Tijdvak VI: tijd van regenten en vorsten (17de eeuw, vroegmoderne tijd)
Kenmerkend aspect 23: het streven van vorsten naar absolute macht
Absolutisme is een regeringsvorm waarin de koning alle macht heeft en extreme centralisatie is doorgevoerd.
Dit kwam het sterkst naar voren in Frankrijk.
Opbouw absolutisme in Frankrijk:
- Er waren door de centralisatiepogingen in de late ME groeiende spanningen tussen de koning en de adel (de regenten)
- De Staten-Generaal was een vergadering van de 3 standen die op verzoek van de koning bijeenkwamen. De koning had hierdoor niet alle macht en schafte die in 1614 af.
- De kardinalen van Lodewijk XIII (Richelieu) en Lodewijk XIV (Mazarin) voeren door:
- Rechtstreekse belasting (zonder tussenkomst adel)
- Vergroten ambtenarenapparaat, waardoor de adel minder invloed kreeg
- Censuur en nieuwe wetten
- Lodewijk XIV legde parlement van Parijs (= overlegorgaan) zijn wil op
- Lodewijk XIV heeft alle macht.
Hij kon dit maken door het droit divin: volgens deze leer van Jacques Bossuet (tutor van de jonge kroonprins) was de koning plaatsvervanger van God op aarde en hoefde hij dus geen verantwoording af te leggen aan zijn volk en moesten zijn onderdanen op alles ja en amen zeggen.
Aspecten absolutisme:
Politiek: koning neemt alle beslissingen en duldt geen tegenspraak en kritiek
Militair: opbouw groot en permanent leger, dat goed was uitgerust en goed betaald en daardoor een erg betrouwbaar instrument.
Economisch: (alleen in Frankrijk) mercantilisme: veel export en weinig import zodat alle rijkdom voor de koning gekocht kon worden.
Religieus: (alleen in Frankrijk) : iedereen moest katholiek zijn. Het edict van Nantes werd ongeldig verklaard en de hugenoten vluchtten naar onder andere de Nederlandse republiek.
Bouw van Versailles: het Paleis werd gebouwd zodat de adel daar een deel van het jaar kon wonen en Lodewijk ze in de gaten kon houden en opstanden tegen kon gaan.
Absolutisme in andere landen: ook in Rusland en in Pruisen kwam het absolutisme tot ontwikkeling. In Pruisen was echter wel enige mate van geloofsvrijheid wegens economische redenen: rijke handelaren hadden immers kapitaal, kennis en konden belasting betalen.
Mislukking van het absolutisme: Engeland
In Engeland hadden de burgerij en lage adel juist veel invloed in het parlement. De hoge adel voelde zich bedreigd en er kwam een burgeroorlog (1642- 1649) : de glorious revolution betekende in 1688 de onthoofding van de koning. De Nederlander Willem III werd officieel koning, maar had weinig macht.
Kenmerkend aspect 24: De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek
De Nederlanden besloten om, na de Franse hertog van Anjou en de Engelse graaf van Leicester als landsheer te hebben geprobeerd, door te gaan voor een republiek, waardoor de soevereiniteit, de hoogste staatsmacht, bij de Gewestelijke Staten kwam te liggen.
Hierdoor waren ze buitenbeentje in Europa. In de Republiek der zeven Verenigde Nederlanden werkten de 7 gewesten samen in een centraal bestuursorgaan: de Staten-Generaal. Hier werden de beslissingen genomen over buitenlandse politiek, defensie, bepaalde belastingen, geschillen tussen de gewesten en het bestuur van de Generaliteitslanden (=de gewesten die de Nederlanden tijdens de oorlog van Spanje hadden terugveroverd). Over andere zaken beslisten de gewesten zelf. In feite had Holland, het grootste en welvarendste gewest, de meeste invloed. In de steden regeerde de stedelijke elite van kooplieden en handelaren, de regenten. In het oosten had de adel nog wel veel macht.
Centrale machtsfuncties binnen de republiek:
Stadhouder: De stadhouder was de aanvoerder van het staatse leger, waardoor hij veel gezag had.
Raadpensionaris: de raadpensionaris was een juridische ambtenaar die raad gaf aan de gewesten. Die van Holland was het machtigst, omdat die de staten voor zat en alle correspondentie voerde.
Staatsgezind vs. prinsgezind
Deze twee figuren stonden tegenover elkaar. De staatsgezinden, veelal regenten, steunden de raadpensionaris. De prinsgezinden , veelal het lagere volk, steunden de stadhouder uit het Oranjehuis. Voor hen telde eigen belang. Deze twee groepen waren beurtelings populair.
De strijd tussen de stadhouder en de raadpensionaris was in het begin in voordeel van de Oranjes. Maar Willem II viel in 1650 Amsterdam aan, waardoor Holland besloot om geen stadhouder meer te benoemen met het Eeuwig Edict in 1667. Johan de Witt was raadpensionaris en overtuigd van de ware vrijheid. Daarmee bedoelde hij een situatie van machtsevenwicht. Hij boekte enkele successen, maar er ontstond verdeeldheid na de uitbraak van een oorlog waarvan de Witt de schuld kreeg. Uiteindelijk zijn hij en zijn broer vermoord.
Welvarende republiek: oorzaken:
- De moedernegotie, de handel met de Oost-zeelanden. Deze zorgde voor de eerste welvaart en voor eten.
- De verovering van Antwerpen door de Spanjaarden in 1585. De Antwerpse handelaren vluchtten naar Amsterdam en brachten veel kennis, kapitaal en handelsnetwerken met zich mee.
- Nieuwe technische uitvindingen zoals het fluitschip, de houtzaagmolen en de haringbuis, die zorgden voor een flinke toename in de arbeidsproductiviteit.
- Nederland was erg gespecialiseerd, maar 20 % werkte in de landbouw. De rest werkte in bv de textiel industrie en de handel.
- De VOC, de Verenigde Oost-Indische Compagnie, opgericht in 1602. Deze onderneming had het monopolie op handel met het huidige Indonesië. De VOC was een bijzondere onderneming: ze werd gefinancierd door verhandelbare aandelen, ze mocht oorlog voeren en forten bouwen (wat normaal gesproken alleen een staat mag) en ze was de allergrootste van die tijd. Dit had wel een keerzijde: er werd veel gevochten, ontvolkt en gemarteld om het monopolie te verkrijgen. In 1621 werd de WIC, de West-Indische Compagnie, opgericht. Deze richtte zich uitsluitend op kaapvaart en slavenhandel.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden