Hoofdstuk 7
Leerdoelen 7.1 Slavenhandel en abolitionisme
- Kenmerkend aspect: Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel en de opkomst van het abolitionisme.
- Plantagekolonie: Een overzees gebiedsdeel met grote landbouwgebieden waar slaven handelsgewassen voor de Europese markt verbouwden.
- In 1700 honderd veroverden Engelse, Fransen en Hollands gebieden in Noord-Amerika in het Caraïbisch gebied en langs de noordoostkust van Zuid-Amerika. Hier vestigden zij grote plantagekoloniën. De Europese kolonisten waren hier de baas. Het waren de uit Afrika afkomstige mensen die als slaven het zware werk deden. Tussen de continenten Europa, Afrika en Amerika ontstond daarvoor de trans-Atlantische slavenhandel (= De koop van zwarte Afrikaanse slaven en de verkoop daarvan in Amerika).
- Het abolitionisme is het streven naar het afschaffen van slavenhandel en later van slavernij. Tot diep in de 18e eeuw werd slavenhandel gewoon gevonden. Onder invloed van de verlichtingsdenkbeelden veranderde dat. In 1787 werd de "Vereniging voor het afschaffen van de slavenhandel" opgericht.
Leerdoelen 7.2 Rationeel optimisme en verlicht denken
- Kenmerkend aspect: Rationeel optimisme en 'verlicht denken' dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek en sociale verhoudingen.
- Verlichtingsfilosofen hebben als doel het gebruik van de rede (het verstand) te stimuleren. Verlichte denkers geloofden dat de mens door zijn verstand in staat is om een ideale samenleving te creëren. Een kenmerk van het verlichte denken is rationalisme, mensen geloofden dat door het gebruiken van het menselijk verstand problemen, vraagstukken en onrechtvaardigheden konden worden opgelost.
- Veel van de bestaande kennis en nieuwe opvattingen werd samengevat in de Encyclopédie. Dit boek had een grote invloed op het denken van de burgerij. De adel en de geestelijkheid waren niet gelukkig met de inhoud van dit boek en zorgde voor een verkoopverbod.
- De kerngedachte achter de trias politica is dat de macht gescheiden wordt om zo machtsmisbruik te voorkomen. De trias politica bestond uit 3 machten en is daarom onverenigbaar met het absolutisme (macht ligt in handen van de vorst).
- Trias politica: - Wetgevende macht: taak van het parlement om wetten vast te stellen. - Rechterlijke macht: een onafhankelijke rechtelijke macht. Deze spreekt recht op basis van de door het parlement vastgestelde wetten. - Uitvoerende macht: de regering, taak van de overheid is het uitvoeren en handhaven van de wetten.
Leerdoelen 7.3 Verlicht absolutisme
- Kenmerkend aspect: Voortbestaan van het Ancien Régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven.
- In Europa bestond een standenmaatschappij met als eerste stand de geestelijken, de tweede stand de adel en de derde stand de boeren. In de 18e eeuw kwam er verandering in. De derde stand stond niet meer alleen uit boeren maar ook uit de burgers van steden, zij waren de invloedrijkste groep van de derde stand. Het volk was ontevreden over het feit dat de belasting zo hoog was. Om de belasting te ontduiken ontstond er hevige smokkelhandel, de pachters dreigden met zware straffen, ze werden dan ook gehaat, en er kwam een steeds grotere roep om verandering.
- Verlichte despoten brachten verlichte denkbeelden in praktijk door veranderingen in de voeren die goed waren voor het volk. Zo probeerden ze het onderwijs en het gevangenissysteem te verbeteren. Lijfstraffen werden afgeschaft. Van inspraak van de bevolking wilde deze vorsten vrijwel niks weten. Hun motto was: 'Alles voor het volk, niets door het volk'.
Leerdoelen 7.4 Democratische revoluties
- Kenmerkend aspect: De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.
- Lodewijk XVI gaf jarenlang meer geld uit dan er binnen kwam. Zorgde voor legen schatkist en later kwamen er ook tegenvallende oogsten. Lodewijk wilde de staatsinkomsten verhogen door belasting te verhogen voor de derde stand. De derde stand was het hier niet mee eens en in juni 1789 riep de derde stand zichzelf uit tot Nationale Vergadering. De burgers wilden een nieuwe grondwet. De franse revolutie was begonnen.
- Volk van parijs bestormden de Bastille op 14 juli 1789. Uit angst voor nog meer geweld deed de adel openlijk afstand van haar privileges. Als een kaartenhuis stortte het Ancien Régime in. Een nieuwe elite van gegoede burgers kwam nu aan de macht en stelde de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger op.
- In 1795 deed een Frans revolutieleider een inval in de Republiek, met in zijn voetsporen de patriotten. Stadhouder Willem V week uit naar Engeland. De Bataafse Republiek werd uitgeroepen. De patriotten waren blij met de vernieuwingen die werden doorgevoerd: een grondwet, een parlement, godsdienstvrijheid, opheffing van tol, eenheid belastingen en een nationaal onderwijsstelsel.
- In 1806 schoof Napoleon, de toenmalige heerser van Frankrijk, zijn broer Lodewijk naar voren als koning van het Koninkrijk Holland. Omdat Napoleon echter vond dat zijn broer te slap optrad tegen aartsvijand, besloot hij ons land in 1810 bij Frankrijk in te lijven. Het koninkrijk Nederland was nu dus deel van Frankrijk.
Napoleon voerde een hele hoop ingrijpende veranderingen door. Zo kwamen er nieuwe maten en gewichten, werden de wetten van Napoleon en de burgerlijke stand ingevoerd. Ook moesten jongemannen voortaan verplicht in militaire dienst.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden