Tijdvak V: tijd van ontdekkers en hervormers (16de eeuw, vroegmoderne tijd)
Kenmerkend aspect 18: Het begin van de Europese expansie
In de 14de , 15de en 16de eeuw gingen vele mensen op ontdekkingsreis over zee, naar alle uithoeken van de wereld.
Oorzaken voor ontdekkingsreizen:
- de handelsroutes over het vaste land naar Azië waren minder toegankelijk geworden omdat het Mongoolse rijk uit een viel. Er was een lange tijd van vrede geweest, de ‘pax Mongolica’, waardoor het handelen met Azië veilig en makkelijk verliep.
Ook ging het Ottomaanse rijk steeds hogere belastingen vragen, wat de handel door dat gebied niet bevorderde.
- Hierdoor was het gezamenlijke primaire doel van alle ontdekkingsreizigers een nieuwe route naar India te vinden.
- betere scheepsvaart en techniek. Verre reizen waren veiliger door betere schepen en betere instrumenten, zoals het Chinese kompas. Deze waren meegenomen van de kruistochten naar het Midden – Oosten. Hierdoor waren de ontdekkingsreizen mogelijk.
- vorsten wilden mensen in de nieuwe gebieden bekeren tot het christendom, dus gingen er geestelijken mee op de schepen.
Niet alleen geestelijken gingen mee, mensen die hoopten op een nieuw gebied, rijkdom, werk of het ontlopen van hun straf (criminelen gingen mee om hun straf om te zetten in werkzaamheden op het schip) gingen ook mee op de schepen.
De leiders van ontdekkingsreizen werden beroemd door hun logboeken die ze bijhielden als ze op reis waren. Hun reizen werden gezien als heldendaden. Sommigen slaagden erin om het doel te bereiken, zoals Vasco da Gama. Hij voer langs Afrika en kwam uiteindelijk in India terecht, zoals de bedoeling was.
Anderen lukten dat niet, zoals Columbus. Hij voerde naar het Westen met de veronderstelling in het Oosten uit te komen, maar stuitte op Amerika. Ook de Nederlander Willem Barentsz lukte het niet. Hij voer naar de noordpool om via de bovenkant India te bereiken, maar kwam vast te zitten op Nova Zembla.
De ontdekkingsreizen zorgden voor een veranderend wereldbeeld : de manier waarop mensen naar de wereld kijken. De wereld bleek groter en ook anders dan altijd gedacht werd. Een probleem volgde: wie is de eigenaar van elk gebied? Nadat Columbus was teruggekeerd, hadden Portugal en Spanje ruzie over Amerika. Ze vroegen paus Alexander VI om hulp. Dit resulteerde in het verdrag van Tordesillas. Beide landen kregen een deel, de lijn gaf de grens aan. Toen was nog niet ontdekt dat de aarde rond was. Toen dat wel bekend was, werd er een tweede lijn getrokken: het verdrag van Zaragoza.
Gedwongen te kijken naar eigen mensbeeld: de manier waarop mensen naar zichzelf kijken. In de nieuwe gebieden kregen de ontdekkingsreizigers te maken met mensen die een heel andere cultuur kenden. Sommige traden meedogenloos op tegen de bijvoorbeeld de indianen en maakten slaven van ze, zoals de spanjaard Cortés. Anderen namen het voor ze op en weer anderen waren geboeid door hun bouwkunst en probeerden die zo objectief mogelijk te beschrijven.
Gevolgen van de ontdekkingsreizen:
- het christendom verspreidde zich razendsnel, waardoor het nu een grote wereldreligie is.
- er ontstond door handel een wereldeconomie en daardoor werden vele Europeanen rijk, hoewel de armere mensen nog armer werden door import van goud en zilver.
- De indianen stierven door het vele geweld en door Europese ziektes. Ook waren zij niet sterk genoeg om op de plantages te werken, waardoor er slaven uit Afrika geïmporteerd werden.
Kenmerkend aspect 19: het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling
In de middeleeuwen stond God centraal en was er niets belangrijkers dan het leven na de dood. In de periode die hierop volgde, de renaissance, veranderde dit. De renaissance was de wedergeboorte van de klassieke oudheid, het mens- en wereldbeeld veranderde en er kwam een mentaliteitsverandering. Tussen 1300 en 1600 gingen mensen zichzelf centraal stellen en begonnen ze met het ontwikkelen van al hun talenten. Hun mensbeeld veranderde. Het leven op aarde stond centraal-> carpe diem.
Het ideaal was een uomo universale, de algemeen ontwikkelde mens. Leonardo da Vinci (1452-1519) is hiervan een goed voorbeeld ; hij kon schilderen en gebouwen ontwerpen, maar hij schreef ook muziek en interesseerde zich ook nog in anatomie, natuur- en scheikunde.
In de renaissance voltrok er zich een mentaliteitsverandering. Dit kwam tot uiting in de literatuur ( literatuur in de landstaal over niet-religieuze onderwerpen), de (beeldende) kunst (natuurgetrouwe schilderijen, speling met licht en kleur, zelfportretten) en het denken over politiek. Voor dat laatste is de Italiaanse machthebber Machiavelli (1469-1527) een goed voorbeeld, hij adviseerde andere machthebbers te zorgen voor stabiliteit in hun land en vond : het doel heiligt de middelen. Oftewel: om stabiliteit te creëren is alles geoorloofd. Deze manier van denken wordt machiavellisme genoemd.
Oorzaken van de renaissance:
In Italië is de renaissance voor het eerst ontstaan, omdat zij nog continu in aanraking waren met de ruïnes van de klassieke oudheid.
In de zelfstandige stadstaten daar was er een elite ontstaan door de bloeiende handel die hun rijkdom wilden tonen. Hierdoor ontstond er een klimaat van culturele bloei en vernieuwing.
Door de kruistochten naar het Midden-Oosten werden nieuwe geschriften uit de oudheid gevonden die de mensen in Europa nog nooit hadden gezien.
De nieuwe manier van denken kon zich snel verspreiden vanaf 1450 door de uitvinding van de boekdrukkunst. Kennis kon zo snel worden doorgegeven aan Noord-Europa.
Kenmerkend aspect 20: de hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid
In de renaissance gingen de mensen zich opeens veel meer richten op de klassieke oudheid. Het humanisme is de geleerde belangstelling voor de antieke literatuur, poëzie en geschiedenis. De Italianen begonnen hiermee, omdat zij nog continu in aanraking waren met ruïnes en omdat vele oude geschriften nog in Italië beschikbaar waren. Ook voelden de rijke burgers zich verwant met de oude Romeinse stadscultuur. Kunstenaars die de opdracht kregen van rijke families om schilderijen te maken, moesten die band met de oudheid weer geven. Zo zijn schilders als Botticelli, Rafael en Michelangelo wereldberoemd geworden, wat middeleeuwse kunstenaars nooit is gelukt.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
J.
J.
ik heb een 1 gehaald vanwege plagiaat
5 jaar geleden
Antwoorden