe d.m.v. een aantal wetten waardoor het ingrijpen van de overheid weer toenam.
1.5 Economische ontwikkelingen in Amerika: Nadat de burgeroorlog in 1865 was beëindigd groeide de economie in Amerika gestaag. Hoewel Amerika nog overwegend agrarisch was ontstonden er ook al grote industrieën. 1 van de rijkste mannen in die tijd was John D. Rockefeller, hij zette grote industrieën op en werkte zichzelf naar de top. Er waren echter ook Amerikanen die het niet zo goed afging. Alle voorwaarden voor een snelle grootschalige industrialisatie, big business, waren in Amerika aanwezig. Er waren veel arbeiders, genoeg grondstoffen en afzetgebieden. Amerika bleek ook nog eens de beste uitvinder van de wereld. Toch groeide niet alleen de industrie maar ook de landbouw. Sommige ondernemingen vormden trusts, het beheersen van een hele bedrijfstak. 1.6 Arm en rijk: In Amerika geloofde men dat als je maar hard werkte je vanzelf rijk zou worden, de selfmade man. Sommige lukte dat, de meeste niet. De verschillen tussen arm en rijk namen dan ook toe. 1.7 Reacties op industrialisatie en schaalvergroting: Hoewel de arbeidsomstandigheden slecht waren voelden maar weinig Amerikanen zich geroepen in opstand te komen voor verbetering. De eerste vakbond werd dan ook opgericht door een Nederlander. De Amerikaanse vrouwen stichtten volkshuizen. 1.8 De rol van de overheid: De invloed van de centrale overheid was zeer klein. De grote ondernemingen beïnvloeden de centrale overheid, de kleine arbeiders werden vergeten. De aandacht voor die arbeiders kwam wel vanuit de Proggesive Movement. De bedrijven werden pas echt aangepakt onder de presidenten Roosevelt en Wilson. 2. Van roaring twenties naar crisis: 2.1 Voorbodes van de crisis in Amerika: In de auto-industrie in de jaren 20 groeide gestaag, er werd snel en goedkoop geproduceerd. In andere industrietakken ging het echter helemaal niet goed en ontstond er werkloosheid. In de landbouw ging het nog slechter, er kwam overproductie. Dit door te gunstige vooruitzichten voor de afzetmarkt in Europa tijdens WO 1. De boeren raakten in de schulden en gingen failliet. Dit raakte ook de kleine banken van wie de reserves opraakten, zij sleepten de grote banken mee. Er werd veel geproduceerd, maar de inkomens daalden, dit leidde tot overproductie. 2.2 De overheid in de jaren twintig: De overheid greep nauwelijks in, in de economie. Het enige punt dat overbleef van de Proggesive Movement was het alcoholverbod, wat echter massaal genegeerd werd. Het ging echter totaal mis uiteindelijk.
2.3 Crisis: Op 29 oktober 1929 daalde de beurskoersen opeens massaal. Mensen konden de leningen niet meer terugbetaald, die eerst massaal werden afgesloten. Banken gingen failliet. Er kwam werkloosheid en een lage productie. Men dacht eerst dat dit slechts tijdelijk was, toen de crisis echter langen aanhield kwamen de mensen in opstand tegen de overheid. De overheid sloeg dit met harde hand neer. 2.4 De houding van de Amerikaanse overheid: President Hoover wou niks doen aan de crisis, toen Roosevelt aan de macht kwamen veranderde er wel veel. Hij kwam met de new deal, het pakket maatregelen dat Roosevelt presenteerde. De overheid bemoeide zich weer met de economie. De new deel bestond uit een groot aantal wetten: Agricutural Adjustment Act (de boeren moesten minder produceren), Federal Emergency Relief Act (de werklozen werden aan geld geholpen. Dit alles werd uitgevoerd door de Works Progess Administration. Verder kwamen er ook grote werkgelegenheidsprojecten. De meeste weerstand kwam tegen de National Industrial Recovery Act. De voorschriften van de National Recovery Administration, werden zelfs ongrondwettig verklaard. Roosevelt ging echter rustig door met zijn wetten en plannen. Tot 1936 had de New Deal succes, daarna ging het weer mis en kwam er op nieuw een recessie. Pas tijdens WO 2 ging het weer goed. 2.5 Opkomst van grote bedrijven in Nederland: De welvaart groeide, de mensen gingen meer winkelen, naar de film en luisteren naar radio. Dit alles wel verzuild. Ook waren er grote bedrijven in opkomst. Waar het in de industrie goed ging, ging het in de landbouw juist slecht. De overheid bemoeide zich ook hier niet zo veel met de economie. 2.5 Crisis: Nederland werd net zoals alle andere landen meegesleept in de crisis. De wereldhandel kromp in elkaar, voor Nederland een groot probleem. Er kwamen lage lonen en hoge werkloosheid. Er kwamen een aantal grote stakingen in de begin jaren 30, die met geweld werden neergeslagen. 2.6 De houding van de Nederlandse overheid: Er waren wel werkloosheidsuitkeringen, maar in de praktijk was er nauwelijks hulp. Hetgeen wat de overheid aan deed was heel weinig. De minister-president Colijn hield vast aan de gouden standaard. De effecten van dit lakse beleid moesten weer gerepareerd worden door crisiswetten, wat ook niet veel uithaalde. De SDAP kwam met een heel andere aanpak, het Plan van de Arbeid, dit werd echter niet doorgevoerd. 3. Van oorlogseconomie naar welvaartsstaat: 3.1 Amerika: demobilisatie en Fair Deal: Amerika was totaal veranderd tijdens de WO 2, maar ze kwamen wel als de sterkste uit de strijd. De binnenlandse politiek veranderde ook, en was in eerste instantie gericht op demobilisatie. President Truman volgde Roosevelt op. Hij zette de New Deal voort in de Fair Deal. Nieuw beleid kwam echter niet van de grond. Het nationaal inkomen nam gestaag toe en het geboortecijfer, dat flink gedaald was tijdens de depressie, steeg ook flink. De grotere rol van de overheid zorgde ervoor dat de economische groei stabiel was. Degenen die het meest profiteerden van de nieuwe welvaart waren de blanke arbeiders en de middenklasse. De president die deze periode van toenemende welvaart en eenvormigheid symboliseert, was de Republikein Eisenhower.
