Middeleeuwen H3 en H4

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 4425 woorden
  • 17 maart 2008
  • 106 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
106 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Geschiedenis hoofdstuk 3 en 4 (blz. 38-73)

H3
Europa was in de Middeleeuwen volledig christen. In de 11e eeuw schreef monnik Gregorius dat er geen plek te vinden was waar het christendom niet overheerste. Gregorius is éen van de vier kerkvaders en heeft er voor gezorgd dat vele landen weer gekerstend werden. In 590 werd hij paus. Hij was de eerste die de leefregels van Benedictus bepleitte. Benedictus is ook een van de kerkvaders. Voordat het christendom écht was doorgedrongen tot Europa overheersten eerst de Islam en de heidenen. Het duurde tot het jaar 1000 voordat men gekerstend was.

De naam Middeleeuwen (500-1500) is een aanduiding voor de periode tussen de klassieke tijd en de moderne tijd. In deze periode was de bevolking gelaagd in drie verschillende groepen. De monniken, zij die bidden. De ridders, zij die vechten. En de boeren de grootste groep, zij die werken.

De wereld bestond toen uit de Chinese rijk, Hindoeïsme, Boeddhisme, Islam en Christendom. Na de ondergang van het Romeinse rijk liep het aantal inwoners sterk terug door epidemieën en oorlogen. Pas vanaf 600 groeide het aantal langzaam. Van de stedelijke-landbouwsamenleving was weinig meer over. Na de volksverhuizingen ging men een simpel, zoals de Germanen, bestaan leiden met een eenvoudige landbouwsamenleving. Er waren wel koningen die de macht probeerde de grijpen, maar dat rijk hield nooit lang stand. Vanaf 711 werden Spanje en Portugal veroverd door de Islam. In Frankrijk konden de echter niet ver komen door Karel Martel, Karel de Grote. Hij heerste over een rijk maar na zijn dood viel deze uit elkaar. In de 9e en 10e hielden Vikingen plundertochten langs de kust. ( zie ook aantekeningen). Nederland was erg dun bevolkt tijdens deze periode. In 785 erkende Nederland het gezag van het Frankische rijk o.l.v. Willibrord. In 1100 werd de naam Holland aangeduid als één graafschap.

Islam
De islam is ontstaan in Mekka. Hier staat de ka’ba waar men de god vereerd. Mohammed heeft hier op de berg Hira een visioen gekregen waarin hij de opdracht kreeg Gods woord door te geven. Hij weigerde drie keer, uiteindelijk na een zelfmoordpoging accepteerde hij. Vanaf die dag tot en met zijn dood (632) kreeg Mohammed visioenen. Omdat hij analfabeet was zei hij de verzen op en deze werden later opschreven in de Koran . Zo ontstond de islam. De islam heeft veel overeenkomsten met het Joden –en Christendom. Zo geloven ze allen in één god. Jodendom en islam stammen beiden af van Abraham. De islam is zich ervan bewust dat ze er veel mee overeen stemmen en zo staat ook in de Koran dat Mohammed begroet is door Jezus, Mozes en Abraham. Volgens de Koran mag het alleen in het Arabisch gelezen worden. Net als het christendom was de boodschap van de islam gericht aan de hele samenleving en was men verplicht de islam op aarde te verspreiden (jihad). In 622 werd Mohammed verdreven en gingen wonen in Medina. Hier kreeg hij politieke macht en erkende steeds meer mensen de islamitische godsdienst. Tussen 632 en 650 veroverde hij zoveel gebieden dat de islam de heersende godsdienst werd. Toen viel de expansie stil. Maar in 660 gingen de door tot aan Spanje en Frankrijk. Maar in Frankrijk werden ze teruggedrongen tot aan de Pyreneeën. Alleen Constantinopel en Griekenland werden niet islamitisch. Pas in 1492 was de islam uit Europa verdwenen. Maar hierna kwamen de Turken. In 1453 veroverde zij Constantinopel.
De Arabieren konden zoveel gebieden veroveren doordat ze uitstekende ruiters waren en doordat ze hun onderlinge verdeeldheid oploste door de een eenheid te vormen door islam. Zij waren ook tolerant tegenover de veroverde volkeren. Zij combineerde hun eigen cultuur met de nieuwe wat ervoor zorgde dat steden opbloeide. Men vond het ook best als de christenen en joden hun geloof belijden mits ze een kleine vergoeding betaalden en Mohammed niet beledigden. Verder hadden de arabieren niets te vrezen omdat de christelijke minderheden de islam boven het intolerante christendom verkozen.

