Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 9: Tijd van Wereldoorlogen

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 5082 woorden
  • 7 maart 2016
  • 47 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
47 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Geschiedenis – Hoofdstuk 9 - Tijd van Wereldoorlogen.

Kenmerkende Aspecten:

  1. Het voeren van twee wereldoorlogen.

Vb.: Eerste/Tweede wereldoorlog, loopgravenoorlog. Moord op Franz Ferdinand, kroonprins  van Oostenrijk.

  1. De crisis van het wereldkapitalisme.

Vb.: Zwarte Donderdag, de beurskrach. Vrijwel onverwachts stort de aandelenhandel in Wall Street in. New Deal.

  1. Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme.

Vb.:  opkomst Hitler, opkomst nazische beweging, Russische Revolutie.

  1. De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie.

Vb.: Rijksdagbrand, censuur.

  1. Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.

Vb.: Atoombom op Hiroshima, gifgas, loopgraven.

  1. Racisme en discriminatie leiden tot genocide, in het bijzonder op de joden.

Vb.: Antisemitisme (letterlijk: Jodenhaat. Uitingen van vijandigheid tegen joden.), concentratiekampen, razzia’s.

  1. De Duitse bezetting van Nederland.

Vb.: Bombardement op Rotterdam, Februaristaking.

  1. Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme.

Vb.: Nederlands-Indië, politionele acties, treinkapingen.

 

Inleiding: Guernica

Guernica was een Spaans stadje, dat als eerste een terreurbombardement in Europa moest ondergaan. Schilder Picasso heeft in de weken na het bombardement zijn ‘Guernica’ geschilderd om de chaos en gruwelen te laten zien en voelen. Vanaf juni 1940, toen Frankrijk door Duitsland bezet was, kreeg Picasso regelmatig de Duitse Gestapo op bezoek in zijn atelier. Ze waren op zoek naar zijn beroemdste werk: Guernica. Picasso ontkende overigens tegenover de Duitse officier dat hij het had gemaakt. Guernica was het begin van de bombardementen op Europese steden.

 

Oriëntatie:

Eerste Wereldoorlog: 1914-1918

Een belangrijke oorzaak van de Eerste WO zijn de bondgenootschappen tussen de Europese grootmachten, deze zouden elkaar steunen bij militaire conflicten. Dit kwam voort uit het nationalisme en imperialisme. De aanleiding van de oorlog was echter de moord op de Oostenrijkse troonopvolger en zijn vrouw in Sarajevo. De spanningen in Europa waren te groot, de moord was de ‘lont in het kruitvat’. Men dacht een snelle overwinning te behalen, de Eerste WO verliep echter verschrikkelijk en bracht veel doden en materiële schade met zich mee.

Tweede Wereldoorlog: 1939-1945

Door de Eerste WO veranderden de economische zaken in Duitsland en kwam er een ernstige economische crisis in Duitsland. Dit leidde vervolgens tot een crisis op wereldschaal. Er kwam veel armoede en werkloosheid. Rechtse en linkse politieke stromingen kregen hierdoor veel aanhang. ‘Linksen’ volgden de ontwikkelingen van de Sovjet-Unie met de poging om communisme in praktijk te brengen. Daartegenover, de ‘rechtsen’ probeerden met de fascisten in Italië en de nationaalsocialisten in Duitsland een nieuwe maatschappij in te richten volgens eigen opvattingen. Dit leidde tot opstanden en burgeroorlogen. Vervolgens kwam Hitler aan de macht in Duitsland, een racistische staat. Er was geen plek meer voor een ander ras dan het Arische ras. Dit zou uitlopen op een genocide op joden en zigeuners.

 

Paragraaf 9.1 – De Eerste Wereldoorlog.

De negentiende eeuw was een vreedzame periode met vijf grote Europese staten, namelijk: Groot-Brittannië, Frankrijk, Oostenrijk-Hongarije, Rusland en Pruisen. Iedereen deed zijn best het machtsevenwicht in stand te houden, ook toen de VS een economische wereldmacht werd en zij de politiek van het isolationisme voerden. Dit hield in dat ze zich niet me de internationale politiek wilden bemoeien.

De opkomst van Duitsland verstoorde echter het machtsevenwicht. Ze kwamen voor te liggen op Groot-Brittannië. Daarom zorgden de Britten in 1887 voor een wet waarin stond dat op industrieel vervaardigde artikelen een merkten moest staan waarop het land van herkomst was vermeld.

