Hoofdstuk 7.1 + 7.2

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1406 woorden
  • 19 oktober 2013
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
3 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Kenmerken

  • Uitbouw van de Europese overheersing, d.m.v. plantagekoloniën, de slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme
  • Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
  • Voortbestaan van het Ancien Régime met pogingen om het vorstelijke bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
  • De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap

Kernbegrippen
Abolitionisme: streven naar afschaffing van de slavernij en de slavenhandel.
Ancien Régime: benaming voor de tijd vóór de Franse Revolutie, toen de absolute vorsten regeerden.
Democratische revolutie: ommezwaai in het bestuur waarbij het volk steeds meer macht in handen kreeg ten koste van de macht van de vorst.
Grondrechten: vrijheidsrechten, die burgers bescherming geven tegen een oneerlijk behandeling door de overheid of andere burgers.
Grondwet: constitutie, algemene staatsregeling. Wet waarin de belangrijkste grondbeginselen van het bestuur van een staat zijn omschreven.
Plantagekolonie: overzees gebiedsdeel waar grote landbouwgebieden waren ingericht, waarop vaak slaven te werk werden gesteld.
Rationalisme: toepassen van de rede, het verstand.
Sociale verhoudingen: de wisselwerking tussen de verschillende groepen in de samenleving.
Staatsburgerschap: toestand waarin iemand burgerrechten in een staat heeft.
Transatlantische slavenhandel: koop en verkoop van mensen als bezit, waarbij verschillende continenten zijn betrokken.
Verlicht absolutisme/despotisme: als vorsten onder invloed van de Verlichting hun bestuur verbeterden, maar wel alle macht in handen hielden.
Verlichting: verlicht denken. In de 18e eeuw hadden steeds meer Europeanen kritiek op de staat en de samenleving. Ze vonden dat mensen meer gebruik moesten maken van de rede, het gezond verstand. Meer vrijheid en gelijke rechten voor iedereen zouden bijdragen aan vooruitgang van de samenleving in haar geheel.

§7.1 Europa gaat buitengaats

Wereldhandelsrijken
Vanuit Europa komt er een internationaal handelsnetwerk op gang in de 17e eeuw = driehoekshandel (van goederen en slaven) die beheerst werd door Europa;
1) Europa à metaal, aardewerk, wapens etc. naar Afrika (1x winst)
2) Afrika à slaven naar Amerika en werken hier op plantages (2x winst)
3) Amerika à suiker, tabak en katoen naar Europa (3x winst)

18e eeuw à Fransen en de Britten voorsprong in de internationale wereldhandel à leidende handelspositie in Amerika. Europa à plantagekoloniën in Noord-Amerika waar tropische landbouwgewassen werden verbouwd. De productie was gericht op export à vooral suikerriet, tabak of katoen. Toename industrie in GB à vraag katoen nam toe. Toename  aantal inwoners in Europa à vraag naar tabak, suiker, koffie en cacao nam toe. Door de toenemende vraag wilde de Europeanen de plantages uitbreiden.

Slavenarbeid
Slavenarbeid was de grondslag van het plantagesysteem. Je hoefde ze niet te betalen à winst. Het klimaat, de tropische ziekten en het uitputtende werk zorgde voor veel sterfte van slaven. De behandeling van de slaven lag aan de eigenaar maar ook de plaats en het product wat ze bewerkten. Ondervoeding, ziekte en mishandeling waren heel gewoon. Misdrijven tegen slaven werden nauwelijks bestraft. Door het hoge sterftecijfer moesten er continu slaven uit Afrika aangevoerd worden.

Slavenhandel
Eind 16e eeuw begon Spanje met het halen van sterke zwarte slaven uit Afrika omdat de Indianen te zwak waren. Dit was het begin van de winstgevende slavenhandel. De slaven werden verkocht door slavenhandelaren aan de kust, deze slaven werden voor het tienvoudige bedrag weer doorverkocht. Veel zwarte mensen werden aan elkaar vastgeketend en per schip vervoerd naar Amerika. Dit heet de transatlantische slavenhandel. De WIC was een belangrijke slavenleverancier.

Abolitionisme
Tot eind 18e eeuw vond vrijwel iedereen slavernij normaal, door de verlichtingsdenkbeelden veranderde dit. Het abolitionisme kwam op à mensen die tegen de slavernij waren en wilden dat het afgeschaft werd. In het begin van de 19e eeuw nam deze beweging sterk toe. 1807; Britse regering schafte slavernij af, ze gingen het zelfs bestrijden à weinig zin, zuiden bleef slaven handelen. Het was illegaal maar het lukte de handelaren het vaak toch om de slaven het land in te smokkelen. Plantage-eigenaren hadden genoeg geld om parlementsleden om te kopen en vrouwelijke slaven waren verplicht om kinderen te krijgen, zodat ze nieuwe slaven kregen.

§7.2 De wereld kan beter!