Hofstel en horigheid
Europa was in tegenstelling tot de islamitische wereld arm. De bevolking woonde grotendeels op het platteland. In het oosten was er veel handel en nijverheid maar in het westen werd het alleen door bisschoppen intact gehouden. De omvang van de steden was niet groot, alleen Rome had meer dan 1 miljoen inwoners. De economie in het westen was tussen 500-1000 helemaal agrarisch. Omdat de opbrengsten van het land gering waren moest men in de landbouw werken. Het was een autarkische samenleving. Dit houdt in dat men alleen voor zichzelf produceerde. En dat het leven gericht was op overleven omdat het leven van de boeren onderdrukt werd door adel. Geld was er nauwelijks men ruilde producten. Later werkten boeren voor heren. Dit deden ze omdat de agrarische voorraad sterk daalde en de heer het hen verplichtte te blijven. Ook bleven ze later omdat de staat geen veiligheid meer garandeerde, in ruil voor veiligheid gingen ze allerlei verplichtingen aan. Zo ontstond het hofstelsel. Het bestond uit het land van grootgrondbezitter en was onderverdeeld in tweeën. Op het vroonland ( van de heer) stonden zijn huis, molen, brouwerij, opslagschuur, wijngaard, moestuin en slaapplaatsen van de slaven. Op het andere deel het hoeveland stonden de huizen van de boeren. Zij hadden heide, bos, -en moerasgebieden ter beschikking. Horigen moesten geregeld voor de heer werken en ook producten afstaan, soms in ruil voor geld. Ook was er veel verschil onderling tussen de verschillende domeinen. Sommige edelen en geestelijke bezaten heel veel land en hadden rentmeesters om daar de baas te zijn, maar sommige hadden ook weinig domein.

Feodale stelsel
In de Romeinse tijd had men een goed staatsapparaat, de beveiliging van burgers was zeker, ze hadden goede wegen en bestuursleden konden lezen en schrijven. In de ME was hier weinig meer van over. Alleen de geestelijken konden lezen en schrijven, zo werd het handhaven van het vroegere apparaat moeilijk. De koning had in de ME feitelijk weinig macht omdat hij zijn macht niet kon uitoefenen o.a. door slecht begaanbare wegen. Hij was dus afhankelijk van machthebbers in de gebieden hij liet ze dan ook trouw afzweren. Die persoonlijke banden werden basis voor een nieuw systeem het feodale stelsel. Hierbij was het zo dat de heer de dienaar een stuk grond gaf in ruil dat hij zijn levenlang trouw zou zijn aan de heer. In het Frankische rijk was het feodale stelsel helemaal ontpooit. De Frankische krijgsheren waaronder Clovis en zijn zoon Karel maakte de grootste veroveringen, ze onderwierpen heel Gallië. De kleinzoon Karel de Grote werd de machtigste koning van de vroege ME omdat hij het rijk heel ver had uitgebreid tot aan de Pyreneeën. Hij stelde een goed ruitersleger op met goede uitrusting. De uitrustingen konden alleen bekostigd worden door rijke edelen families. Dus gaf Karel zijn (veroverde) land te leen in ruil voor diensten. Zou ontstonden er 100 gouwen met een hertog aan het hoofd. Deze vazallen moesten namens Karel recht spreken in ruil voor land, belastingrecht, en domeinen. In de geldarme economie waren grond en ambten voor de hand liggende betaalmiddelen. Maar er was geen controle. Op een gegeven moment gingen de kasteelheren zich als heersers van hun gebied gedragen en onderdrukten ze de bevolking met kleine legers en hieven ze belasting. Ook werd het bezit van het land als erfgoed gezien waardoor de koning weinig gezag meer had.

