Hoofdstuk 8

Beoordeling 4.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 487 woorden
  • 10 april 2004
  • 21 keer beoordeeld
Cijfer 4.7
21 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Geschiedenis Samenvatting Hoofdstuk 8 Nachtwakersstaat: De doeleinden hierbij waren: De bescherming van de burgers en de zorg voor het lager onderwijs. De sociale zorg werd in hoofdzaak aan particulieren overgelaten. De overheid onthield zich omstreek 1850 zoveel mogelijk van inmenging in economische aangelegenheden. Hierop waren echter uitzonderingen: - Om de handel te beschermen werden uit- en invoerrechten geheven op bepaalde producten. - In 1824 was onder leiding van de overheid de Nederlands Handel Maatschappij (HNM) opgericht. - Meren werden ingepolderd om de langbouwgronden te laten toenemen. - Rond 1850 werd door gemeentelijke en provinciale overheden begonnen met het stichten of van particulieren overheden van nutsbedrijven (leveranciers van gas, water en elektriciteit). - In 1856 probeerde de overheid de scheepvaart te stimuleren door de oprichting van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij. Overheden staan over het algemeen de volgende machtsmiddelen ter beschikking om hun macht uit te oefenen: - Wetgeving: de Grondwet, Gemeentewet, Provinciewet, Kieswet. Ze betroffen de inrichting van het openbaar bestuur. - Belastingheffing: Belasting werd geheven op goederen en grond. - Bekostigen en subsidiëren van activiteiten. - Politie: De kwaliteit van veel agenten was niet hoog. - Leger: Na de vrede met België werd het leger sterk verkleind. Een oorzaak dat mensen het besef kregen dat de overheid een actiever beleid moest gaan voeren op het gebied van sociale zorg was toen de schrijver J.J. Cremer een rede publiceerde over kinderarbeid. Hierdoor is het "kinderwetje" ontstaan. Een deugdelijke controle op de uitvoeringvan de wet ontbrak. Sociale zorg wordt na 1850 stap voor stap uitgebreid: - Arbeidsomstandigheden werden beter: Er kwam een Arbeidswet en een Veiligheidswet. - Ongevallenwet: Iedereen die door een ongeluk op het werk of voor korte of lange tijd niet kon werken, kreeg een uitkering. - Ziekte: Armenwet werd ingevoerd, en de Ziekenfondswet. Ook kwam de AAW (Algemene Arbeidsongeschiktheidswet) en WAO (Wet Arbeidsongeschikheid). - Ouderdom: In 1919 kwam een pensioensregeling voor niet-ambtenaren tot stand. Ook kwam de AOW tot stand. - Werkeloosheid: Werkloosheidswet. - Huisvesting: Woningwet. - Uitbreiding sociale voorzieningen: Gezondheidszorg, jeugdzorg, bejaardenzorg, gehandicaptenzorg, maatschappelijk werk en welzijnswerk werden gesteund. De overheid breidt de infrastructuur uit. Economische depressie dwingt de overheid tot verder ingrijpen: - De vrijhandel werd losgelaten. - De landbouw werd financieel ondersteund, maar de teelt van gesubsidieerde producten werd beperkt. - Door het organiseren van wergelegenheidsprojecten probeerde men de werkloosheid tegen te gaan. - Er werd een strikte loonpolitiek gevoerd. - De overheid begon kort na de oorlog ook met het scheppen van nieuwe financieringsmogelijkheden, het bevorderen van buitenlandse vestigingen en het bieden van fiscale voordelen aan het bedrijfsleven. In de periode 1857-1876 werden de volgende schoolsoorten door de overheid ingevoerd: - voor arbeidskinderen: de ambachtsschool voor jongens en de industrieschool en de huishoudschool voor meisjes; - voor kinderen uit de "kleine burgerij": meer uitgebreid lager onderwijs (de mulo); - voor kinderen uit de "gegoede burgerij": de hogere burgersschool (hbs) voor jongens een de middelbare meisjesschool (mms) voor meisjes; - voor jongens uit de "hogere stand": het gymnasium.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.