Jagers en boeren

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1312 woorden
  • 24 april 2017
  • 23 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
23 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 1 Jagers en Boeren

1.1 De agrarische revolutie

Vanuit Afrika trok de moderne mens - de homo sapiens - naar Azië en Europa. Het waren jagers-verzamelaars die wanneer hun leefomgeving niet meer genoeg voedsel bood, verder trokken. Nomaden noemt men deze mensen. Ze leefden in kleine groepen. De moderne mens maakte meer gespecialiseerde gereedschappen en wapens dan zijn voorgangers. Daarvan getuigen de grotschilderingen in Zuid-Europa. Geschreven bronnen van deze periode zijn er niet en daarom spreken we over de prehistorie.

Hoewel er al rond 11.000 voor Chr. sprake was van de beoefening van de landbouw in Abu Hurerya (Syrië) ontstond de overgang naar het boerenbestaan pas vele duizenden jaren later. Tussen 9000 en 6000 v. Chr. ontstonden in het Midden-Oosten landbouwsamenlevingen, in het gebied dat men de Vruchtbare Halvemaan is gaan noemen. Rond 7000 voor Chr. verspreidde de landbouw zich vanuit Noord-Afrika en rond 6000 voor Chr. naar Europa.

De overgang naar een boerenbestaan is een van de belangrijkste gebeurtenissen uit de prehistorie geweest. De redenen waarom men overstapte naar een boerenbestaan zijn nog niet helemaal duidelijk, maar deze overgang vond het eerste plaats in het Midden-Oosten. Aan het einde van de Laatste IJstijd ontstond er daar een vruchtbaar gebied door regenval.

· Er zijn archeologen die stellen dat een nieuwe klimaatovergang de aanzet gaf tot de overgang naar landbouw. Hillman stelt dat in Abu Hureyra sprake was van een droogte waardoor, omdat de wilde granen uitstierven, men wel op zoek moest gaan naar andere soorten.

· Volgens een andere theorie groeide de bevolking zo snel, dat de natuur dat niet kon bij houden. Men was daarom gedwongen om zelf gewassen te verbouwen.

Feit is dat ook in andere werelddelen uiteindelijk ook de landbouw werd uitgevonden. Uiteindelijk, om wat voor reden dan ook, gingen mensen zich bijna allemaal volledig op de landbouw richten.

Omdat de overgang naar de landbouw zou ingrijpend was noemen we dat de agrarische revolutie. Van een nomadisch bestaan ging men zich nu permanent vestigen op een vaste plek, een sedentair bestaan.

Een belangrijk gevolg daarvan was de toename van de bevolking. De redenen daarvoor waren:

1) In tegenstelling tot jagers-verzamelaars kon men nu op dezelfde oppervlakte 60 tot 100 keer zoveel mensen in leven houden.

2) Het geboortecijfer steeg doordat vrouwen sneller achter elkaar kinderen kregen. Gemiddeld één in de twee jaar, bij de jagers-verzamelaars gemiddeld één in de vier jaar.

3) Rond 7500 voor Chr. ging men voor het eerst aan veeteelt doen.

4) Daarnaast stimuleerde de agrarische revolutie tot allerlei nieuwe technieken. Het Neolithicum werd nieuwe steentijd genoemd omdat men nieuwe gepolijste stenen als gereedschappen ging gebruiken. Een volgende stap was het gebruik van metaal. Eerst was brons het gebruikte materiaal in het Midden-Oosten (vanaf 3000 v. Chr.). We onderscheiden daarom de bronstijd van de ijzertijd in het Midden-Oosten vanaf 1200 c. Chr.

 

1.2 Het ontstaan van steden

De vroege steden ontstonden rond 3300 voor Chr. in Soemerië, het zuidelijk gedeelte van Mesopotamië. Dat kwam door de aanwezigheid van vruchtbare grond, door de overstromingen van de Tigris en de Eufraat. Doordat de boeren gebruik maakten van irrigatie leverde de landbouw overvloedige oogsten op waardoor de toenemende bevolking zich niet alleen maar met de voedselvoorziening bezig hoefde te houden. Daardoor ontstonden er andere nieuwe beroepen zoals ambachtslieden. Kooplieden vormden een welvarende en invloedrijke groep en priesters hadden veel aanzien.

Kortom, er ontstond een stedelijke samenleving waarin niet alleen sprake was van een arbeidsverdeling, maar ook van een hiërarchie. Er ontstonden verschillende sociale lagen, die van elkaar verschilden in rijkdom en macht. De boeren stonden onder aan de sociale ladder.

Door de complexere samenleving had men goede bestuurders nodig. De stadbestuurders moesten de orde handhaven, de stad beschermen en het irrigatiesysteem laten onderhouden. Dat gebeurde met behulp van ambtenaren die de administratie bijhielden, wetten opstelden en de belastingen inden. De machtige leiders werden na verloop van tijd tot koning gekroond en hun positie werd erfelijk.