Christendom in Europa
Het Christendom werd in 394 officiele godsdienst. In het oosten was deze echter dieper geworteld dan in het westen. Het Frankische rijk werd pas christen toen Clovis zich liet dopen omdat hij de God van de christen had geroepen in een strijd. Monniken waren het Christendom al aan het verspreiden en waren voor het eerst buiten het Romeinse rijk geslaagd namelijk in Ierland en later in Groot-Brittannië. Paus Gregorius startte de kerstening vanuit Rome. En Willibrord probeerde in 690 de Friezen te bekeren. Alleen er was heel wat nodig om hen te bekeren omdat zij hier tegen waren. In 722 probeerde Bonifatius in Beieren en in Saksen mensen de bekeren alleen in Saksen waren ze net als de Friezen. De Islam probeerde ook mensen te bekeren in het Frankische rijk alleen Karel Martel sloeg ze weg. Karel de Grote zorgde ervoor dat de Friezen en Saksen bekeerden door te dreigen dat hij hun gebied zou verwoesten als ze niet wilden bekeren. Dat deed hij ook , er volgde een 30 jarige bloederige oorlog. Hij liet de leider van de Saksen leven als hij zich liet dopen.

Na de dood van Karel de Grote dreigden Vikingen het gebied over te nemen en het Christendom uit te roeien maar met hulp van Duitse keizers en Slavische vorsten drong het Christendom ook in het Noorden door. Alleen de Paus stond het hoofd van de Kerk vond het westen, het oosten zei dat het hoofd was in Constatinopel zo ontstond er een breuk 1054 die nooit meer is geheeld. Christenen hadden net als moslims de boodschap om hun geloof te verspreiden. Het ging alleen niet zo makkelijk bij de christenen om mensen te bekeren. Het lukt pas na brute onderdrukking van heidenen. Bij vorsten was het om macht dat ze christenen werden en ook als ze overwinningen hadden gemaakt, werden ze christenen.
Er waren ook overeenkomsten tussen het christendom en de Germaanse godsdienst. Zo werd Jezus gezien als helper en winnaar. Men mocht ook geloven in geesten, dwergen. Waarzeggerij mocht niet want alleen god wist hoe de toekomst eruit zou zien. Verder werden er afbeeldingen gemaakt zodat men wist wat ze moesten navolgen. Gregorius voerde zondag als verplichte rustdag in. Constantijn verbond christus met de zonnegod en liet zijn geboorte op 25 december vieren (geboorte van de zon). Pasen werd op de dag van het lentefeest gevierd. En Maria werd de vruchtbaarheidsgodin. Relikwien kwamen in plaats van amuletten, dierenhoofden.

Monniken
Monnik betekent eenling (monachos, Grieks). Zij onthielden zich van dagelijkse dingen om zich te concentreren om het geestelijke. Er ontstonden ook kloosters ( claustrum afgelegen, Latijn). In de 4e eeuw werden monniken populair in het westen en waren er mensen die in grotten leefden en zich ook onthielden van het dagelijkse leven. Het was belangrijk dat er kloosters waren omdat de steden verdwenen. Men had zo meer grip op het platteland.
Monniken leefden volgens de Benedictijn regel, deze hield in dat ze geen persoonlijke bezittingen mochten hebben, gehoorzaam moesten zijn ( was een grote deugd) en verder veel moeten bidden en werken. Dat werken was studeren. Vanuit de stichting van kloosters werd er steeds meer land toegewezen aan de christenheid. Zo werden ze dus ook heel rijk en lieten ze veel boeren werken op het land. Ook monniken deden wereldse dingen zoals jagen en in contact komen met niet-monniken. Later verzette men zich tegen deze misstanden en ontstond er het klooster van Cluny die de monniken aan inspectie onderwierp. Omdat monniken voor de doden baden er werd zelfs een feestdag ingevoerd Allerzielen (2 nov).
Velen hoopten na een zondig leven toch in de hemel te komen.

Corpus luris Civilis (Het geheel van het burgerlijk recht)
De Byzantische keizer Justinianus probeerde tijdens zijn bewind(527-565) het Romeinse rijk te herstellen. Dit lukte alleen niet zo goed. Na Italie weer veroverd te hebben stelde hij een soort van wetboek op, het geheel van het burgerlijk recht. Het bestond uit drie delen de Codex, waarin keizerlijke verordeningen staan, Digesten waar rechtsinterpertaties instaan. En de Instituten waar een overzicht van privaatrecht in staat. Het Corpus was echter in het Latijn geschreven wat niemand toen begreep omdat iedereen Grieks sprak. Na 600 jaar ging het een grotere rol spelen. In de 12e eeuw kreeg het echt betekenis. Hoewel de keizer niet gebonden was aan de wet kon er toch een goede samenleving ontstaan. Individuen konden bezit veilig stellen, contracten opstellen en zorgen dat die nageleefd werden. Men kon tegen de staat in gaan en burgers onderling konden conflicten oplossen. Vrouwen en minderjarigen waren ook beschermd omdat ze werden erkend als ‘rechtspersoon’.

