Kenmerkende Aspecten tijdvak 4

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 1771 woorden
  • 28 mei 2016
  • 36 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
36 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Tijdvak IV: tijd van steden en staten (1000-1500, late middeleeuwen)

Kenmerkend aspect 13: de opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven een agrarisch-urbane samenleving

In de vroege middeleeuwen was de handel verdwenen, maar in de late middeleeuwen bloeide die weer helemaal op.

Oorzaak: landbouwverbeteringen:

  • Rond 1100 ontstond het drieslagstelsel: 1 deel van de grond lag braak, op 1 deel werd in de lente gezaaid en op het andere deel in de herfst. Dit bracht veel meer op dan het oude tweeslagstelsel.
  • Mensen gingen woeste grond gebruiken als landbouwgrond, zodat er meer verbouwd kon worden.
  • Gebruik van paarden in plaats van ossen
  • Nieuwe uitvindingen zoals de ijzeren ploeg.

Gevolgen landbouwverbetering: bevolkingsgroei omdat er genoeg te eten was, specialisatie in bepaalde onderwerpen/beroepen en boeren gingen overschotten verkopen op de markt. Hierdoor kwam de  handel weer terug. Ook de lange-afstandshandel kwam weer terug.

Gevolgen opkomst van de handel:

- De steden waar veel gehandeld werd, gingen samenwerken door middel van een samenwerkingsverbond, de Hanze. De aangesloten steden beschermden kooplieden en gaven elkaar voordelen.

- koningen gingen zich nu actief met de handel bemoeien. Ze gingen de kooplieden beschermen door meer veiligheid te creëren en voor conflicten stelden ze een rechtbank in om die snel op te kunnen lossen.

- Er ontstond weer een geldeconomie en mensen gingen weer munten maken. Er waren geldwisselingen nodig en mensen wilden ook geld lenen, dus kwamen de eerste banken in opkomst.

- er ontstond  een nieuwe sociale laag in de 3de stand, die van de rijke burgers. Dit waren handelaren die niet van adel waren, maar wel zeer rijk waren geworden.

 

Kenmerkend aspect 14: De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden

Door de toegenomen handel ontstonden er steeds meer steden in Europa, die afhankelijk waren van hun heer. De inwoners van een stad vroegen om privileges (speciale voorrechten) zoals eigen rechtspraak of tolvrijheid. Als ze een aantal van dit soort rechten kregen, kregen ze stadsrecht. Met stadsrecht werden de steden steeds onafhankelijker van de heer.

  • De heer stemde in, want ze kregen er belasting en militaire steun voor terug.
  • Hierdoor waren de mensen minder trouw aan hun heer en zwakte het feodale stelsel af.

In de stad kregen de voornaamste mensen burgerrecht en zij vormden hiermee de burgerij. De rijkste mensen bestuurden de stad. Ook mensen zonder burgerrecht woonden in de stad, dit waren vaak arme boeren die werk zochten omdat ze hoopten op een nieuwe toekomst of omdat ze overbodig waren op het land. De komst van al deze nieuwe stedelingen leidde tot meer concurrentie bij de verschillende ambachten. Ambachtslieden stichtten om dat te voorkomen gildes. De leden van een gilde hadden hetzelfde beroep en samen behartigden ze  hun belangen.

 

In de 14de eeuw was er niet alleen maar groei. In die tijd brak de pest uit, oftewel de zwarte dood. 1/3de deel van de bevolking bezweek aan deze epidemie, onder andere omdat er weinig hygiëne was en er veel mensen bij elkaar leefden.

Voordelen van de pest:

  • Doordat er minder mensen waren, zakte de prijs van eten en luxegoederen.
  • De mensen die de pest hadden overleefd, stegen in hun levensstandaard.
  • boeren wilden luxeproducten, dus hierdoor groeide de langeafstandshandel aanzienlijk.
  •  Er was een tekort aan arbeiders, waardoor de armere mensen een betere onderhandelingspositie kregen.

 

Kenmerkend aspect 15: het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de geestelijke dan wel de wereldlijke macht het primaat behoorde te hebben.

