Paragraaf 1: Eenheid in verscheidenheid.
In de zestiende eeuw -> vereniging van de zeventien Nederlandse Gewesten.
1566-1648 -> opstand tegen de landsheer (80 jarige oorlog) met gevolg -> scheiding tussen de noordelijke en zuidelijke gewesten.
(Sinds de 80 jarige oorlog zijn de Noordelijke Nederlanden onafhankelijk.)
De macht gaat van Spaanse handen over in Oostenrijkse handen.
de Oostenrijkse keizer liet de bestaande bestuursorganen bestraan
1780 - Keizer Jozef II is de heerser van de Zuidelijke Nederlanden, hij was ook de keizer van Oostenrijk.
radicale verandering van het beleid.
Modernisering -> hij probeert een moderne eenheidsstaat te maken, zijn gedachten zijn beïnvloed door de Verlichting.
Een centraal geleid bestuur met uniforme (=gelijke) wetten, (typisch voorbeeld van hoe men in de tijd van de Verlichting over het besturen van een staat dacht.)
-> gevolg daarvan was, dat de kerk + standen minder macht kregen. Die stonden hem namelijk in de weg en er kwam een stortvloed van wetten. (alles wat aan bijgeloof deed denken of wat hij als maatschappelijk nutteloos zag moest verdwijnen, horigheid werd afgeschaft)
1787 – totale vernieuwing van het bestuurlijk apparaat. Waarmee Jozef II een einde maakte aan de slecht functionerende rechtspraak. -> het land kreeg 9 nieuwe administratieve kringen (in plaats van de oude hertogdommen en graafschappen)
-> er kwamen 67 nieuwe rechtbanken (in plaats van de oude 600 rechtbanken)
-> de macht van de Statenvergadering werd beperkt (die stonden snelle besluitvorming in de weg)
-> de gilden verloren een belangrijk deel van hun rechten (iedereen mocht zelfstandig een ambacht uitoefenen.)
Gevolg hiervan was kritiek en opstand.
De bevolking is in te delen in 2 groeperingen.
• Statisten -> Conservatieven -> de groep die opkomt voor de belangen van de adel en de gegoede burgerij. Kritiek omdat hun macht afneemt en hun voordelen verdwijnen met het centrale beleid van Jozelf.
(bij de statisten horen ook de geestelijken)
• Vonckisten -> mensen die ook wel uit de gegoede burgerij komen. Ze ziin het wel eens met de ideeën van de verlichting -> de moderne eenheidsstaat, maar niet met het despotisme (absolute macht) van Jozef.
Ze zijn democratisch ingesteld, ze vinden dat het volk moet beslissen over de leiders,
- voor de eenheidsstaat – tegen de absolute macht.
De twee groepen ondersteunen elkaar NIET de vonckisten en de statisten hebben allebei hun eigen belangen, ze vormen geen gezamenlijk front.
Hoewel de Noordelijke Nederlanden, republiek der zeven verenigde Nederlanden, een eenheid is (vaag overkoepelend bestuur in de vorm van de Staten generaal -> gewesten komen bij elkaar om te overleggen) is de autonomie (vrijheid) van de gewesten vrij groot.
1780: de Vierde engelse oorlog brak uit – er was een grote verdeeldheid onder de gewesten.
Steden die handel dreven met Engeland kozen partij voor Groot-Brittannië, en steden die handel dreven met Amerika kozen partij voor de onafhankelijkheidsstrijders. (ene kant pro-engels, andere kant anti-engels -> keuze gebaseerd op de economische belangen)
Als gevolg krijgen bijvoorbeeld Holland en Zeeland geen geld meer voor de verdediging van de handelsvloot vanwege de handel me Engeland
-> de gewesten zitten elkaar economisch dwars.
Er kwam kritiek op de (laatste) stadhouder Willem -> hij was niet in staat leiding te geven of een compromis tot stand te brengen (incompetent)
In 1784 moest de Republiek met de Engelsen een smadelijke vrede sluiten.