Mohammed en Karel
Pirenne stelt dat Karel ondenkbaar was geweest zonder Mohammed. Hiermee bedoeld hij dat, toen de Islamieten het Middellandse Zeegebied overheersten alle banden met Europa werden verbroken en zo ook de Romeinse overheersing in Europa weg was. Europa was afgezonderd en het rijk van Karel de Grote was volledig agrarisch, feodaal en had geen internationale handel. Pirenne beweerde dat na 650 de specerijen verdwenen. Deze bewering wordt teniet gedaan door andere historici die zeggen dat er in 7e eeuw al geen handel meer was en dat de Islam niet de oorzaak. Een voorbeeld van verandering is het papyrus. Het werd gemaakt in Egypte, toen ze veroverd werden door de islam gebruikten men het niet meer in het noorden. Alleen de Paus gebruikte het wel. Zo is er bewijs van handel. Toch zit er wel iets in de theorie van Pirenne. Door de overheersing van de Islam is Europa afgesneden van andere beschavingen en gaven ze Europa de identiteit die de christenen tegenover de islamieten zetten.


H4

Opkomst vaan de steden
Door verbeteringen in landbouwtechniek kwamen er meer overschotten. Hierdoor kon men hun overschotten gaan verhandelen waardoor er langzaam weer een agrarisch-urbane samenleving ontstond. Boeren gingen zich specialiseren en verkochten hun spullen op markten. Deze ontstonden op knooppunten bij machtscentra zoals kloosters. Zo ontstonden er nieuwe steden. Oude Romeinse steden herstelde weer maar lang niet zoals in het Romeinse rijk straten waren niet meer geordend. Men werd erg afhankelijk van handel en men ging aan de behoeftes van mensen voldoen zo ontstonden ambachten. De bevolking groeide sterk. Maar tussen 1300-1500 nam de bevolking af door de pest. Het aantal steden bleef groeien. Het had meestal een paar honderd tot duizend inwoners maar steden als Milaan en Venetië groeide uit tot stadstaten.


De stedelijke burgerij
De eerste stadsbewoners leefden in vrijheid. Ze kregen stadsrechten van hun heer en vormde een eigen gemeenschap met wetten, bestuur en rechtsspraak. In ruil hiervoor droegen deze gemeenschappen belasting af. Het was ook handig omdat hij niet meer afhankelijk was van zijn eigen land en arbeidskrachten (horigen). Er was ook een vertegenwoordiger van de heer een schout of bajuw. Hij hield toezicht op het bestuur en rechtbank en voltrok ook vonnissen. Het voordeel van een ‘stad’ was dat hij veel belasting kreeg, dat was winstgevend. Een nadeel was dat de edelen de macht op de economie verloren, deze verschoof naar de stedelijke burgerij. Er gingen wel meer mensen dood dan dat er geboren werden. De oorzaak hiervoor was de slechte hygiëne, dicht opeen gebouwde huizen die door branden werden verwoest en voedseltekort. Door nieuwe burgers werd het sterfteoverschot opgevangen. Veel boeren trokken naar de stad omdat ze daar in vrijheid konden leven. Het hofstel verdween en maakte plaats voor dorpsgemeenschappen maar de lokale heren hielden de boeren aan allerlei verplichtingen.
De burgers waren trots. Ze lieten dat zien door hoge stadsmuren te bouwen, zodat het op een kasteel leek maar dan groter en het bood ook bescherming. Ook werden er bruggen en pleinen gebouwd. Dit alles kostte veel geld en dat werd bekostigd door nauwe samenwerking en door belastingen.
Een vorm van samenwerking was het gilde. Zij zorgden dat mensen goed werden opgeleid voor een bepaalde ambacht en lette erop dat de producten van goede kwaliteit waren en stelde de prijzen vast. Ook kon niemand anders in de stad hetzelfde als dit gilde. Meesters waren de baas, vaak rijke en eigenaren van werkplaatsen waar leerlingen werkten. Na de opleiding was je een gezel en de meeste arbeiders bleven dat ook, maar als je een meesterstuk maakte kon je een eigen zaak beginnen dit deden echter de meesterszonen en de werkplaatsen waren duur. Ook moest je toestemming van een gilde krijgen om een eigen zaak te beginnen.
Kooplieden bepaalde of iemand burger was of niet. Een burger was je als je een jaar en een dag binnen de stad had gewoond. Een paar rijke families leverden toezichthouders voor het stadsbestuur en rechtbank. Deze mensen werden net als de elite Romeinen patriciërs genoemd. Deze mensen gingen zich steeds meer als de adel gedragen. Er was ook strijd tussen de rijke families. Pas toen de gilden hun macht opeisten werd het algemeen belang weer in het oog gehouden. Sommige gildenmeesters kwamen in de rechtbank, dit was een uitzondering. In de late middeleeuwen was de macht in handen van de (rijke) patriciërs.