Tweezwaardenleer: de tweezwaardenleer is de wederzijdse afhankelijkheid van koning en paus. De koningen waren van de pausen afhankelijk, omdat zij hen tot keizers kroonden. Zo kregen ze toestemming voor hun heerschappij. Pausen beweerden dat ze recht hadden op de wereldlijke macht door de Donatio Constantini. De pausen waren afhankelijk van de bescherming van de koning. Hierdoor was de wereld verdeeld in 2 machtssferen, die van de koning met de wereldlijke macht en die van de paus met de geestelijke macht. Beide machten behoorden elkaar te respecteren.

 

De investituurstrijd is de strijd die volgde over wie de meeste macht had na het jaar 1000.  in het Duitse rijk was dit probleem het groots. Nadat de keizer de paus een keer had geholpen, ging deze zich bemoeien met de benoeming van de pausen. De pausen die de keizers aanstelden, waren eerder een dienaar van de keizer dan een gelijke. De kerk verzette zich ertegen, vooral tegen de lekeninvestituur: een leek oftewel een niet-geestelijke zoals de keizer, weidde een paus in.

De Duitse keizer benoemde zelf graag zijn bisschoppen, want die luisterden naar hem en aangezien een bisschop niet mag trouwen, werd het leen niet erfelijk. Zo hield de keizer grip op zijn gebied.

Verloop van de investituurstrijd:

De strijd begon in 1075 met paus Gregorius en keizer Hendrik van Duitsland. Gregorius verbood geestelijken de investituur van een leek te ontvangen, waarop Hendrik hem in 1076 afzette.

 Hiertoe verbande Gregorius de keizer. Die ging boete doen maar sloeg weer terug door Gregorius opnieuw af te zetten. Dit ging zo maar door met vele andere keizers en pausen. Steeds werd er een tegenpaus of tegenkeizer benoemd.

In 1122 werd een compromis gesloten: het concordaat van Worms. De paus geeft een bisschop de geestelijke macht, de keizer gaf een bisschop de wereldlijke macht.

 

Voor de keizer was dit nogal ongunstig. De bisschoppen waren van adel en die hadden nu meer te zeggen, waardoor de macht van de keizer afnam. In de 13de eeuw hadden paus Bonifatius VIII en koning Filips de Schone van Frankrijk ook een conflict. De koning beschuldigde de paus van ketterij. Hij overleed en de koning had veel macht. De nieuwe paus vestigde zich in Avignon. Dat veroorzaakte onrust en met steun van Duitse vorsten werd in 1378 een tegenpaus benoemd in Rome. Dit word het westers schisma genoemd en duurde 40 jaar. Hierna was de macht van de pausen sterk aangetast.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Voor de keizer was dit nogal ongunstig. De bisschoppen waren van adel en die hadden nu meer te zeggen, waardoor de macht van de keizer afnam. In de 13de eeuw hadden paus Bonifatius VIII en koning Filips de Schone van Frankrijk ook een conflict. De koning beschuldigde de paus van ketterij. Hij overleed en de koning had veel macht. De nieuwe paus vestigde zich in Avignon. Dat veroorzaakte onrust en met steun van Duitse vorsten werd in 1378 een tegenpaus benoemd in Rome. Dit word het westers schisma genoemd en duurde 40 jaar. Hierna was de macht van de pausen sterk aangetast.

 

Kenmerkend aspect 16: de expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van de kruistochten

Vanaf de 11de eeuw begon de expansie van de christelijke wereld: het vergroten van het christelijk gebied. Dit gebeurde in drie vormen:

  • Reconquista, de herovering van het islamitisch Spanje en Portugal. De christenen hebben de islamieten verdreven en de landen werden christelijk rond 1200.
  • Kruistochten: een militaire onderneming om het heilige land te veroveren of te verdedigen. Betrokkenen en motieven:
    • de katholieke kerk: het heilige land terug te veroveren toen de keizer van Byzantium, die normaal gesproken zou moeten ingrijpen, last had van heidense aanvallen. De eerste kruistocht was in 1095.
    • De edelen : dit  waren voornamelijk mensen die roem zochten en hoopten op een stukje land. Vaak waren er de jongere prinsen bij, want zij zouden geen land erven. Zo hoopten ze toch nog machtig te worden
    • Italiaanse handelaren, zij leverden ondersteuning en handel. Zij kregen hier handelsprivileges en handelsposten in de veroverde gebieden voor terug.
    • het gewone volk : ‘volkskruistochten’. Zij waren niet erg succesvol en hoopten vooral op vergeving van de zonden en avontuur.
  • de trek naar dunbevolkte gebieden in Oost-Europa, waar nog vele heidenen leefden. de verovering van het heilige land was mislukt en aangezien er landgebrek was, moesten ze wel ergens anders naartoe.