Duitsland was al een paar jaar bezig met kolonisatie in Afrika en Azië. De Conferentie van Berlijn was hierin een belangrijke schakel. Toen keizer Wilhelm II aan de macht kwam, eiste Duitsland zijn ‘plaats onder de zon’ nadrukkelijk op, en de keizer zag zichzelf als een heerser bij gratie Gods, die aan niemand verantwoording schuldig was. Het machtsevenwicht viel zo steeds meer uit een en er ontstonden bondgenootschappen en daarmee twee ongeveer even sterke machtsblokken:

  • Met aan de ene kant: Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië (de Centralen). Sinds 1882 een Driebond, die de internationale politiek op elkaar afstemden en elkaar steun beloofden bij conflicten.
  • En aan de andere kant: Groot-Brittannië, Frankrijk en Rusland (de Geallieerden). Zij voelden zich bedreigd door opkomend Duitsland. De Duitse Vlootwetten droegen hieraan bij. Er ontstond een wapenwedloop nadat Duitsland zijn vloot enorm ging uitbreiden. Groot-Brittannië reageerde hier erg op met het gevolg dat andere landen hier ook op reageerden.

Bovendien wou Frankrijk wraak nadat ze de Frans-Duitse oorlog hadden verloren. Frankrijk en Rusland gingen samenwerken, hier sloot Groot-Brittannië zich later ook bij aan.

In de Balkan (Oostenrijk-Hongarije en Turkse Rijk) leefden veel verschillende Slavische volken die politieke zelfstandigheid wilden (beïnvloed door nationalisme). De Russen steunden dit terwijl OH het nationalisme juist fel bestreed. Ze wilden voorkomen dat de natie uiteen zou vallen. De situatie was explosief.

De bom barstte toen op 28 juni 1914 de Oostenrijkse kroonprins Franz Ferdinand en zijn vrouw Sophie werden vermoord in Sarajevo. Dit was de hoofdstad van Bosnië, dat in 1908 bij Hongarije was ingelijfd. De kroonprins en zijn vrouw werden vermoord door een lid van de ‘Zwarte hand’ – Servische nationalisten die wilden dat Bosnië zou worden aangesloten bij Servië.

Deze moord leidde tot een oorlog. Servië werd door Rusland gesteund en OH door Duitsland. Maar ook andere landen werden hierbij betrokken door de bontgenootschappen. De Centralen wilden eerst Frankrijk verslaan, om een oorlog op twee fronten te voorkomen en om zich totaal in te kunnen zetten op Rusland.

Begin augustus trekken Duitse legers door België naar Frankrijk. Gewelddadig laten ze veel doden achter in België. Veel Belgen vluchtten naar Nederland. Begin september begon de strijd in Frankrijk, maar Frankrijk en GB slaagden erin de Duitsers tegen te houden, voordat ze bij Parijs zouden zijn. Soldaten van beide partijen groeven zich in en er ontstond een ontzettend lang lint van loopgraven aan beide kanten van de frontlinie. De legers waren niet voorbereidt op een loopgravenoorlog en aan camouflage werd niet gedacht. Ook was men niet opgewassen tegen moderne wapens. Bovendien experimenteerden generaals voor het op grote schaal met gifgas. Soldaten waren hier niet tegen bestand. Later kwamen er wel (primitieve) gasmaskers. Het bracht onnodig veel slachtoffers met zich mee. Ook werd voor het eerst een oorlog uitgevochten in lucht.

1918: Duitsland en OH sluiten met Rusland een wapenstilstand. Kort daarna werd een vredesverdrag, de Vrede van Brest-Litovsk, opgesteld. Dit betekende voor Duitsland geen oostfront meer, ze konden zich dus gaan richten op het westfront. Het slotoffensief leek te lukken, maar plotseling besloot Wilson (VS) zich te gaan mengen in de oorlog, mede omdat Duitse onderzeeërs Amerikaanse vrachtschepen hadden aangevallen en omdat Amerikaanse banken bang waren dat als de oorlog nog door zou gaan ze hun leningen niet terug zouden krijgen. De versterking aan de zijde van de Geallieerden bracht een eind aan de oorlog, de inzet van tanks op de slagvelden zorgde voor de overwinning. Op 11 november 1918 tekenen de Duitsers een verklaring waarin ze hun nederlaag erkenden.

Terwijl de economie ernstig is verstoord komen in 1919 de overwinnaars naar Parijs om te onderhandelen over allerlei vredesverdragen. Een bekende is het Verdrag van Versailles, Duitsland moest dit ondertekenen zonder dat ze er inspraak in hadden. Men ging uit van een Alleinschuld van Duitsland, dat betekende voor Duitsland dat:

  • Duitsland moest grote gebieden afstaan aan buurlanden en het raakte al zijn koloniën kwijt.
  • Duitsland moest de oorlogsvloot aan GB overdragen, hun luchtmacht opheffen en het landleger enorm inkrimpen.
  • Duitsland moest het gebied ten westen van de Rijn demilitariseren.
  • Duitsland moest 132 miljard goudmarken als herstelbetalingen opbrengen.