3.2 Welvaart en onbehagen: de jaren zestig: John F. Kennedy had kritiek op Eisenhower, die niet veel gedaan leek te hebben aan de publieke voorzieningen. Kennedy won nipt de verkiezingen. Van zijn plannen kwam niet veel terecht en op 22 november 1963 werd hij in Dallas vermoord. Onder zij opvolger Johnson werden de plannen wel doorgevoerd. Het onbehagen over de nieuwe welvaart en de consumptiecultuur werd vooral uitgedragen door de jongeren. Begin jaren 70 ging het opeens mis met de wereldeconomie, door het besef dat de voorraad grondstoffen niet oneindig was ontstonden er hoge olieprijzen. De Amerikaanse economie had veel last van deze situatie. Er ontstond sterke inflatie en een teruggang van de economie. De oplossing voor deze stagflatie was: belastingen omlaag en de vrije markt weer het werk laten doen, het beleid van Nixon. Reagan zette dit beleid voort. De maatregelen pakten echter op de lange termijn ook niet goed uit voor de economie. De opvolger Bush kreeg de rekening voor het beleid van zijn voorganger gepresenteerd, begin jaren 90 raakte de economie in de slop. Daarna kwam Clinton die ook probeerde de economie te verbeteren, wat ook niet echt lukte. 3.3 Wederopbouw in Nederland: Nederland was diep geslagen door de oorlog, maar kwam er snel weer bovenop. Het beleid van de overheid, de inzet van de Nederlandse bevolking en de marshall-hulp zijn de 3 belangrijkste factoren die hebben bijgedragen tot snel herstel. De overheid na 45 bemoeide zich sterk met de economie, er werden ingrijpende maatregelen genomen. Alle goede bedoelingen ten spijt, het zou allemaal veel meer tijd en moeite gekost hebben zonder de Marshallhulp. 3.4 Welvaart en veranderingen: In de twintig jaar na 53 groeide de economie van Nederland gestaag en was er ook een sterke bevolkingsgroei. Er was in 52 zelfs al voor het eerst een overschot. De bedrijven werden steeds groter en de arbeidsproductiviteit steeg. De werkgelegenheid nam niet veel toe, de lonen wel. Al snel na de oorlog was door de regering een begin gemaakt met de opbouw van de verzorgingsstaat, de typische Nederlandse variant van de welvaartsstaat. 3.5 De jaren zeventig en tachtig: grenzen aan de groei: Ook in Nederland sloeg de oliecrisis in. Nederland had met een aantal specifieke problemen te maken: ten eerste de enorme afhankelijkheid van de export, ten tweede een hoge inflatie en ten slotte de hoge loonkosten. Aan deze problemen werd echter weinig gedaan. Ondertussen groeide de werkloosheid heel snel. De overheid wijzigde in de jaren 80 drastisch het economische beleid. Het kernbegrip was matigen. Grote overheidsbedrijven werden zelfstandig. Het Nederlandse poldermodel, de Nederlandse overlegecomie, werd wereldberoemd. Aan het eind van de jaren 90 stond de economie van Nederland er weer goed voor. 3.6 Amerika en Nederland naast elkaar: Als Amerika en Nederland in hun ontwikkeling na de WO 2 naast elkaar worden gezet, valt op dat het startpunt geheel verschillend was, maar dat de landen steeds meer op elkaar gingen lijken. Het grote verschil zit wel in de rol van de centrale overheid en het vertrouwen van de mensen in de overheid.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.