 

Expansie binnen de kerk:

De katholieke kerk streed naar eenheid en zuiverheid. De ketters, die hiervan afweken, werden vervolgd en gestraft in de speciale rechtbank, de inquisitie.

 

Positieve gevolgen door de expansie

Negatieve gevolgen door de expansie

De handel tussen Europa en het Midden-Oosten bevorderde.

Door de kruistochten waren er veel doden en tekorten aan voedsel, waardoor de mensen gingen plunderen.

Moslims zorgden voor een verrijking van de Europese wetenschap. Hierdoor ontstonden de eerste universiteiten. Het klooster is nu niet meer de enige bron van kennis.

Na de reconquista werden joden en moslims vervolgd.

nieuwe tak in de theologie: de Scholastiek, gebaseerd op logisch redeneren om het bestaan van God aan te tonen. Dit was geheel in tegenstelling met de Mystiek, een vorm van theologie die juist uitging van persoonlijke ervaringen.

 

 

Kenmerkend aspect 17: het begin van staatsvorming en centralisatie

Door het hofstelsel en feodale stelsel waren koningen in de vroege Middeleeuwen een deel van hun macht verloren. Er was geen stabiel land, maar een lappendeken van bestuurlijke eenheden. In de late middeleeuwen wilden vele vorsten beginnen met centralisatie : gelijke wetten in hele het gebied en besturen vanuit 1 plaats. Dit kon toen de handel weer te bloeien, waardoor er geld in omloop kwam. Met geld kon de leenheer veel makkelijker belasting innen en legers en trouwe ambtenaren inhuren. Hierdoor hadden zij weer een stevige grip op hun grondgebied en waren ze steeds meer in het voordeel. Ze dwongen trouw af van leenmannen en probeerden hun gebied te vergroten door bijvoorbeeld te trouwen met dochters van andere leenheren.

Zo maakten zij ook een begin aan staatsvorming : het ontwikkelen van een gebied met één bestuur. Dit duurde lang omdat de mensen gewend waren aan hun vrijheid en hierdoor in opstand kwamen.

 

Staatsvorming in Duitsland, Frankrijk en Engeland:

Duitsland: In Duitsland stelde het keizerschap alleen op papier nog iets voor. Het land was totaal versnipperd, net zoals de hoge Nederlanden. Vorstendommen vormden een blok tegen de keizer, voor wie de investituurstrijd nadelig was afgelopen. Pas aan het eind van de middeleeuwen lukte de centralisatiepogingen, door onder andere de Bourgondische hertogen.

Frankrijk: In Frankrijk was er een zeer succesvolle centralisatie. Het begon door koning Hugo Capet in 987.

Gunstige omstandigheden:

  • domein Parijs lag zeer centraal -> groeide uit tot belangrijke handelsstad-> veel geld in omloop-> Capet stimuleerde hiermee de handel-> wint vertrouwen bij stedelingen.
  • Veel Franse vorsten hadden maar 1 zoon, waardoor het gebied niet verdeeld hoeft te worden.
  • De Fransen waren zeer succesvol in de oorlog.

Hun succes was te zien in een totaal nieuwe bouwstijl, de gotiek, en werd al gauw door heel Europa gevolgd.

Engeland: in Engeland zijn de centralisatiepogingen redelijk gelukt dankzij Willem de Veroveraar die in 1066 het land innam. Hij verdeelde zijn gebieden strategisch en begon met een schone lei. Hierdoor kon hij de macht van de leenmannen inperken. In 1215 werd de koning gedwongen de Magna Charta te tekenen, waarmee de macht van koning Jan zonder Land ingeperkt werd.

 

Ontstaan van parlementen:

Oorlogen kosten geld, daarom moest een leenheer voorzichtig te werk gaan als hij geld nodig had. Hierdoor ontstonden in heel Europa overlegorganen die de koning moesten adviseren: het parlement. Hierin zaten vertegenwoordigers uit alle standen. De koning deed dan beloftes in ruil voor geld en steun. Frankrijk kon bijna zonder parlement, maar in Engeland moest de koning wel met het parlement rekening houden. In verscheidene landen ontstond toen vanuit de hoogste standenvergadering de Staten-Generaal.
 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.