Marxisme

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1301 woorden
  • 8 april 2010
  • 27 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
27 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Marxisme

1. Wat is socialisme?
Veranderingen op het gebied van industrie brachten grote veranderingen in de samenleving.
De welvaart werd groter, maar werd niet gebruikt om de verschillen kleiner te maken. Weinig mensen kregen meer dan nodig, en veel mensen minder dan dat ze nodig hadden. Denkers kwamen tot de conclusie dat het kapitalistische stelsel niet de problemen kon oplossen die door industrialisatie ontstonden, en het moest worden vervangen door een socialistisch stelsel. Socialisme: het ideaal dat de gemeenschap alle of tenminste de belangrijkste productiemiddelen bezit en via haar vertegenwoordigers beheert. De opbrengst moet zo worden verdeeld dat iedereen een redelijk aandeel ontvangt.

Van de verschillende soorten socialisme is het marxisme het belangrijkst.


2. Het marxisme.
1818 – Karl Marx werd geboren. Hij studeerde filosofie en geschiedenis, en werd als journalist geïnteresseerd in het lot van fabrieksarbeiders. Hij verdiepte zich in sociaal/economische problemen. In 1843 verhuisde hij naar Parijs, maar zijn publicaties brachten hem in moeilijkheden en in 1845 werd hij het land uitgezet. Hij kwam in Brussel terecht en vanuit daar had hij contact met organisaties van arbeiders uit omringde landen. In die tijd schreef hij het ‘Communistisch Manifest’ met Friedrich engels waarin een programma beschreven stond dat een eind moest maken aan de kapitalistische samenleving en een communistische samenleving tot stand moest brengen. Toen in februari 1848 in Parijs een revolutie uitbrak zette ook België hem het land uit angst voor een revolutie.
De Franse revolutionaire regering nodigde hem voor enkele weken uit in Parijs, maar vertrok naar Duitsland toen daar ook revolutie uitbrak. Hij werd hoofdredacteur van een krant die met de revolutie welgezind was. Deze slaagde niet en in 1849 werd hij alweer uitgewezen. Hij leefde daarna in armoede in Londen, waar hij o.a ‘Das Kapital’ schreef.

De uitgangspunten van het Marxisme.
Het Marxisme gaat er vanuit dat:
1. De economische verhoudingen de samenleving bepalen.
2. Verschuivingen in de economische verhoudingen tot klassenstrijd en een nieuwe samenleving leiden.

Revoluties worden meestal zwaar bevochten, maar de communistische revolutie zou haast automatisch tot stand komen. De geschiedenis van de mensen wordt door wetten bepaald en als je deze weet wordt het verleden begrijpelijk en kan de toekomst ongeveer worden aangegeven. De strijd om voedsel en bezit, de wijze waarop productiemiddelen zijn verdeeld, de wijze waarop het werk is geregeld en de arbeidsomstandigheden, de economische verhoudingen, bepalen de gehele cultuur van een samenleving.

In iedere samenleving is steeds een heersende en onderdrukte bevolkingsgroep geweest. De heersende groep leeft in grote welvaart, en de onderdrukten bezitten weinig en doen arbeid voor weinig geld.

Een bevolkingsgroep die zijn plaats aan economische positie te danken heeft noemt Marx een klasse. Hij noemde iedere samenleving een klassenmaatschappij. De economische verhoudingen liggen niet voorgoed vast, maar veranderen en dan ontstaat er een klassenstrijd, waarbij uiteindelijk de onderdrukte klasse wint en er een nieuwe samenleving ontstaat.

De ondergang van het kapitalisme en de opbouw van de communistische samenleving.
In zijn geschriften heeft Marx beschreven hoe het kapitalisme ten onder zou gaan en deze ondergang zouden de arbeiders alleen maar hoeven te organiseren en het juiste moment afwachten.

De tegenstellingen tussen de klassen zullen toenemen.
De kapitalisten zullen steeds kleiner in aantal, en steeds rijker worden. Dit wordt de concentratie- en cumulatietheorie genoemd. De arbeiders zullen groter en armer worden. Dit wordt de Verelendungstheorie genoemd. Dit wordt veroorzaakt doordat de kapitalisten de prijzen verlagen om concurrentie tegen te gaan:
- door machines het werk te laten overnemen (werkloosheid).
- Door lonen te verlagen (verelendung).

Kleine zakenlieden raken hun bedrijf kwijt en verdwijnen uit de bourgeoisie omdat de groten lagere prijzen hebben. Ze verdwijnen in het proletariaat.

De revolutie zal vanzelf uitbreken.
Arbeiders zullen steeds wanhopiger worden en zij zullen zich gaan organiseren. Daarna moeten ze wachten tot de tegenstelling zo groot wordt dat de kapitalistische samenleving ineenstort. De arbeiders zullen dan de macht kunnen overnemen.