-> Willem door de patriotten wordt hij beschuldigt van pro-engelse sympathieën.
(de patriotten zelf zijn natuurlijk voor de onafhankelijkheidsstrijd, want zij vinden dat het volk zelf moet beslissen wie hun leider is en wat hun toekomst is.)
Er komt een opstand tegen Willem V
De katholieken zagen kans om via de patriottenbeweging tot gelijkberechtiging te komen.
Steeds meer steden kozen partij voor de patriotten.
In 1787 trok Willem V zich terug in Nijmegen.
Zijn vrouw riep toen de hulp in van haar broer, de koning van Pruisen -> hij zond troepen die de patriotten kwamen wegjagen. -> patriotten vluchten naar Zuidelijke Nederlanden en Noord Frankrijk -> de orde was voorlopig hersteld.
In 1789 brak de Franse Revolutie uit -> dit kwam als een godsgeschenk voor de patriotten. (ideeel -> burgers aan de macht, democratie! Koning afgezet(kop eraf), standen afgeschaft, adel verliest voorrechten.)
Goed voor zowel de patriotten (Noordelijke Nederlanden) als de Vonckisten (Zuidelijke Nederlanden) (hun idealen kwamen sterk overeen -> één staat, maar het volk beslist wat ze willen)
-> ze hopen beide dat deze Revolutie zich zal gaan verspreiden.
In 1794 lijfden de Fransen de Zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk in.
(1794-95, Franse troepen trekken Republiek binnen, Willem V vlucht naar Engeland)
- Fransen organiseerden een nieuwe bestuurlijke indelingen met departementen in plaats van de oude gewesten.
- de adel en geestelijkheid verloren hun voorechten
- de oude standenvergaderingen verdwenen.
(gekozen volgksvertegenwoordiging aan de macht -> nationale vergadering -> met patriotten aan de macht -> die zien hun kans hun idealen door te voeren)
-> Bataafse Republiek (noordelijke Nederlanden) -> patriotten keren terug.
De Franse bezetter behandelde de veroverde gebieden als wingewesten.
Hierdoor zijn de patriotten teleurgesteld, het franse optreden leidt tot protest
In 1798 wilden de fransen dienstplicht invoeren -> ontevreden boeren vormde legers van duizenden manschappen -> ze waren geen partij voor de getrainde franse legers en werden afgeslacht.
Binnen de groep van patriotten vonden discussies plaats:
- Federalisten -> Federatie.
nieuwe Republiek verzameling van gewesten (gewesten nog eigen vrijheid)
- Unitaristen -> streven naar een eenheidsstaat, die centraal bestuurd gaat worden, de Gewesten zelf krijgen dan minder macht.
In 1798 wonnen de unitaristen het pleit met steun van de Franse overheerser. -> centraal geleide Bataafse Republiek zou eerder in staat zijn duizenden Franse soldaten onder te brengen en leveranties aan Frankrijk te voldoen.
In 1806 maakt Napoleon weer een Koninkrijk van de Bataafse Republiek, met zijn Broer Lodewijk aan het hoofd, als Koning van Holland.
Hij liet toe dat Hollandse ondernemers hun smokkelhandel op (frankrijk’s grootste vijand Engeland) voorzette
Hij verzette zich tegen de invoering van de dienstplicht.
Maakte zichzelf geliefd door de leiding over de bluswerkzaamheden op zich te nemen na de ontploffing van een kruitschip in leiden.
In 1809 toonde hij zijn grote betrokkenheid bij een enorme overstroming in de Betuwe. Hij benadrukte de saamhorigheid door geldinzamelingen te organiseren.
Paragraaf 2 Samen maar niet één
1813 -> de Fransen verslagen -> Gijsbrecht Karel van Hogendorp roept in de Noordelijke Nederlanden een voorlopige regering uit.
In 1815 riep Willem I (zoon van Willem V) zichzelf uit tot koning over het Verenigd koninkrijk der Nederlanden.
-> de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden (Nederland + Belgie) worden nu dus verenigd tot een verenigd Koninkrijk.