Wilson bracht bij de vredesbesprekingen als hoofdpunt de oprichting van een Volkenbond in, de voorloper van de Verenigde Naties. Vrede, veiligheid en democratie werden hiermee veiliggesteld. Bij conflicten zou men voor bemiddeling kiezen. De Volkenbond bleef een zwak orgaan omdat Duitsland en Rusland geen lid mochten worden. Daarom werd ook gesproken over het Verdrag van Versailles als ‘geen vredesverdrag, maar een wapenstilstand voor hoogstens twintig jaar’.

Isolationisme: de politieke neiging van een land of volk om zich af te sluiten van de wereld buiten hen of om zich niet te mengen in aangelegenheden van ander landen.

Wapenwedloop: een wedloop tussen twee of meer landen waarbij landen elkaar proberen te overtreffen in aantallen of in soort wapens.

 

Paragraaf 9.2 – De economische wereldcrisis.

De Amerikaanse economie was in de Eerste Wereldoorlog enorm gegroeid. De oorlog had voor de VS veel minder rampzalige gevolgen dan voor de Europese landen. Dit kwam doordat:

  • Amerika had zich pas later (in 1917) in de oorlog gemengd.
  • Er werd niet op Amerikaans grondgebied gevochten.

De oorlog bracht voor Amerikaanse boeren en fabrikanten zelfs een voordeel met zich mee. De economieën in de Europese landen gingen achteruit, zij konden deze vervolgens aanvullen door hun producten aan Europa te leveren. Amerikaanse boeren ging steeds meer produceren en gingen op grotere schaal werken. Na de oorlog bleven boeren en fabrikanten echter op hetzelfde niveau produceren. In de eerste instantie zorgde dit niet voor problemen, maar later bleek dat de Amerikaanse economie op minstens vijf punten zwak was.

  1. Protectionisme: Amerika beschermde de eigen economie. Door hoge invoerrechten kwamen er nauwelijks buitenlandse producten op de markt. Europese landen gingen hetzelfde doen, hierdoor moest Amerika de eigen producten binnen het eigen land kwijt zien te raken.
  2. Overproductie in de landbouw: boeren hadden grote machines aangeschaft, hadden daarvoor geld geleend, bleven na de oorlog met grote voorraden zitten en moesten de prijzen verlagen. Boeren raakten in de problemen.
  3. Ongelijke inkomens: kleine groep rijken tegenover grote groep armen. Armen werden aangemoedigd veel te kopen, betalen hoefde immers pas later : ‘live now, pay later’.
  4. Speculatie met aandelen: handelen in aandelen, terwijl deze duurder werden. Men sloot leningen af om aandelen te kopen.
  5. Geen toezicht van de overheid op banken: banken mochten onbelemmerd leningen verstrekken aan bedrijven en aan mensen.

Donderdag 24 oktober 1929: aandelenhandel in Wall Street stort in: beurskrach (Zwarte Donderdag). Koersen daalden sterk à mensen verkopen massaal hun aandelen tegen spotprijzen à verdere koersdalingen à economische crisis, met wereldwijde gevolgen.

  • President Hoover: hij bleef vertrouwen op het economische liberalisme, de economie zou zich vanzelf herstellen. Wel verlaagde hij de lonen. Maar hierdoor daalde de koopkracht van mensen en nam de werkloosheid toe.
  • Econoom Keynes: overheid moet in jaren van welvaart de economie afremmen (belastingen verhogen) en in tijd van welvaart de economie stimuleren (uitkeringen, zorgen voor werk, zorgen dat koopkracht word hersteld).
  • President D. Roosevelt: New Deal met de doelen relief, recovery and reform (hulp, herstel en hervorming). Roosevelt kwam met grote openbare werkverschaffingsprojecten. Ook op sociaal terrein greep hij in. Hij hield vertrouwen in de kapitalistische economie, maar verzachtte die met sociale wetten.

Protectionisme: een economische politiek waarmee door maatregelen geprobeerd wordt de eigen landbouw en industrie te beschermen.

Crisis: een economische neergang met lage winstverwachtingen, veel faillissementen en hoge werkloosheid.

 

Paragraaf 3 – De Sovjet-Unie.

Rusland stond onder regering van een tsaar. Deze regeerde als absoluut vorst en het parlement, de Doema, had nauwelijks inspraak. Op het platteland hadden nog maar weinigen van de Verlichting en de Franse Revolutie gehoord. Men leefde nog in een feodale samenleving. Mensen in grote steden waren echter wel geïnteresseerd in de West-Europese ideeën, maar  als ze deze probeerden uit te voeren trad de geheime politie al snel op. Zelfs een geweldloos protest tegen de honger werd met harde hand onderdrukt. Vrouwen en kinderen liepen voorop om soldaten van schieten te weerhouden, maar desondanks eindigde het in een bloedbad.

