Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Kenmerkende Aspecten tijdvak 6

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 1529 woorden
  • 28 mei 2016
  • 41 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
41 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Tijdvak VI: tijd van regenten en vorsten (17de eeuw, vroegmoderne tijd)

Kenmerkend aspect 23: het streven van vorsten naar absolute macht

Absolutisme is een regeringsvorm waarin de koning alle macht heeft en extreme centralisatie is doorgevoerd.

Dit kwam het sterkst naar voren in Frankrijk.

Opbouw absolutisme in Frankrijk:

  • Er waren door de centralisatiepogingen in de late ME groeiende spanningen tussen de koning en de adel (de regenten)
  • De Staten-Generaal was een vergadering van de 3 standen die op verzoek van de koning bijeenkwamen. De koning had hierdoor niet alle macht en schafte die in 1614 af.
  • De kardinalen van Lodewijk XIII (Richelieu)  en Lodewijk XIV (Mazarin) voeren door:
  • Rechtstreekse belasting (zonder tussenkomst adel)
  • Vergroten ambtenarenapparaat, waardoor de adel minder invloed kreeg
  • Censuur en nieuwe wetten
    • Lodewijk XIV legde parlement van Parijs (= overlegorgaan) zijn wil op
    • Lodewijk XIV heeft alle macht.

Hij kon dit maken door het droit divin: volgens deze leer van Jacques Bossuet (tutor van de jonge kroonprins) was de koning plaatsvervanger van God op aarde en hoefde hij dus geen verantwoording af te leggen aan zijn volk en moesten zijn onderdanen op alles ja en amen zeggen.

 

Aspecten absolutisme:

Politiek: koning neemt alle beslissingen en duldt geen tegenspraak en kritiek

Militair:  opbouw groot en permanent leger, dat goed was uitgerust en goed betaald en daardoor een erg betrouwbaar instrument.

Economisch: (alleen in Frankrijk) mercantilisme: veel export en weinig import zodat alle rijkdom voor de koning gekocht kon worden.

Religieus:  (alleen in Frankrijk) : iedereen moest katholiek zijn. Het edict van Nantes werd ongeldig verklaard en de hugenoten vluchtten naar onder andere de Nederlandse republiek.

Bouw van Versailles:  het Paleis werd gebouwd zodat de adel daar een deel van het jaar kon wonen en Lodewijk ze in de gaten kon houden en opstanden tegen kon gaan.

 

Absolutisme in andere landen:  ook in Rusland en in Pruisen kwam het absolutisme tot ontwikkeling. In Pruisen was echter wel enige mate van geloofsvrijheid wegens economische redenen: rijke handelaren hadden immers kapitaal, kennis en konden belasting betalen.

 

Mislukking van het absolutisme: Engeland

In Engeland hadden de burgerij en lage adel juist veel invloed in het parlement. De hoge adel voelde zich bedreigd en er kwam een burgeroorlog (1642- 1649) : de glorious revolution betekende in 1688 de onthoofding van de koning. De Nederlander Willem III werd officieel koning, maar had weinig macht.

 

Kenmerkend aspect 24: De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek

De Nederlanden besloten om, na de Franse hertog van Anjou en de Engelse graaf van Leicester als landsheer te hebben geprobeerd, door te gaan voor een republiek, waardoor de soevereiniteit, de hoogste staatsmacht, bij de Gewestelijke Staten kwam te liggen.

Hierdoor waren ze buitenbeentje in Europa. In de Republiek der zeven Verenigde Nederlanden werkten de 7 gewesten samen in een centraal bestuursorgaan: de Staten-Generaal. Hier werden de beslissingen genomen over buitenlandse politiek, defensie, bepaalde belastingen, geschillen tussen de gewesten en het bestuur van de Generaliteitslanden (=de gewesten die de  Nederlanden tijdens de oorlog van Spanje hadden terugveroverd). Over andere zaken beslisten de gewesten zelf. In feite had Holland, het grootste en welvarendste gewest, de meeste invloed. In de steden regeerde de stedelijke elite van kooplieden en handelaren, de regenten. In het oosten had de adel nog wel veel macht.

 

Centrale machtsfuncties binnen de republiek:

Stadhouder: De stadhouder was de aanvoerder van het staatse leger, waardoor hij veel gezag had.