-> Dit kon doordat Engeland een middelgrote staat wel zag zitten, als een soort bufferstaat tussen Frankrijk in. Engeland wilde voorkomen dat Frankrijk opnieuw zou gaan veroveren
Koning Willem I stelde een commissie van elf Belgische en elf Nederlandse aanzienlijken aan om een voorstel te doen voor een Grondwet die van beide delen één hechte staat moest maken.
De commissie moest zich aan een aantal voorwaarden houden:
- alle godsdiensten zouden dezelfde bescherming moeten genieten
- alle burgers ongeacht geloof of afkomst – zouden gelijke toegang moeten krijgen tot de openbare ambten.
Ondanks dat er meer Belgen waren als Nederlanders, kregen beide groepen evenveel vertegenwoordigers. In ruil daarvoor kwam er een Eerste Kamer waarin de koning vooral edelen benoemde. -> eerste kamer kreeg het rechtwetten te verwerpen die door de Tweede Kamer waren goedgekeurd.
- er kwam persvrijheid en openbaarheid van vergaderen
-> Hij dacht dat wanneer hij de welvaart zou vergroten de mensen zich ook meer een eenheid zouden gaan voelen.
Hij gaf aandacht aan een goede infrastructuur en aan moderne industrie.
Hij slaagde erin de economie uit het slop te halen, in 1820 was er zelfs sprake van bloei.
Door de grote macht van de koning kwam er in het zuiden protest.
Bij het onderwijs stelde hij verplicht Nederlands als grondtaal in -> dat botste met de Franstalige Belgen.
Tegelijkertijd probeert hij de macht van de Katholieke kerk terug te dringen.
Het Collegium Philosophicum wordt opgericht -> een staatsinstelling waarbij priesters worden opgeleid -> hierdoor is er meer controle over de katholieke kerk.
De Bisschoppen voelen zich daardoor sterk in hun vrijheden beknot
(Katholieke kerk -> macht in Zuiden)
De Liberalen in het Zuiden vonden dat België teveel aan de staatschuld van de Noordelijke Nederlanden moest meebetalen. Ze waren het niet eens met de belastingspolitiek van Willem I. -> de liberalen en de katholieken slaan de handen in één en gaan samen strijden voor de onafhankelijkheid -> samenwerken ondanks het feit dat beide groepen eigenlijk niet bij elkaar pasten. De tegenstand bracht Willem tot enkele toegevingen:
- Het Collegium Philosophicum werd gesloten
- de taal en onderwijs politiek werd gematigd.
1830 -> kwam het tot uitbarsting -> Belgische Opstand.
De Belgische opstand verspreidde zich over het hele Zuiden.
De opstand slaagt -> er wordt een voorlopig Bewind uitgeroepen.
Een kwade Willem I zoekt steun bij Engeland en Pruisen, maar die zien niets meer in een groot Nederland en willigen de vrijheidswens van de Belgen in.
Paragraaf 3 Gescheiden wegen
Het nationalisme komt op in beide landen en vooral in Belgie.
Men gaat cultuur als bindmiddel gebruiken.
Belgen kregen eenheid door terug te grijpen op de nationale Geschiedenis cultuur -> met als doel het versterken van het nationale gevoel:
- kunstenaars werden gestimuleerd om doelbewust historische gebeurtenissen weer te geven
- alle koninklijke jubilea, herdenkingen en verjaardagen moesten bij voorkeur volksfeesten zijn, zodat het volk zich betrokken voelde bij het Belgische vaderland en zijn koning.
- Hendrik Consciense hield herhaaldelijk lofredes op het Belgische verleden, hij schreef een roman genaamd: de leeuw van Vlaanderen, waarin hij mensen stimuleerde even heldhaftig te zijn als de Belgische voorvaderen.
- De hoofdstad Brussel moest imponerend worden, Koning Leopold II maakte het paleis erg imposant en door de vele musea, instituten en instelling werd Brussel een echte hoofdstad.
Tegelijkertijd gebeurde in de Noordelijke Nederlanden eigenlijk hetzelfde alleen was het nationalistische gevoel hier minder sterk.