Toen Rusland in 1914 betrokken raakte bij de oorlog werd duidelijk hoe zwak het leger was. De soldaten, meestal boerenjongens, konden vaak niet meer dan marcheren. De meesten konden niet eens een geweer laten, laat staan ermee gericht schieten. Hoe langer de oorlog duurde, des te hopelozer de situatie werd voor Rusland. Helemaal toen tsaar Nicolaas II de leiding van de troepen overnam, verslechterde de situatie. De tsaar had maar weinig verstand van deze zaken.

Februarirevolutie: de winter in 1917 was buitengewoon streng en door ijzige kou reden er nauwelijks treinen. Er werd niet voldoende brandstof en meel voor brood aangevoerd. Het gerucht ging dat speculanten met opzet meel achterhielden, om de prijzen op te voeren. Dit leidde onder de hongerige en verkleumde Russen tot opstand. Dit keer grepen de Kozakken niet in, maar sloten zich aan bij de demonstranten. De tsaar raakte zo zijn macht kwijt, en toen hij zag dat  iedereen het vertrouwen in hem had verloren, trad hij vrijwillig af. Het was onduidelijk  wie nu de macht had. Er ontstonden twee machtscentra:

  • Regering van vooral liberalen uit de Doema: de Voorlopige Regering.
  • Sovjets, die vooral in steden waren opgericht. Hierin zaten burgers uit alle standen. Door stemmingen namen ze nieuwe wetten aan.

Oktoberrevolutie:

  • Voorlopige Regering, zij bleven geloven in overwinning van het Russische leger.
  • Boeren op het platteland schakelden grootgrondbezitters uit en verdeelden grond onder elkaar.
  • Bolsjewieken (meerderheid), communisten, erkenden in 1917 de teruggekeerde Lenin als hun leider (Lenin was verbannen vanwege zijn politieke overtuiging). De toekomstvisie van Lenin was: een nieuwe revolutie die de macht in handen van het proletariaat en de armste boeren moest brengen.
  • In oktober 1917 voelden de bolsjewieken zich groot genoeg om een greep naar de macht te doen. Ze slaagden hierin.

Na de machtsovername van de bolsjewieken gingen de eerder aangekondigde verkiezingen gewoon door. Alleen in de grote industriesteden haalden de bolsjewieken een meerderheid. Maar al na een vergaderdag werden de gekozen volksvertegenwoordigers door de bolsjewiek-gezinde soldaten naar huis gestuurd. De jacht op tegenstanders van de bolsjewieken werd geopend.

Na de revolutie lag de macht eerst nog in handen van de sovjets, maar na verloop van tijd trok de communistische partij echter steeds meer macht naar zich toe. Er werd een Politbureau gevormd van 5 mensen, zij bepaalden de koers van de partij. Dit groeide uit tot het machtigste orgaan van de communistische partij, en deze had alle macht in het land. De communistische partij werd een echte massaorganisatie. Ze beheersten het hele maatschappelijke leven.

De Sovjet-Unie (Rusland vanaf 1922) werd een eenpartijstaat en een totalitaire staat. Volgens het totalitarisme mag de staat zich met vrijwel elk aspect van het leven bemoeien.

Direct na zijn machtsgreep  maakte Lenin een eind aan de oorlog. Hij sloot de Vrede van Brets-Litovsk met Duitsland. De Sovjet-Unie moest een aantal landen afstaan aan Duitsland. Door vrede kon hij Rusland omvormen tot een communistische staat en kon hij de economie weer opbouwen. Maar er was nog een burgeroorlog gaande tussen de communisten en de Witten. De Witten wilden het oude bestuur uit de tijd van de tsaar weer herstellen. Maar in 1921 behaalde het Rode Leger (communisten) onder leiding van Trotski de overwinning. Oekraïne kon zelfs weer ingelijfd worden.

Lenin en Trotski probeerden de economie te hervormen op de manier hoe het Rode Leger georganiseerd was, voor het ‘arbeidersleger’ zou gelden: ieder presteert naar eigen kunnen, en ontvangt daarvoor wat hij nodig heeft’. Maar bij de uitvoering kwam veel weerstand. Lenin deed daarom op economisch gebied een paar stappen terug en voerde enkele vormen van het kapitalisme opnieuw in. Hij noemde het zijn Nieuwe Economische Politiek (NEP). Hierin kregen boeren en kleine ondernemers hun bedrijven terug en boeren hoefden maar weinig belasting te betalen.  Lenin overleed in 1924. Er werd een heftige machtsstrijd uitgevochten tussen Trotski en Stalin. Stalin won en vergrootte de rol van de staat en de positie van de Communistische Partij. De NEP werd afgeschaft, de economische koers was niet volgens communistische principes. In plaats daarvan kwam de zogeheten vijfjarenplannen. De Sovjet-Unie zou zo in korte tijd omgevormd moeten worden tot een moderne industriële samenleving.