Staatsvorming en centralisatie
Centralisatie is in een stad verblijven en van daar uit meer greep te krijgen op hun koninkrijk. Koningen reisden eerst veel om hun macht duidelijk te maken, voorraden op te maken omdat er geen goede wegen waren en anders zou de bevolking niet de koning gehoorzamen. Voor centralisatie was er een militaire macht en een geldeconomie nodig om makkelijker macht uit te oefenen. Hij kon belasting heffen en zou het vertrouwen van zijn leenmannen ‘kopen’. En ook legers en ambtenaren betalen. Ambtenaren waren eerst geestelijken omdat zij konden lezen en schrijven. Later kwamen er ook hoge ambtenaren van burgerlijke kom af. Koningen probeerde een nationale wetgeving op te stellen. Zo kwam een staatsvorming op gang.

Drie grote koninkrijken waren Frankrijk, Duitsland en Engeland. Duitsland was het eerste koninkrijk dat een poging deed tot centralisatie. In 962 riep hij zijn rijk uit tot het heilige roomse rijk en liet hij zich kronen tot keizer. En hiermee ontleende hij gezag de kerk. Het lukte de keizer niet om de macht van de hertogen te beperken omdat de titel erfelijk was.
Hij probeerde hun macht te beperken door bisschoppen als hertogen te laten optreden.
Zij mochten geen kinderen krijgen waardoor de benoeming van de keizer afhankelijk was. Hiermee kwam de keizer in conflict met de paus. Ook werd positie van de keizer verzwakt door de voorliefde voor Italië. Vaak verbleef de keizer langdurig in Italië en voerde oorlogen waardoor hij de greep op het noorden verloor.
In Engeland was er een hechtere organisatie door o.a. de Normandische veroveringen. In 1066 versloeg Willem de Veroveraar koning Harold en hield de bestuursindeling hetzelfde. Een verschil was wel dat Engelse koningen voorkwamen dat lenen van vader op zoon over ging en stelde sheriffs in loondienst om rechtspraak en belasting te heffen. Dit alles was mogelijk door een geldeconomie.
De koning had in Frankrijk minder te betekenen dan in de andere rijken. Maar zijn macht vergrote in de loop van de eeuw. Eerst had de koning alleen macht in Parijs en omgeving maar zijn macht breidde steeds verder uit door huwelijken, erfenissen en veroveringen. Tussen 1200-1300 toen de Franse koning sterk genoeg was versloeg hij zijn officiële leenmannen en verviervoudigde zijn land. Door vertrouwelingen op hoog betaalde functies in te zetten hield hij controle. Pas nadat hij de honderdjarige oorlog tegen de Engelse koning en Franse hoge edelen had hij heel veel macht.
De adel zag zijn rol steeds verder afnemen en kwam in opstand. Er werden ook oorlogen gevoerd en die kostte de koning geld. Dat geld moest van de adel komen dus moesten er afspraken gemaakt worden. Zo ontstond het parlement of Staten-Generaal. Hierin zaten de adel, geestelijken en burgerij. De vorst deed beloftes in ruil voor geld en andere steun.
De manier waarop dit ging verschilde per land maar de Franse koning kon veel gedaan krijgen zonder zijn beloftes echt waar te maken zo had hij het parlement niet echt meer nodig want zijn macht versterkte. In Engeland bleef het parlement echter wel tegenwicht bieden. Aan het einde van de 15e eeuw waren er in Europa al vele staatsvormen. Er ontstond nationaal gevoel. Maar het zou nog eeuwen duren voordat edelen en steden hun zelfstandigheid tegen de macht van de koning zouden verdedigen.

