Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 9

Beoordeling 10
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 1143 woorden
  • 20 juni 2018
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 10
1 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Geschiedenis
De economische sprong van Europa
De industriële revolutie

1700, agrarische-urbane samenleving -> plattelanders weefden kleding als bijverdiensten, deze werden opgekocht door koopman-kapitalisten => verkochten deze met winst

1750-1800: groeiende economie door toenemende opbrengsten van de landbouw, bevolkingsgroei en goedkope grondstoffen uit Azië en Amerika -> uitvinding van machines, door grote winsten uit de landbouw en handel => goedkope arbeid

Fabrieken, de apparaten waren te groot en te duur voor de huisnijverheid => grote productie van constante kwaliteit -> huisnijverheid verdwijnt, omdat deze hiermee niet kan concurreren

  • Uitvinding stoommachines -> groei mijnbouw en ijzerindustrie, fabriekssteden in gebieden met steenkool en ijzererts.
  • Sociale gevolgen: klassen en standen samenleving, fabriekseigenaren (industriëlen) worden heel erg rijk en trekken daarom ook steeds meer politiek macht naar zich toe (19e eeuw)
    & ontstaan arbeidersklasse, slechte werk- en leefomstandigheden. Geen onderwijs en lange werkdagen.
    & De middenklasse werd versterkt, toename vraag naar mensen met een opleiding, ambtenaren en winkeliers. Van de middenklasse nam ook de welvaart toe, stijgende koopkracht door lage prijzen -> groeiend zelf bewustzijn en streven naar politieke invloed
  • De staat bemoeide zich intensiever met de samenleving => onderwijs (verlicht denken en industrialisatie), leefbaarheid steden, bedreigingen volksgezondheid door slecht water en veel afval => watervoorzieningen, riolering, waterverwerking, wegaanleg, openbaarvervoer en energievoorziening

Van agrarische-urbane samenleving naar een gemechaniseerde massaproductie, industriële samenleving. Dit had ingrijpende gevolgen en daarom spreken we van een revolutie.

Het moderne, handels kapitalisme, richtte zich op de productie van goederen en diensten -> de ondernemers investeren in schepen en personeel om handelswaar te verplaatsen, ipv in machines en grondstoffen (= oudere handelskapitalisme) -> het karakter veranderde door de industriële revolutie

= een economisch systeem waarin particulieren ondernemers met behulp van vrije arbeid goederen en diensten produceren met het doel zo veel mogelijk winst te maken door ze op de vrije markt te verkopen. (met geld, geld maken)

Mensen gingen anders nadenken over de beste manier om een land welvarend te maken, op het mercantilisme kwam meer kritiek (18e eeuw) -> meer economische vrijheid en weinig overheid bemoeienis  (Adam Smith), dit zou gunstiger zijn voor de welvaart van het land => het economisch liberalisme

1835: afschaffing gilden, die probeerde concurrentie uit te bannen -> ongunstig voor handelaren en fabrikanten, die zoveel mogelijk vrijheid wilden

19e eeuw: door het economisch liberalisme ontstond er vrijheid voor ondernemers, weinig bescherming voor de arbeiders, waren de leef en werkomstandigheden slecht, maar werd Engeland wel economisch heel welvarend (ook de armen gingen erop vooruit)
1850: leef en werkomstandigheden waren heel erg slecht, dus het parlement grijpt in

 

Nationalisme
Romantiek (19e eeuw): stroming in de literatuur en de kunst die het accent legde op gevoel, persoonlijke beleving en de schoonheid van tradities waardoor mensen juist van elkaar verschilden -> als verzet tegen de universele gedachtes (= eenzijdige nadruk op verstand, wetenschap en eenvormigheid) van de verlichting en de Franse revolutie
=> vorm geven aan de identiteit van het eigen volk (Hermannmonument), door onder andere onderwijs van de vaderlandse geschiedenis, een officiële landstaal, wereldtentoonstellingen (Londen, Parijs), volksliederen, dichters, schilders en beeldhouwers.