Kleine agrarische bedrijven weren onteigend en samengevoegd tot kolchozen en sovchozen. Voedselproductie kon zo efficiënt georganiseerd worden. En boerderijen die doelen behaalden werden beloond met machines. Arbeiders moesten als dwangarbeiders werken, ook op bijna onbewoonbare gebieden moesten zij dwangarbeid doen om grond- en delfstoffen uit de grond te halen.

Communisme : politieke stroming. Het hoofddoel is om alle kapitaal en productiemiddelen in handen van de gemeenschap te krijgen. Daardoor ontstaat er een samenleving waarin iedereen volledig gelijk is.

Massaorganisatie: een enorm grote vereniging, het individu is er ondergeschikt aan het groepsbelang.

Totalitarisme: een ideologie die de hoogste waarde toekent aan de staat, waaraan het individu helemaal ondergeschikt is.

 

Paragraaf 4 – Fascisme en nationaalsocialisme.

Italië bleef in het begin van de Eerste Wereldoorlog neutraal, maar toen de Geallieerden in 1915 gebiedsuitbreiding beloofden sloot Italië zich bij hen aan. Maar de Geallieerden kwamen al hun afspraken niet na, dit leidde tot frustratie en onrust onder de Italiaanse bevolking. De politieke verdeeldheid was groot. Linkse politieke stromingen kreeg steeds meer aanhang, maar wisten hun krachten niet te bundelen. Rechtse stromingen, die in 1919 door Mussolini waren opgericht, maakten er dankbaar gebruik van en ontwikkelden zich tot paramilitaire organisaties. Er kwam een politieke beweging uit voort: het fascisme.

Het fascisme ontwikkelde zich tot een ideologie. In het begin was het vooral een antibeweging. Ze wisten vooral waar ze het níet mee eens waren. Vier hoofdkenmerken van het fascisme zijn:

  • De eenheid van de natie: belang van de staat is gelijk aan dat van het volk.
  • Verheerlijken van geweld en militarisme: het leven is een voortdurende conquista (veroveringstocht).
  • Twijfel aan de rede (verstand) en het toekennen van een grote waar aan gevoel van intuïtie:

Niet denken, maar doen.

  • De sterke leider: natuurlijke ongelijkheid tussen mensen. Mussolini : Il Duce (de leider)

1922 : Mussolini en zijn knokploegen nemen macht in Italië over en veranderen het in een eenpartijstaat. Mussolini werd in binnen- en buitenland gewaardeerd om zijn optreden, ondanks het terreur dat hij gebruikte.

Net als Mussolini was Adolf Hitler. Hij stond in Duitsland aan de wieg van het nationaalsocialisme.

Duitsland leed onder de zware bepalingen van het Verdrag van Versailles. Na het gedwongen vertrek van keizer Wilhelm II werd Duitsland een republiek. Duitsland kreeg een nieuwe grondwet en werd de Republiek van Weimar. Groepen ontevreden arbeiders wilden de macht overnemen, maar deze werden met de kop de grond in gedrukt. De Weimar-regering kon niet voldoen aan de herstelbetalingen, waarop Frankrijk en België het Ruhrgebied bezetten. Hierop volgde dat Duitse arbeiders en ambtenaren gingen staken, maar hun lonen werden gewoon doorbetaald door  de regering. Er werd almaar geld bijgedrukt. Er ontstond een hyperinflatie, die in 1923 een ongekende hoogte bereikte.

Door deze ontspoorde economie kwamen de herstelbetalingen aan Franrijk en Engeland tot stilstand. Dit betekende dat zij ook hun leningen aan de VS niet konden afbetalen. De Amerikanen vonden dat ze moesten ingrijpen. De jaarlijkse betalingsplicht van Duitsland werd verminderd en Amerika verleende leningen aan Duitsland om de economie weer op te richten.

De Republiek van Weimar mocht in 1926 toetreden tot de Volkenbond en een paar jaar later werd een verdrag ondertekend waarbij oorlog buiten de wet geplaatst werd. Daarmee was Duitsland in 1929 weer een fatsoenlijk land.

Adolf Hitler:

  • In Oostenrijk geboren, verhuisd naar München.
  • In de Eerste Wereldoorlog als vrijwilliger bij het leger. Hij voelt zich thuis in het leger.
  • 1919 sluit hij zich aan bij een kleine  extreem-nationalistische beweging. Zijn redenaarstalent werd ontdekt en hij wordt politieke leider van de NSDAP (Nationaalsocialistische Duitse Arbeiders Partij).
  • Tijdens dieptepunt van de inflatie pleegt Hitler een mislukte staatsgreep (Bierkellerputsch).
  • Hierop volgde een gevangenisstraf en hechtenis, in die tijd schreef hij Mein Kampf.
  • Na de beurskrach kreeg de NSDAP steeds meer aanhang.