Kerk en staat
In de 5e eeuw had de christenheid tweezwaardenleer de aangenomen. Deze zei dat de wereldlijke macht en geestelijke macht hun eigen machtssfeer hadden. Zolang de macht van de paus en koning beperkt was ontstond er geen conflict. In de 11e eeuw was er een hevig conflict tussen de paus Gregorius VII en de Duitse keizer over wie de meeste macht had. De paus vond dat hij de macht omdat hij de afstammeling was van Petrus die door Jezus was aangewezen. Als hij vond dat keizer tegen godswil inging kon hij hem afzetten. Keizers mochten alleen het zwaard gebruiken met instemming van de paus omdat hij erfgenaam was van de Romeinse keizers. De Duitse keizer zag dit anders. Híj was erfgenaam van de Romeinse keizers. Hij mocht als beschermer van de christenheid zich bemoeien met de kerk. Dit gebeurde ook, de keizer gaf doorslag bij benoeming van bisschoppen. De keizer had door de investituur de benoeming in hadden. Ook gaf de keizer bisschoppen wereldlijke macht hij stelde hen aan als hertogen en graven. Toen de paus en de keizer een bisschop voor Milaan hadden deed de paus de keizer in de ban en werd hij uit de kerk gezet. Keizer Hendrik IV moest toegeven omdat ze anders een andere keizer zouden kiezen. Daarom stak hij de Alpen over om Gregorius om vergiffenis te smeken. De paus liet de keizer drie dagen voor de poort van een burcht in Canossa wachten toen hief hij de ban op.
De investituurstrijd was niet klaar. Want toen Hendrik zich weer zeker voelde gehoorzaamde hij niet meer. De paus stelde een tegenkoning aan en de koning een tegenpaus, pas in 1122 bereikte Hendrik en Gregorius een compromis. Dit Concordaat van Worms zei dat priesters van een bisdom hun eigen bisschop mochten kiezen en dat de keizer de bisschop nog wel mocht aanstellen als hertog of graaf.

Na 1122 was er nog vaak strijd om de hoogste macht de paus kon de koning:
- excommuniceren
- interdict uitspreken
- in de ban doen
De paus bouwde een machtige organisatie op met het college van kardinalen als hoogste macht. Door zijn kardinalen het naar buitenlandse hoven te sturen bevestigde hij zijn macht. Aan het hof groeide het ambtenaren apparaat met aparte afdelingen waaronder ook financiën waardoor er veel geld doorgesluisd kon worden, de kerk werd steenrijk.
Tot aan de 15e eeuw waren de paus en keizer in conflict over de macht. Dit leidde uiteindelijk tot scheiding van kerk en staat. Dat de paus zo machtig was komt omdat het christendom zo een enorme invloed had tussen 1000-1500. De mensen (ook leken) waren bezig met zielenheil en zagen overal de hand van god in. Ze bouwden kathedralen die het middelpunt van de stad vormde. Jezus en Maria werden vereerd. De mensen geloofden dat heiligen mensen genazen, onheil en voorspoed gaven. Ook werden er bedevaarten gehouden dit was om in de hemel te komen. De zuiverheid van het geloof stond voorop. Er ontstonden bedelordes van monniken die zonder enig bezit wilden leven. Deze franciscanen trokken net als Jezus predikend rond in de volkstaal zodat er meer mensen bereikt werden. Er ontstonden begijnhoven waar mensen in vroomheid samen leefden. Het streven naar geloofszuiverheid leidde tot conflicten. Er waren mensen die zich tegen de leer van de kerk gingen verzetten. De kerk zag dit als ‘bedreiging’ voor de zuiverheid van het geloof. Ze gingen mensen vervolgen in de kerkelijke rechtbank de inquisitie, de rechter, de geestelijke heette een inquisiteur.