Nationalisme (19e eeuw): sterke voorliefde voor de cultuur van het volk waartoe men zich rekent en het streven naar de eenheid van dat volk binnen een nationale staat  -> door de verlichting en ideale vd Franse revolutie hier was het normale volk belangrijker geworden

Nationalisme en politiek: voor elk volk 1 staat, met een (democratisch gekozen) grondwet

De Duitse eenwording (1817-1871), Duitsland was opgedeeld in heel veel kleine staatjes, het volk wilde één staat met een democratisch gekozen grondwet > De koning van Pruisen werkte tegen => uiteindelijk werd Duitsland één staat, maar de grondwet werd bepaald door de keizer (= geen democratische grondwet)

Italië (1870), Italiaanse nationalisten wilden een vrije en onafhankelijke eenheidsstaat zonder buitenlandse invloed -> 1870

MAAR er vonden ook nationalistische afscheidingen plaats in grote rijken waar meer volken samenleefden: het Ottomaanse rijk, mensen in dit rijk waren ontevreden over de Turkse overheersing en wilde soevereiniteit -> hierdoor brokkelde het rijk in stukjes (Griekenland, Servië, Bulgarije en Roemenië). Het Oostenrijkse keizerrijk valt ook uit elkaar, door de ontwikkeling van het nationalisme & België splitst zich ook af van Nederland (1830,1839) => andere taal, andere godsdienst en een andere geschiedenis

Europa werd een Europa van nationale staten (eenheid van een volk), maar hierdoor ontstonden ook grote internationale spanningen en oorlog

Modern imperialisme https://www.youtube.com/watch?v=Mny-gVPjxXQ
‘het verschijnsel vanaf de 19e eeuw waarbij Europese landen naar en groot koloniaal rijk streven en de koloniën als productie- en afzetgebieden gebruiken om er zelf rijk van te worden.’

  • Door de industrialisatie waren grondstoffen erg belangrijk en de koloniën konden dienen als grote, nieuwe afzetmarkten voor hun producten
  • Hoe groter het rijk, hoe meer politiek en militair aanzien (nationalisme)
  • Superioriteit gevoel tegenover andere volken => Europa voelde de verplichting om de ‘minder ontwikkelde’ te leren lezen, schrijven etc. (=white man’s burden)

Wingewest: onderworpen gebied waar de inheemse bevolking (gedwongen) een deel van de oogst moet afstaan ten behoeve van het koloniserende land

Bij de veroveringen werd er eerst gestreden om Azië, door Nederland, de Verenigde Staten, Frankrijk en Groot-Brittannië. Daarna werd er gestreden, door de pas ontwikkelde landen, om Afrika. Hierbij liepen de spanningen hoog op => conferentie van Berlijn: hoe verdelen we Afrika (1884-1885)

18e, 19e eeuw: in de Amerikaanse continenten ontstonden spanningen en wilden sommige delen onafhankelijk worden (Verenigde staten, Mexico, Argentinië, Brazilië) > omdat de bestuurders zich niet zoveel met de bevolking bemoeide, deze bestuurde zichzelf en Europese migranten mengde zich met de inheemse bevolking

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

18e, 19e eeuw: in de Amerikaanse continenten ontstonden spanningen en wilden sommige delen onafhankelijk worden (Verenigde staten, Mexico, Argentinië, Brazilië) > omdat de bestuurders zich niet zoveel met de bevolking bemoeide, deze bestuurde zichzelf en Europese migranten mengde zich met de inheemse bevolking

De gevolgen voor de onderworpen volken:

  • Europese politieke machthebbers
     => indirect bestuur, het inheemse bestuur van een kolonie is ondergeschikt aan het koloniale bestuur, maar blijft wel functioneren (= Engeland) > goedkoper
    => direct bestuur, Europese ambtenaren besturen de koloniale bevolking wordt rechtstreeks bestuur, zonder tussenkomst van een inheems bestuur (= Frankrijk) > meer zekerheid
  • De inheemse bevolking werd intensief ingeschakeld bij economische activiteiten vh moederland
    => het cultuurstelsel (Ne), de inheemse bevolking moest een deel voor de wereldmarkt produceren (20%) in ruil voor een ‘schamel’ plantloon > hongersnoden, maar wel winst voor het moederland
  • Een deel van de inheemse bevolking wordt ingeschakeld bij het bestuur en in het leger > loyaliteit, maar wel onderlinge ongelijkheid
  • Grensproblematiek => verschillende volkeren worden gedwongen om met elkaar samen te leven, door een willekeurige grens opstelling > conflicten en er ontstaan minder snel nationale staten
  • De inwoners komen in aanraking met de WestEuropese cultuur > ze kunnen hiervan profiteren, maar hun oorspronkelijke cultuur wordt ook een beetje weggevaagd => de cultuur wordt enorm veranderd. Maar ze hadden wel weer toegang tot goed onderwijs (bijvoorbeeld) & later konden deze kinderen naar westerse universiteiten (20e eeuw)
     

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.