3.4 Christendom in Europa
De verspreiding van het christendom in geheel Europa
De kerken van Rome en Constantinopel:
-
-
- Vanaf het begin van het christendom werd de kerk in grote steden geleid door een bisschop
- Deze hoge geestelijke zag toe op de gelovigen en benoemde lagere geestelijken
- In de Romeinse rijk wilde de keizer ook de leider zijn van de kerk, in het Byzantijnse rijk lukte dit uiteindelijk
- Keizer Justinianus liet in 533 de bisschoppen erkennen dat in de kerk niets mocht gebeuren tegen de wil in van de keizer
- De hoogste bisschop van Constantinopel (oosterse kerk) à patriarch
-
-
-
- In het westen was geen keizer meer
- Daar werd de bisschop van Rome de leider van de kerk à de paus
- Deze stelde dat er twee machten waren
- De geestelijke
- De wereldlijke
- Volgens deze tweezwaardenleer had de paus de geestelijke macht en hadden koningen en keizers allen wereldlijke macht
- Het oosterse en westerse christendom groeiden uit elkaar en uiteindelijk kwam het tot een scheuring
- Hierdoor ontstonden twee aparte kerken
- De rooms-katholieke kerk (katholiek) onder de leiding van de paus
- De orthodoxe kerk onder de leiding van de Byzantijnse keizer
- In het westen werd de geestelijkheid net als de adel een sociale groep met speciale voorrechten en een vaste positie in de samenleving à stand
- Beide kerken hadden vanaf het begin ook speciale geestelijke die zich van de wereld afzonderden à monniken en nonnen
- De meesten woonden in een klooster
- De meesten rooms-katholieke kloosters hanteerden de regels van Benedictus
- Monniken moesten dagelijks volgens een vast schema bidden
- Mochten het klooster niet verlaten
- Moesten strikt gehoorzamen aan het hoofd van het klooster à abt
- Ze hadden geen persoonlijk bezit, maar het klooster bezat vaak wel grond, waarop horige boeren werkten
-
Europa wordt christelijk:
-
-
- Het christendom werd in 395 de Romeinse staatsgodsdienst, maar had in grote delen van het westen weinig aanhangers
- Toen het Romeinse rijk in 476 kwam te vallen bleef het christendom bestaan
- De bekering van Clovis werd een keerpunt
- De Frankische koning liet zich in 496 met zijn soldaten dopen
- Misschien geloofde hij dat God en Jezus hem onoverwinnelijk maakten
- Het Frankenrijk werd een christelijk rijk en Frankische koningen hielpen het christendom verspreiden
-
-
-
- In 690 stuurde de paus de Angelsaksische monnik Willibrord van Engeland naar Nederland
- Hij moest de Friezen bekeren
- Willibrord en andere missionarissen trokken predikend rond en bouwden kerken
- De kerstening van de Friezen schoot niet op
- Telkens kwam er verzet zoals in 754, toen de missionaris Bonifatius met tientallen helpers werd vermoord
- B
- Pas onder Bonifatius’ opvolger Liudger werden de Friezen definitief tot het christendom bekeerd
- Missionarissen wilden het geloof zonder geweld en dwang verspreiden
- B
- De verspreiding van het christendom in Europa werd in de 9e en 10e eeuw bemoeilijkt door invallen van Germaanse Vikingen uit het noorden en Slaven en Hongaren uit het oosten
- Hieraan kwam omstreeks 1000 een eind toen Scandinavische koningen en de koning van Polen en Hongarije zich bekeerden
- De orthodoxe kerk stuurden missionarissen naar Oost-Europa
- Hierdoor werden Rusland, Oekraïne, Servië en Bulgarije met steun van hun vorsten tot het orthodoxe christendom bekeerd
-
Samensmelting:
-
- Om mensen te overtuigen, besloten missionarissen om aan te sluiten bij de gebruiken en geloven van heidenen
- Godenvering was verboden, net als waarzeggerij en toekomstvoorspelling: alleen God kende de toekomst
- Maar geloof in dwergen, reuzen, elfen en geesten werd vaak wel getolereerd
- Het christendom nam ook allerlei heidense elementen over
- Deze samensmelting begon al onder keizer Constantijn, die Christus met de zonnegod verbond
- Hij liet Christus’ geboorte vieren op 25 december (de geboortedag van de zon) en voerde de zondag in als rustdag, in plaats van zaterdag zoals aangewezen in de Bijbel
- Pasen werd gevierd op de dag van het Germaanse lentefeest
- Heidense goden leefden voort in christelijke heiligen zoals Maria
- Relikwieën (overblijfsel van heiligen) vervingen amuletten, dierenhoofden en andere voorwerpen die voorspoed moesten brengen of onheil moesten afwenden
REACTIES
1 seconde geleden