Bij de verkiezingen in 1933 haalde de NSDAP niet de absolute meerderheid maar Hitler werd wel Rijkskanselier (minister-president). Hij verbood in deze functie de communistische partij (KPD) (een lid van deze partij zou brand hebben gesticht in het Rijksdaggebouw). Nu had de NSDAP wél de absolute meerderheid. De Rijksdag nam op 23 maart 1933 een machtigingswet aan, waarin Hitler dictatoriale rechten bevoegdheden kreeg. Hitler mocht vier jaar lang buiten het parlement om wetten uitvaardigen. à Gevolgen:

  • Alle politieke partijen, behalve de NSDAP, werden verboden.
  • Geleichschaltung (gelijkschakeling) à totalitaire staat, alles onder controle van de nazi’s.
  • Denken en werd beïnvloed door allerlei communicatiemiddelen.
  • Andersdenkenden werd het zwijgen opgelegd.
  • Campagne tegen de joden. De discriminatie werd stapsgewijs uitgevoerd. Op 1 april 1933 kwam er al een boycot tegen de Joodse burgers.
  • In 1935 volgden de Neurenberger rassenwetten: de isolatie van de Joden. Deze wetten maakten het de Joden vrijwel onmogelijk om nog geld te verdienen en te werken. Veel joden vluchtten weg.

Hitlers felle racisme en antisemitisme vormen het belangrijkste verschil tussen het Italiaanse fascisme en het Duitse nationalisme.

Hitler ging zich verzetten tegen het Verdrag van Versailles. Hij besloot geen herstelbetalingen meer te doen. Ook vond hij dat er genoeg Lebensraum moest zijn voor de Ariërs, het ene goede ras dat er was om te regeren. Ook moest het communisme bestreden worden en Hitler zag een oorlog als het enige middel om zijn doelen te behalen. Daarom ging Hitler Duitsland voorbereiden op een oorlog. De militaire dienstplicht werd weer ingevoerd, er werd een sterkte marine en luchtmacht opgezet en Hitler ging het Rijnland opnieuw weer militariseren. Volgens GB ging Hitler ‘slechts zijn eigen achtertuin binnen’. Hitler wist de buurlanden ervan te overtuigen dat hij geen kwade bedoelingen had.

Fascisme: een ideologie en politiek systeem met extreem nationalistische opvattingen en onverdraagzaamheid ten opzichte van andersdenkenden.

Ideologie: het geheel van ideeën en opvattingen van een politiek of maatschappelijk stelsel.

Nationaalsocialisme: ideologie die lijkt op het fascisme, maar met een extreme vorm van racisme.

Communicatiemiddelen: de manier waarop en de middelen  waarmee boodschappen of berichten worden doorgegeven.

Discriminatie: het ongelijk behandelen of doelbewust achterstellen van personen of groepen.

Racisme: het ongelijk en slecht behandelen van personen of groepen op basis van lichamelijke kenmerken, zoals huidskleur.

Antisemitisme: letterlijk : Jodenhaat. Uitingen van vijandigheid tegen joden.

 

Paragraaf 5 – De Tweede Wereldoorlog.

Bontgenoten Duitsland en Italië:

Duitsland

Italië

Nationaalsocialisme

Fascisme

De Führer

De Duce

Totalitaire dictatuur

Totalitaire dictatuur

Het Derde Rijk, het Duizendjarige Rijk

Vergelijkend Romeins Rijk, met Mare Nostrum  (onze zee)

Japan had net als Duitsland en Italië ook een sterke expansiedrang. Japan was dichtbevolkt en bezat weinig landbouwgrond en nauwelijks grondstoffen. Ze hadden dus wel degelijk motieven om uit te breiden. De Japanse bevolking meende dat ze voorbestemd waren om over Azië te regeren, hierin lijken ze op de Duitsers die zichzelf ook zagen als Übermenschen. De overeenkomsten en gezamenlijke afkeer leiden tot een bontgenootschap tussen Duitsland en Japan tegen de Sovjet-Unie. Later sloot Italië zich hier ook bij aan. Japan was al volop met oorlog  bezig tegen China.

In 1935 viel Mussolini met zijn troepen Abessinië (Ethiopië) binnen, het enige Afrikaanse land dat nog niet was bezet. De Italianen hadden dit al eerder geprobeerd, maar dat was op een nederlaag uitgelopen. Mussolini wilde de ‘schande’ uitwissen. De Volkenbond veroordeelde de inval als daad van agressie en kondigde economische sancties af tegen Italië. Maar veel gevolgen had het niet, want GB weigerde het Suezkanaal te sluiten voor Italiaanse schepen. Hieruit blijkt dat de Volkenbond de wereldvrede niet kan garanderen.