Christelijk Europa en buitenwereld
Paus Urbanus kreeg het verzoek van Byzantische keizer om ridders te sturen om de Turkmenen te verslaan. De paus was hier blij mee. Hij liet de ridders en kruis dragen en vertelde hen dat dit een heilige oorlog was. Als ze zouden sterven kwamen ze in de hemel. Zo ontstonden de eerste kruistochten. 1096 trokken 100.000 kruisvaarders naar Palestina. Al plunderend kwamen ze aan. Militair was deze actie zinvol. Echter liet het ook zien hoe barbaars Europa was. Veel mensen lieten het leger in de steek en bouwde een leven op in de rijke steden. Veel ridders gingen ook met het doel ergens anders te wonen op kruisvaarttocht, vaak waren het ‘mislukte’ edelen. Toen de Turkmenen ook Egypte onderdrukten werden de ridders ook teruggedreven. Er bleven kruistochten gehouden worden maar Jeruzalem bleef in Islamitische handen.
Vanaf 1250 was duidelijk dat er in het Midden-Oosten niets te winnen viel. In de rest van Europa zoals Spanje, Baltische staten, Nederlanden en een deel van Duitsland werden veel mensen bekeerd christenheid en dreef men in deze gebieden handel en zette akkergebieden op. Overzees werd ook intensiever gehandeld. Op Kreta werden plantages bewerkt door slaven, deze manier was economisch zeer succesvol. Deze manier was het begin van de Europese expansie naar de rest van de wereld.



Bourgondiërs
Koning Filips, een broer van de franse koning, kreeg in 1363 Bourgondië in leen. Langzaam aan breidde hij zijn bezittingen uit. Hij werd graaf van Vlaanderen. Zijn kleinzoon Filips zorgde ervoor dat hij graaf of hertog van verschillende staatjes werd zoals de Brabant, Holland en Gelre. Door het samen te voegen ontstond een staat vanaf de Nederlanden tot aan Noord-Frankrijk onder een vorst. Hij riep een Staten-Generaal bijeen die alle gewesten vertegenwoordigden. De zoon van Filips Karel zette één centraal gerechtshof op in Mechelen zijn bestuurscentrum. Na de verovering op Lotharingen (1475) werd het echt een koninkrijk. Alleen Bourgondië was leen van Frankrijk en het rijk bestond ook Duitsland en Nederland. Na opstand van Lotharingen werden er onderhandelingen met de Duitse keizer gevoerd die stuk liepen omdat ze wel een zelfstandig koninkrijk mochten zijn maar het bleef in leen. Door de door van Karel kwam het rijk in handen van de Franse koning, Karel V. Deze was zo nauw verbonden met de Nederlanden dat het Bourgondische Kreits een aparte bestuurlijke eenheid ging vormen. Men zegt dat de Bourgondiërs aan het begin staan van hoe de Nederlanden er nu uitzien. Zo is de grens met Duitsland nog steeds hetzelfde.

Decamerone
In 1348 breekt de pest (zwarte dood) uit in Italië geen dokter heeft er een medicijn tegen. Na drie dagen na het verschijnen van de eerste symptomen gaan de mensen ‘zomaar’ dood. De pest begon in Azië en verspreidde zich snel door ratten en vlooien. Hele dorpen raakte ontvolkt. In Florence werd de bevolking ook snel minder en lagen er lijken opgestapeld. Bankierszoon Boccacio schreef dit is het Florence van nu. Hij schreef een boek over zeven jonge vrouwen en drie jonge mannen die vluchten voor de pest en zich terug trekken op een landgoed. Om zich te vermaken vertellen ze elkaar elke dag een verhaal tien dagen lang. Decamerone betekent tien dagen, in totaal 100 verhalen. Het zijn verhalen over monniken, koningen, burgerij. Sommige verhalen zijn erotisch of drijven spot met de geestelijkheid. Opvallend voor die tijd is dat het geen moraal bevat, maar de boodschap is speel het slim, pas je aan en aan denk aan je zelfs.

Herfsttij der middeleeuwen
Johan Huizinga was een beroemde Nederlandse historicus. Hij is bekend geworden door het boek herfsttij der middeleeuwen. Hierin bekijkt hij de geschiedenis op een andere manier. Andere historici zagen het einde van de middeleeuwen als aanloop naar de Renaissance maar Huizinga zei dat het een einde was van een verdorven tijd. Huizinga heeft een andere kijk op het verleden laten zien.

REACTIES

M.

M.

Prima samenvatting, belabberde spelling, dat is iets minder..

12 jaar geleden

O.

O.

het is super veel maak er hoofdstuklinken van dan vind je het gemakkelijker wat je zoekt
en duurt het niet een eeuwig heid!
als je een goede site wilt moet je het wel beter doen!

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.