De dictatuur van het proletariaat.

In deze fase bezitten de arbeiders de politieke macht, door de marxisten genoemd: dictatuur van het proletariaat. Nadat arbeiders de macht in handen hebben wordt het privé-bezit van productiemiddelen afgeschaft, en de arbeiders nemen al het land, de industrie, het vervoer en de banken over. Iedereen werkt voor de gemeenschap. De staat betaalt alle noodzakelijke voorzieningen zoals onderwijs en medische voorzieningen, en er is geen bevolkingsgroep meer die een andere uitbuit. Het proletariaat is genoodzaakt zijn wil op te leggen aan leden van de bourgeoisie die zich verzetten, want de bevolking moet worden opgevoed om samen de productiemiddelen te beheren en een nieuwe maatschappij op te bouwen.

‘Dictatuur van het proletariaat’ werd verkeerd opgevat door de bourgeoisie, maar de marxisten zagen het anders. Iedere regering is in handen van een heersende klassen die een andere onderdrukt. In een kapitalistisch land is een dictatuur van de bourgeoisie tot de dag van de revolutie, dan draaien de rollen om. De dictatuur van het proletariaat is milder, een meerderheid heeft minder dwangmiddelen nodig om een minderheid te domineren dan andersom.

Het ware communisme.
De laatste fase. Er zijn geen klassen meer in de samenleving: klassenloze maatschappij. Iedereen werkt zo hard mogelijk in algemeen belang, en in ruil daarvoor krijgt ieder wat hij nodig heeft. De politie&leger worden afgeschaft, er worden geen misdaden/oorlog meer gevoerd. Als in alle staten de socialistische revolutie en de dictatuur van het proletariaat heeft plaatsgevonden sterft de staat af. De nederlandse socialist Domela Nieuwenhuis kwam er niet uit wat er na de revolutie moest gebeuren en hij vroeg het Marx zelf in 1881 toen hij drukproeven van ‘das Kapital’ ter goedkeuring aanbood. Marx gaf een ontwijkend antwoord, en reageerde niet op de brief voor een duidelijkere. Hij stierf in 1883.

3. Kritiek op het marxisme.
In West-Europa zijn de tegenstellingen niet steeds groter geworden.
De voorspellingen van Marx dat de tegenstellingen tussen de onderdrukte & heersende klasse groter zou worden is niet uitgekomen. De rijken werden steeds rijker, maar de armen niet armer. De levensstandaard van de onderste laag in de westerse geïndustrialiseerde landen werd groter dan Marx ooit heeft gedroomd.

De middengroep wordt niet kleiner maar groter.
Marx vind dat de samenleving in 2 klassen te verdelen is. Hij dacht dat de andere klassen op den duur bij de bourgeoisie of het proletariaat zouden gaan horen.
Dit gebeurde niet. De kleine middengroep die naar verwachting in armoede zou vervallen en op zou gaan in het proletariaat is veel groter geworden. Hier zijn tientallen mensen zoals ambtenaren, functionarissen in bedrijven e.d bij gaan horen.

Regeringen nemen het initiatief tot hervormingen.

Marx vindt dat de staat in handen is van de kapitalisten, en kapitalisten dienen alleen hun eigen belangen. In W-E werknemers en werkgevers in het parlement vertegenwoordigt. Die hebben in de 20ste eeuw de ergste fouten van de kapitalisten ongedaan gemaakt. Aantal regels:
Verbod op kinderarbeid, de achturige werkdag, kosteloos onderwijs voor iedereen, werkloosheiduitkeringen, betaalde vakanties enz.

Er zijn geen revoluties in geïndustrialiseerde landen uitgebroken.
Marx zei dat de revoluties het eerst in de landen die het meest geïndustrialiseerd waren zou uitbreken. Dit gebeurde niet, maar wel in staten die agrarisch waren, zoals Rusland en China. Vooral door deze ontwikkelingen is er verdeeldheid ontstaan onder de socialisten.

De loop v.d geschiedenis wordt niet alleen door economische verhoudingen bepaald.
Ook andere krachten kunnen invloed hebben, zoals politieke, godsdienstige en aardrijkskundige krachten. WO 1 is niet door onderdrukten & onderdrukkers uitgevochten en naast economische speelde ook nationalistische motieven een rol. De opvatting dat de klassen alleen op grond van economische verhoudingen tot stand komen, gaat niet altijd op en dit is te zien bij het Romeinse rijk waar naast afkomst ook bezit een grote rol speelt.

Sinds 1917 is Rusland in de dictatuur van het proletariaat beland. Na WO2 zijn vele andere socialistisch geworden staten hier ook in beland, dit zijn alle Oost-Europese landen, Aziatische landen zoals China, en Cuba. Deze zijn nog niet geslaagd een ideale samenleving tot stand te brengen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.