Verlichting
Eind 17e/begin 18e eeuw bloeide de verlichting (=intellectuele en culture beweging) op door heel Europa à wilde eind maken aan geestelijke duisternis, bijgeloof etc. De verlichting betekende een breuk in het westerse denken. De samenleving was gebaseerd op geloof, traditie en gezag. Ze geloofden sterk in God, maar ook de kerk en adel hadden grote invloed. Men publiceerde vaak anoniem omdat ze anders zwaar gestraft konden worden, maar zo konden ze toch hun kritiek uiten.
Veel geleerden werkten samen om alle kennis die op de wereld aanwezig was vast te leggen in een encyclopedie. Ze waren overtuigd dat meer kennis tot een betere wereld zal leveren. Volgens de Franse regering was de encyclopedie in strijd met politieke en maatschappelijke vooroordelen à werken aan een encyclopedie verboden. (1759)

Rationalisme
De verlichte denkbeelden waren gebaseerd op het rationalisme (=verstand). Het rationalisme stond voor het gebruik van het gezond verstand. De aanhangers geloofde dat alle problemen op te lossen waren, als je er maar goed over na dacht dan kon je alles begrijpen en verbeteren. De verlichtingsfilosofen lanceerden heel wat nieuwe opvattingen. Godsdienstig gebied; meer verdraagzaamheid, staatskerken[1] moesten worden afgeschaft, kerk en staat moest gescheiden worden en de kerk mocht geen politieke macht meer hebben.
De Franse filosoof Voltaire (1694-1778) was de bekendste voorstander van godsdienstige tolerantie. Zijn kritiek was voornamelijk op de kerk gericht. Hij zei dat de kerk mensen voor de gek hield.

Vrij en gelijk
Verlicht denken; alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek en sociale verhoudingen. Iedereen is gelijk. Volgens de verlichtingsfilosofen was de standenmaatschappij een schande. Zij vonden dat mensen zelf hun verstand konden gebruiken en bepalen hoe ze bestuurd zouden willen worden en zelf de problemen konden oplossen. Je moest volgens iemand beoordelen op karakter, niet op iets anders.
De filosoof Burke (1729-1797) was het hier totaal niet mee eens. Volgens hem was de maatschappij een complex geheel van door de eeuwen heen gegroeide instellingen en regels, een maatschappij die steeds veranderd. Burke geloofde niet in de goedheid van de mens. Nu; conservatisme.

Volkssoevereiniteit en trias politica
De Engelsman Locke (1632-1704) schreef dat mensen samen een maatschappij vormen = een sociaal contract tussen burgers onderling à gelijkwaardigheid. Volgens Locke was er nog steeds volkssoevereiniteit (rijken). De regering moest het volk verzorgen/beschermen, waarbij de rechten van het individu belangrijk zijn. De bevolking mag een slechte regering afzetten. De koning moest voor zijn onderdanen zorgen, en de adel mocht hem afzetten. Adel meer macht dan koning. Goede eigenschappen à aanleren via goede opvoeding en scholing.
De Fransman Montesquieu schreef in 1748 dat het niet correct was dat de koning alle macht had. Hij bedacht daarom de Trias Politica = scheiding der machten à rechterlijke macht, de uitvoerende macht en de wetgevende macht. Deze drie machten moeten ieder door een andere instelling worden uitgevoerd. Koning à uitvoerende macht.
Rousseau (1712-1778) vond dat de mens deze instellingen niet eens nodig had en dat men was afgedwaald van de oude, eenvoudige leefwijze. De wil van het volk diende de basis van alle macht te zijn, ook de koning was onderschikt aan de algemene volkswil. Volkssoevereiniteit daar streed hij voor.

Opvoeding
Locke; iedereen is bij de geboorte een ‘onbeschreven blad’ àgoede eigenschappen zouden via onderwijs en opvoeding kunnen worden aangeleerd.
Rousseau; de mens is van nature goed en wordt door de omgeving verpest. Hij was voor vrije opvoeding, het liefst in de vrije natuur. Bekende roman; Emile

Verspreiding
Voltaire en Rousseau reisden veel rond en werden als sterren ontvangen in salons. Hier discussieerden ze over de verschillende ideeën.
Filosofische verlichtingsideeën werden buiten de salons ook verspreid door middel van brieven, romans en toneelstukken. Hierdoor kregen de verlichtingsideeën meer aandacht.

Hobbes (1588-1679)
Ontkende bestaan niet-materiële werkelijkheid.
Overeenkomst Locke; verantwoording koning afleggen bij de adel (net als Locke).
Verschil Locke; burgeroorlogen à koning legt besluiten vast à soms dictator = slecht.

Descartes (1596-1650)
Opvoedingsfilosoof. Belangrijkste vraag; hoe worden wij geboren? Grondlegger nature-nurture debat.

Spinoza (1632-1677)
Scheiding kerk en staat. Discussie Bijbel toegestaan; 1e die twijfelt of God bestaat.

Hume (1711-1776)
Wilde terug naar de oude manier hoe mensen tegen de kerk en geloof aankijken, vóór het rationalisme. Twijfelt aan kracht&macht van het volk, hij vond het volk dom en hield liever het bestuur in handen van de hogere organen.

[1] Mix van katholieke en protestantse kerken = Angelsaksische kerken

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.