Na het ontstaan van steden in Mesopotamië kwam in Egypte de verstedelijking ook op gang. De omstandigheden daar waren vergelijkbaar.

Tussen 2700 en 300 voor Chr. verschenen ook in andere vruchtbare gebieden in de wereld complexe stedelijke samenlevingen, in China, India, Mexico en Peru. Ze hebben zich onafhankelijk van elkaar ontwikkeld en relatief kort na elkaar.

De ontwikkeling van het schrift

De uitvinding van het schrift is niet los te denken van de ontwikkeling van de steden. Het schrift ontwikkelde zich rond 3100 voor Chr. Koningen konden hiermee alles opschrijven dat van belang was om de stad te kunnen besturen. Denk aan belastingheffing, organisatie van het leger en uitbetaling van loon. Ook de priesters hadden er veel aan, want hun tempels waren het economische en godsdienstige centrum van elke stad en moesten dus veel administreren.

Het schrift bestond eerst uit tekeningetjes, maar werden uiteindelijk tekens. Deze leken op spijkers en zo wordt het Soemerische schrift nu spijkerschrift genoemd. Voor de Soemeriërs was de prehistorie nu voorbij en de Egyptenaren kregen rond 3000 voor Chr. het hiërogliefenschrift. In Nederland kwam pas rond 50 voor Chr. een einde aan de prehistorie door de komst van de Romeinen.

De waarde van het schrift bleek vooral voor de ontwikkeling van de economie en voor religieuze praktijken. Door het schrift konden mensen hun kennis en gevoelens veel gemakkelijker overdragen op nieuwe generaties waardoor het schrift een essentieel onderdeel werd van de menselijke cultuur.

 

1.3 Machtige rijken in het Midden-Oosten

Een staat is een afgebakend gebied met een centraal bestuur. De Egyptische eenheidsstaat ontstond in 3100 voor Chr., toen koning Menes het noordelijke en zuidelijke deel van het Nijlgebied verenigde. Het was de eerste staat ter wereld.

Een staat had een centraal bestuur met een rechtssysteem dat voor het hele gebied geldt. In een staat mag alleen de overheid geweld gebruiken. Dit noemen we geweldmonopolie.

De farao stond aan het hoofd van de Egyptische staat. Hij moest naast de interne veiligheid ook zorgen voor de verdediging van de grenzen van de staat. De Farao had een uitgebreid ambtenarenapparaat ter beschikking om het land te besturen. Deze regelden het irrigatiesysteem, de administratie en de bouw van piramides en tempels. De hogere ambtenaren werden vorstelijk beloond en dat leidde soms tot pogingen van die ambtenaren om de plaats van de farao in te nemen.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

De farao stond aan het hoofd van de Egyptische staat. Hij moest naast de interne veiligheid ook zorgen voor de verdediging van de grenzen van de staat. De Farao had een uitgebreid ambtenarenapparaat ter beschikking om het land te besturen. Deze regelden het irrigatiesysteem, de administratie en de bouw van piramides en tempels. De hogere ambtenaren werden vorstelijk beloond en dat leidde soms tot pogingen van die ambtenaren om de plaats van de farao in te nemen.

In Mesopotamië ontstond de eerste staat pas rond 2000 voor Chr. De koning van de stad Babylon stichtte toen het Babylonische Rijk, dat bijna geheel Mesopotamische besloeg. De overgang tussen woestijn en landbouwgrond was in Mesopotamië minder abrupt dan in Egypte waardoor Mesopotamië moeilijker te verdedigen was dan Egypte. Egypte kon zich daardoor als staat 3000 jaar makkelijker handhaven.

 

Macht en religie

De Egyptische godsdienst was polytheïstisch, wat betekent dat meerdere goden tegelijkertijd werden vereerd. Enkele voorbeelden: Osiris god van het dodenrijk, Horus god van de hemel, Re god van de zon en het licht.

Een belangrijk kenmerk van de Egyptische godsdienst was het geloof in het leven na de dood. Had je goed geleefd dan kon je naar het hiernamaals. Werd een farao in het hiernamaals door de god Horus toegelaten dat was zijn goddelijkheid voor altijd verzekerd. De piramides geven daar nu nog blijk van.

De goddelijke status van de farao legitimeerde zijn macht. De farao bemiddelde tussen de goden en de bevolking. Daarvoor gebruikte hij de priesters die hij daarvoor landerijen en tempels gaf waardoor deze voldoende producten hadden om offers aan de goden te brengen. Tempels werden zo grootgrondbezitters en daardoor machtige organisaties.

In het Mesopotamië waren de koningen ook opperpriesters, maar werden niet als god beschouwd. Hun macht had echter wel een goddelijke oorsprong. De belangrijkste goden waren: Anu god van de hemel, Enlil god van de wind en Enki god van het water. In tegenstelling tot Egypte verwachtte men in Mesopotamië niet zo veel van het hiernamaals. De Mesopotamiërs geloofden dat het hiernamaals een stoffige, grijze onderwereld was. Je kon daarom maar beter genieten van het leven op aarde.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.