Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Kenmerkende aspecten tijdvak 3

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 885 woorden
  • 24 mei 2015
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
14 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Tijdvak 3 Monniken en ridders (500-1000)

9. Het ontstaan en de verspreiding van de islam (600)

De islam werd waarschijnlijk gesticht door de profeet Mohammed rond 600 na Christus. Ze streefden naar uitbreiding van de islam, de jihad. De islam was vanaf het begin een godsdienst van heersers. Mohammed was niet alleen een profeet maar ook een wereldlijk machthebber. De godsdienstige en politieke leiding in de islamitische wereld waren in één hand. De islam breidde zich snel uit. Rond 650 viel de expansie stil door onderlinge ruzies. Eerst werden opvolgers gekozen maar nadat de leider Ali (familie Mohammed) werd vermoord, kwamen de Omayyaden en zij gaven de macht over van vader op zoon. De sjiieten vonden dat de macht naar nakomelingen van Ali moest gaan terwijl de soennieten de Omayyaden steunden. Soennieten wonnen en gingen door met uitbreiding, rond 732 gestopt in Frankrijk. De Turken bekeerden resten van het Byzantijnse en Oost-Romeinse rijk.

De islamieten waren redelijk tolerant, behalve tegen aanhangers van andere geloven dan islam, jodendom of christendom. De islam verspreidde zich snel door de snelheid van de islamieten door kamelen en paarden. De islam nam dingen uit de Perzische en Grieks-Romeinse cultuur over en ontwikkelde zich naar een hoge beschaving.

 

10. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid (500-1000)

De West-Europese samenleving veranderde na de val van het Romeinse Rijk van een agrarisch-urbane samenleving naar een agrarische samenleving. Het overgrote deel van de bevolking werkte op het platteland en er waren geen handelaren en ambachtslieden meer. Er was geen handel, reizen naar andere dorpen konden heel gevaarlijk zijn omdat er geen wegen waren en de gemeenschappen maakten daarom wat ze zelf nodig hadden. Geld was er nauwelijks meer. Het hofstelsel ontstond: horige boeren zijn aan een domein van hun heer of klooster gebonden. Horigen waren niet rechteloos maar waren niet vrij hun land te verlaten zonder toestemming. Het domein was verdeeld in een deel voor de heer of het klooster en een deel voor de boeren. De boer mocht er wonen en kreeg bescherming in ruil voor herendiensten, werken op het land of graan aan de heer geven. De domeinen verschilden erg van elkaar.

 

11 Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur (500-1000)

Er was geen bestuur meer mogelijk zoals bij de Romeinen. Weinig inwoners konden lezen dus wetten en regels waren niet goed mogelijk. Er was bijna geen geld in omloop dus belasting heffen en militairen en bestuurders betalen was ook onmogelijk. Rond 500 waren in West-Europa Germaanse koningen aan de macht, vaak bendehoofden van plunderingen. Clovis kwam in 481 aan de macht en veroverde gebied door Frankische vorsten te verslaan of te vermoorden. Het Frankische rijk werd verdeeld onder zijn zoons, zij kregen ruzie en vermoorden elkaar en het ging weer naar die zoons, ook ruzie etc. In de 8e eeuw kreeg Karel de Grote het rijk in handen en breidde het uit in Europa. De paus kroonde hem in 800 tot keizer. Karel de Grote bestuurde volgens het feodale stelsel: een koning gaf een gebied of een ambt in leen aan een vazal of leenman en beloofde hem te beschermen. In ruil zwoer de vazal dat hij zijn leenheer zijn leven lang trouw zou dienen. Karels leenmannen heetten graven of hertogen. Ze moesten namens hen recht spreken, militairen oproepen etc. maar kregen het recht om belasting te heffen. Koningen reisden rond om hun leenmannen te controleren, dit lukte Karel redelijk. Na Karel de Grote’s dood gingen leenmannen zich steeds meer gedragen als zelfstandige machthebbers. Hun leen werd als erfelijk gebied gezien en rond het jaar 1000 hadden kasteelheren onbeperkte macht rond hun burchten. Het Frankische Rijk viel uiteen in Duitsland en Frankrijk.

Rond de 8e eeuw werden ruiterlegers superieur aan voetlegers. De ridders behoorden meestal tot de adel en moesten zich ridderlijk gedragen (moed, trouw)

 

 

12 De verspreiding van het christendom in geheel Europa (450-1000)

Het christendom ontstond in het Romeinse Rijk en was net als het Romeinse rijk strak georganiseerd. Na de val van het Romeinse Rijk bleef de rooms-katholieke kerk bestaan met een gescheiden macht tussen paus en vorsten. In het Oost-Romeinse/Byzantijnse Rijk leidde de keizer de Grieks-orthodoxe kerk. In kloosters werd vanaf de 6e eeuw de voorschriften van Benedictus van Nursia gevolgd: geen persoonlijk bezit, gehoorzamen aan abt (leider klooster) en de strakke dagindeling volgen. In het westen was het christendom nog niet erg verspreid door de Germaanse invasies. Dit veranderde bij de bekering van de Frankische koning Clovis. Hij verloor in 496 bijna een veldslag, bood tot God en won de veldslag. Met duizenden krijgers liet hij zich dopen en werd het Frankenrijk christelijk. Monniken maakten Ierland en Brittannië christelijk. In 690 kwam Willibrord naar Nederland om de Friezen te kerstenen, maar hij werd verjaagd. In 722 kwam Bonifatius naar Noord-Duitsland (Saksen) maar dit werkte ook niet echt. De Saksen en de Friezen werd bekeerd onder Karel de Grote. Missionaris Liudger kreeg de leiding over de bekering. Missionarissen wilden het geloof het liefst zonder geweld en dwang verbreiden maar vaak slaagde de kerstening pas nadat christelijke vorsten de heidense leiders op brute wijze hadden onderworpen. Na de dood van Karel de Grote raakte het christendom eerst in verval, maar rond het jaar 1000 bloeide het weer op en lieten veel Europese vorsten zich dopen, ook buiten Karels grondgebied.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.