Volgens Hitler had het Duitse volk voldoende Lebensraum nodig, hij begon met de opbouw van een Groot-Duits Rijk. Dit deed hij in stappen:

  1. De Anschluss (aansluiting) van geboorteland Oostenrijk.
  2. Stukjes van Tsjecho-Slowakije, Duitse minderheden moesten ‘heim ins Reich’(thuis in het Rijk).
  3. September 1938 – Conferentie in München. Eisen van Hitler worden ingewilligd om de vrede te bewaren (appeasementpolitiek)
  4. Hitler wilden Polen ook onder zijn gezag hebben. De Britten zouden dit niet accepteren. Er werd een akkoordje gesloten met de Sovjet-Unie. Maar op 1 september 1939 lokten de Duitsers een grensincident uit, waarna de Wehrmacht, het Duitse leger, Polen binnentrok.

De Tweede Wereldoorlog was begonnen.

Om niet een tweede keer vast te lopen in een loopgravenoorlog kwam Hitler met een nieuwe manier van oorlog voeren: de Blitzkrieg. Duitsland begon een uur na het begin van de oorlog al te bombarderen in Polen. Zij werden zonder problemen verslagen.

Maar twee dagen later verklaarden Engeland en Frankrijk de oorlog aan Duitsland. Dit zat Hitler tegen, daarom kwam hij met twee verrassingsaanvallen. De Duitsers vielen in april 1940Denemarken en Noorwegen binnen en in mei 1940 vielen ze gelijktijdig Nederland, België en Frankrijk binnen. Al deze landen hadden zich in juni dat jaar overgegeven.

In juni 1941 startte het Duitse leger Operatie Barbarossa, een aanval op de Sovjet-Unie. De Duitsers drongen het Rode Leger terug tot de lijn Leningrad-Moskou-Sebastopol. Tijdens de opmars maakten de Duitsers veel krijgsgevangenen en kregen ze veel materiaal in handen. Duitsers zagen de Slavische volken als Untermenschen en ze werden dan ook bijzonder slecht behandeld.

Maar de strenge Russische winter van 1942-1943 maakte een eind aan de Duitse opmars. Bij Stalingrad hielden de Sovjettroepen met grote moed stand. Het zorgde voor een keerpunt.

De oorlog was ook niet langer een Europees conflict. Ondertussen namen tankdivisies van de Duitsers en Geallieerden het in de woestijnen van Noord-Afrika tegen elkaar op.

Japan viel in 1941 zonder oorlogsverklaring de Amerikaanse vlootbasis Pearl Harbor aan en daarna ook allerlei gebieden in Zuidoost-Azië. Dat betekende dat Japan in oorlog kwam met de VS, Frankrijk, GB en Nederland. Terwijl de Amerikaanse president nog twijfelde over deelname aan de oorlog, verklaarde Hitler als bondgenoot van Japan op 11 december 1941 de oorlog aan de VS. Hiermee was de echte wereldoorlog begonnen.

De Sovjet-Unie, GB en de VS werden elkaars bondgenoten. Stalin drong er op aan om een tweede front te openen (westfront), en terecht, want alleen gebied van de Sovjet-Unie werd op dat moment gevochten. Op 6 juni 1944 openden de Geallieerden het tweede front. Het Rode Leger drong het Duitse leger langzaam maar zeker terug. Toen het voor de westelijke Geallieerden duidelijk werd dat het Rode Leger nog verder westwaarts  wilde trekken, kregen Britten en Amerikanen plotseling haast. Ze vertrouwden Stalin niet en wilden zover mogelijk Duitsland binnendringen. Talloze Duitse steden werden gebombardeerd. Het aantal slachtoffers was enorm. In april 1945 was het duidelijk  dat Duitsland militair verslagen was. Hitler en elke van zijn metgezellen pleegden in hun bunker zelfmoord. Na de val van Berlijn tekende de Duitse legerleiding op 7 meid de capitulatie.

In het Verre Oosten ging de strijd nog heftig door. Japanners verdedigden verbeten elke meter. Amerika besefte dat het een lange strijd zou worden met veel slachtoffers. Daarom werd in de zomer van 1945 in diepst geheim een nieuw massavernietigingswapen ontwikkeld: de atoombom. Op 6 augustus trof een atoombom Hiroshima. 3 dagen later volgde er een op Nagasaki. Enorm veel burgers werden gedood. Pas na twee atoombommen en een dreiging van een derde bom, capituleerde Japan. Op  15 augustus 1945 kwam zo een eind  aan de Tweede Wereldoorlog.

Wereldoorlog: oorlog tussen veel staten op verschillende continenten tegelijk gevoerd.