Raadpensionaris: de raadpensionaris was een juridische ambtenaar die raad gaf aan de gewesten. Die van Holland was het machtigst, omdat die de staten voor zat en alle correspondentie voerde.

 

Staatsgezind vs. prinsgezind

Deze twee figuren stonden tegenover elkaar. De staatsgezinden, veelal regenten, steunden de raadpensionaris. De prinsgezinden , veelal het lagere volk, steunden de stadhouder uit het Oranjehuis. Voor hen telde eigen belang. Deze twee groepen waren beurtelings populair.

De strijd tussen de stadhouder en de raadpensionaris was in het begin in voordeel van de Oranjes. Maar Willem II viel in 1650 Amsterdam aan, waardoor Holland besloot om geen stadhouder meer te benoemen met het Eeuwig Edict in 1667. Johan de Witt was raadpensionaris en overtuigd van de ware vrijheid. Daarmee bedoelde hij een situatie van machtsevenwicht. Hij boekte enkele successen, maar er ontstond verdeeldheid na de uitbraak van een oorlog waarvan de Witt de schuld kreeg. Uiteindelijk zijn hij en zijn broer vermoord.

 

Welvarende republiek: oorzaken:

  • De moedernegotie, de handel met de Oost-zeelanden. Deze zorgde voor de eerste welvaart en voor eten.
  • De verovering van Antwerpen door de Spanjaarden in 1585. De Antwerpse handelaren vluchtten naar Amsterdam en brachten veel kennis, kapitaal en handelsnetwerken met zich mee.
  • Nieuwe technische uitvindingen zoals het fluitschip, de houtzaagmolen en de haringbuis, die zorgden voor een flinke toename in de arbeidsproductiviteit.
  • Nederland was erg gespecialiseerd, maar 20 % werkte in de landbouw. De rest werkte in bv de textiel industrie en de handel.
  • De VOC, de Verenigde Oost-Indische Compagnie, opgericht in 1602. Deze onderneming had het monopolie op handel met het huidige Indonesië. De VOC was een bijzondere onderneming: ze werd gefinancierd door verhandelbare aandelen, ze mocht oorlog voeren en forten bouwen (wat normaal gesproken alleen een staat mag) en ze was de allergrootste van die tijd. Dit had wel een keerzijde: er werd veel gevochten, ontvolkt en gemarteld om het monopolie te verkrijgen.  In 1621 werd de WIC, de West-Indische Compagnie, opgericht. Deze richtte zich uitsluitend op kaapvaart en slavenhandel.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Welvarende republiek: oorzaken:

  • De moedernegotie, de handel met de Oost-zeelanden. Deze zorgde voor de eerste welvaart en voor eten.
  • De verovering van Antwerpen door de Spanjaarden in 1585. De Antwerpse handelaren vluchtten naar Amsterdam en brachten veel kennis, kapitaal en handelsnetwerken met zich mee.
  • Nieuwe technische uitvindingen zoals het fluitschip, de houtzaagmolen en de haringbuis, die zorgden voor een flinke toename in de arbeidsproductiviteit.
  • Nederland was erg gespecialiseerd, maar 20 % werkte in de landbouw. De rest werkte in bv de textiel industrie en de handel.
  • De VOC, de Verenigde Oost-Indische Compagnie, opgericht in 1602. Deze onderneming had het monopolie op handel met het huidige Indonesië. De VOC was een bijzondere onderneming: ze werd gefinancierd door verhandelbare aandelen, ze mocht oorlog voeren en forten bouwen (wat normaal gesproken alleen een staat mag) en ze was de allergrootste van die tijd. Dit had wel een keerzijde: er werd veel gevochten, ontvolkt en gemarteld om het monopolie te verkrijgen.  In 1621 werd de WIC, de West-Indische Compagnie, opgericht. Deze richtte zich uitsluitend op kaapvaart en slavenhandel.

 

Burgercultuur:

In de Republiek was er burgercultuur: in de politiek, kunst, gewoonten en gebruiken van een land is te zien dat niet een koning regeert, maar de burgers een centrale rol spelen. In de kunst is dit bv te zien doordat er burgers afgebeeld worden op schilderijen en niet de koning en zijn overwinningen. De kunst en cultuur kregen in de Republiek een enorme impuls door de vele immigranten die kennis, arbeidskracht en geld meebrachten. In de Republiek was er namelijk tolerantie: andere godsdiensten dan het protestantisme werden niet vervolgd.

 

Kenmerkend aspect 25: Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie

In heel Europa ontwikkelde in de 16de en 17de eeuw het handelskapitalisme: een economisch systeem waarin ondernemers goederen verhandelen om zoveel mogelijk winst te maken. Eerst waren alleen Portugal en Spanje actief op de wereldzeeën, maar Engeland, Frankrijk en de Nederlanden kregen ook monopolies in Afrika en Azië.

In Nederland ontwikkelde het handelskapitalisme zich sterk en hadden we veel handelsproducten: bier, textiel, haring en doorverkoop. Ons voordeel is dat we sterk gespecialiseerd waren.

In Engeland werd de EIC, de East India Company, opgericht. Zij richtten zich op India en specerijen, textiel en indigo. Dit was de basis voor het grote rijk dat Engeland later zou krijgen.

In Frankrijk probeerde men om het handelskapitalisme en het mercantilisme, veel exporteren en weinig importeren, te ontwikkelen, maar dit mislukte, onder meer omdat ze, net als Duitsland, nog voornamelijk agrarische landen waren.

Duitsland was bovendien niet gecentraliseerd, waardoor de handel zich niet goed kon ontwikkelen.

 

Kenmerkend aspect 26:  de wetenschappelijke revolutie

De wetenschappelijke revolutie is de periode in de 17de eeuw waarbij de onderzoekers niet langer afgingen op de bijbel, maar zelf gingen nadenken door middel van denken, observeren en redeneren. Hun houding veranderde dus. Filosofen zochten een antwoord op de vraag: wanneer beschouwen we iets als waarheid? Dit leidde tot twee conclusies:

- het rationalisme van René Descartes. De zintuigen zijn niet betrouwbaar, de Rede (verstand) is het belangrijkst. Bv. Wiskunde -> Newton gebruikte de wiskunde als basis voor de moderne natuurwetenschap.

- het empirisme van Francis Bacon. De waarnemingen zijn het begin van de kennis.

Deze twee stromingen vormen de basis voor de moderne wetenschap.

 

Mogelijke oorzaken wetenschappelijke revolutie:

- groei in welvaart. Hierdoor was er meer geld en tijd voor onderzoek

- vrijheid om te publiceren en te onderzoeken (bv. In de republiek)

- geniale denkers gingen met formules de natuurverschijnselen verklaren

- er kwamen universiteiten die in plaats van kennis door te geven ook kennis vernieuwden

- de wisselwerking tussen ambachtslieden en wetenschappers. De ambachtslieden maken instrumenten zodat de wetenschappers konden onderzoeken. De wetenschappers gaven hun kennis dan weer door voor commerciële doeleinden.

 

Gevolgen wetenschappelijke revolutie:

Het mechanistisch wereldbeeld veranderde het huidige wereldbeeld dat zei  dat God directe invloed op aarde had. Het mechanistisch wereldbeeld ging daar tegen in door te zeggen dat God de wereld wel geschapen had, maar daarna de aarde met rust liet om zelfstandig te werken.

Het wereldbeeld veranderde ook van geocentrisch (=de aarde staat in het midden en alles draait om de aarde) naar een heliocentrisch wereldbeeld (=de zon staat in het midden en alles draait om de zon). -> ontdekt door Copernicus en verdedigt door Galileo Galilei.

De filosoof Spinoza trok radicalere conclusies: hij zei dat buiten God geen werkelijkheid was, dus dat God de schepping is. Hierdoor moest je volgens hem de natuurwetten bestuderen in plaats van de bijbel.

 

Breuk niet absoluut:

In de 15de en 16de eeuw waren ook al belangrijke vindingen gedaan en ontwikkelingen in gang gezet. Bv. Copernicus

De wetenschappers stapten niet van hun geloof af, een aantal bleef geloven in god

Wetenschappers waren niet altijd zo modern: ze deden ook aan alchemie en astrologie (nu bijgeloof)

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.