Massavernietigingswapen: wapens die in korte tijd een groot  aantal slachtoffers veroorzaakt.

 

Paragraaf 6 – De bezetting van Nederland.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef Nederland neutraal en in 1917 waren twee politieke kwesties opgelost, namelijk de Schoolstrijd en de invoering van het algemeen kiesrecht. Maar Nederland was een verzuilde  samenleving geworden. In het verzuilde Nederland, streefden politici naar samenwerking en overeenstemming. De regering zag het niet als hun taak om in te grijpen bij een crisis. De meeste mensen bleven ook trouw aan hun verzuilde organisaties.

Nederland bereidde zich bovendien nauwelijks voor op een oorlog. In ons land bestond een traditie van pacifisme (geweldloosheid). Er werd daarom weinig geld aan het leger uitgegeven en men dacht een Duitse opmars wel tegen te kunnen houden met enkele linies in het oosten en de Hollandse Waterlinie.

Op 29 augustus 1939 kondigde de regering de algemene mobilisatie af. Alle mannen die na 1924 in militaire dienst waren geweest werden opgeroepen. Het Nederlandse leger was in geen enkel opzicht opgewassen tegen het moderne Duitse leger. Duitsland dacht ons land met een Blitzkrieg in één dag onder de voet te lopen en de regering en koningin moesten gevangengenomen worden. Het plan mislukte en de regering en de koningin wisten naar Engeland te vluchten. Duitsland dreigde met een bombardement op Rotterdam om Nederland te laten capituleren. Duitsland voerde het bombardement op Rotterdam werkelijk uit, de schade was enorm. Na het bombardement tekende generaal Winkelman  de capitulatie. In het begin van de bezetting gedroegen de Duitsers zich kalm en had de Nederlandse bevolking er weinig last van. Maar al gauw werd de bewegingsvrijheid ingeperkt. Er kwam een avondklok, ramen moesten verduisterd worden en het persoonsbewijs werd ingevoerd. De maatregelen werden bijna zonder tegenstand geaccepteerd.

Toen de oorlog voor Duitsland moeilijker werd, moest Nederland daar onder leiden. Hitler had meer Duitse soldaten nodig. Nederlanders moesten dan het werk van Duitsers in Duitsland doen. In het begin kon je je hier vrijwillig voor aanmelden, later werd hete verplicht en kwamen Nederlanders onder druk te staan. Mannen weigerden naar Duitsland te gaan en gingen onderdoken. De Duitsers reageerden hierop met razzia’s.

Nog anders was het met de Joden in Nederlands. Er kwamen allerlei maatregelen tegen hen:

  • Ontslaan van alle joden die in dienst van de overheid waren.
  • Registratie van Nederlandse Joden
  • Joden mochten bepaalde beroepen niet meer uitoefenen, geen lid meer zijn van niet-joodse organisaties, alleen aan joden nog iets verkopen en joodse kinderen mochten niet langer naar niet-joodse scholen.
  • voor Joden verboden’, in parken, dierentuinen, restaurants, etc.
  • Stigmatiseren door extra stempel op persoonsbewijs en een Jodenster dragen.
  • Fietsen inleveren en niet meer mogen reizen.
  • Telefoonlijn afgesneden en geen gebruik maken van openbare telefooncel.

Joden werden uiteindelijk gedeporteerd naar Oost-Europa. Daar werd de genocide uitgevoerd in vernietigingskampen.

Joden die niet in staat waren om te werken werden rechtstreeks afgevoerd naar vernietigingskampen, voor de schijn mochten ze spullen voor twee dagen meenemen. Mensen wisten niet wat hun te wachten stond. Bij aankomst werden de Joden in een zogenaamde doucheruimte met het gas Zyklon-B om  het leven gebracht.

Aan de andere kant hadden Japanners ook concentratiekampen opgericht. Het waren geen vernietigingskampen maar de gevangenen moesten werken onder zulke bizarre omstandigheden dat de dood nooit ver weg was. De Japanse bezetting was voor de inheemse bevolking van Nederlands-Indië een belangrijke fase in het proces van bewustwording. De PNI en de PKI streefden wel naar onafhankelijkheid maar het was tot toen niet haalbaar. Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 grepen de leiders van de nationalistische beweging, Soekarno en Hatta, hun kans en riepen de onafhankelijke Rebuplik Indonesia uit.

Verzuiling: het verschijnsel dat in de samenleving levensbeschouwelijke groepen gescheiden van elkaar leven op grond van hun overtuiging.

Pacifisme:  een stroming die geweldloosheid nastreeft en antimilitaristisch is.

Bezetting: inname en overheersing van een gebied dat niet tot het eigen territorium behoort.

Genocide: een doelbewust geplande en uitgevoerde volkerenmoord.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.