- van Willem van Oranje staan in Nederlands slechts drie standbeelden
- Rembrandt kreeg pas een beeld toen de Nederlanders vonden dat ze niet achter konden blijven nadat in België Rubens een beeld had gekregen
- 6 jaar nadat er in België Zuil voor de nationale eendracht was geplaatst werd er in Nederland op de dam een monument ter herinnering aan de volksgeest van 1830 en 1831 geplaatst.
Nederland deed al deze dingen eigenlijk een beetje, omdat België het deed en ze vonden dat ze niet achter konden blijven. Het eenheidsgevoel was niet erg sterk aanwezig.
Nederland en België hebben ook geprobeerd een missie te vervullen. Nederland had nederlands-indie en België had Kongo. Koloniën betekenden extra grondgebied en extra bevolking. De overheersing zou voor de koloniën alleen maar goed zijn, het moederland zorgde voor beter bestuur en rechtspraak en minder zware straffen. Maar de Europese landen lieten zich vooral door economische belangen leiden. Producten uit de kolonie moest het moederland inkomsten opleveren.
Aan het eind van de negentiende eeuw bleek dat die uitbuiting funest zou kunnen zijn -> de Nederlandse overheid ging zich bemoeien met onderwijs, volksgezondheid, verkeer en irrigratie in Indie. -> na 1900 kwam met de invoering van de zogenaamde ethische politiek steeds meer nadruk te liggen op de zorgtaak van Nederland
-> ook in Kongo, dat tussen 1885 en 1908 een privé-kolonie van Koning Leopold II was, kreeg de inheemse bevolking meer aandacht.
-> slavernij afgeschaft.
-> samen vervulden ze een belangrijke taak, ->missionarissen (bekeren) -> een missie
Duitsland gebruikte België om Frankrijk aan te vallen, zo werd België in de eerste wereldoorlog betrokken.
Koning Albert, de opperbevelhebber van het leger, vertoonde zich aan het front en werd al gauw als een nationale held gezien.
-> de aanwezigheid van de Duitse vijand maakte nationalistische gevoelens los. -> Vlamingen en Walen streden zij aan zij in de loopgraven.
De eerste wereldoorlog ging aan de Nederlanders voorbij, toch versterkte het hun eenheidsgevoel -> elke Nederlander kreeg een pas als bewijs Nederlander te zijn -> de Nederlanders moesten gezamenlijk met schaarste van grondstoffen en steenkolen omgaan -> door alles met bonnen eerlijk te verdelen.
Paragraaf 4 Nederland met Nederlanders
Politiek 19de Eeuw – Liberalen, Nederlands hervormden aan de macht.
- katholieken + gereformeerden streden voor emancipatie
- socialisten
De Gereformeerden en de Katholieken voelen zich achtergesteld, omdat de hun scholen niet wilde financieren. -> ze gaan politieke partijen oprichten om hun belangen beter te behartigen.
Belangrijkste onderwerpen:
1. Schoolstrijd: katholieken + gereformeerden willen eigen (bijzondere) scholen, die ook overheidsgeld krijgen
2. Algemeen kiesrecht, vooral de wens van de socialisten.
3. Politieke partijvorming: alle politieke stromingen hadden door dat ze zich moesten organiseren om voor eigen belangen op te kunnen komen.
4. Sociale kwestie, strijd voor betere werk/leefomstandigheden van de arbeiders.
1894: ARP = Anti Revolutionaire Partij -> onder leiding van Abraham Kuyper (gereformeerd)
Onder andere ook de oprichting van VU.
+/- 1894: SDAP = Sociaal – Democratisch Arbeiders Partij. Onder leiding van Domela Nieuwenhuis en later Pieter Jelles Troelstra.
1908: CHK = Christelijke Historische Unie -> Nederlands-hervormde.
1926: RKSP = Rooms Katholieke StaatsPartij onder leiding van Scheepman
1917: Schoolstrijd wordt beslist:
-> bijzonder onderwijs krijgt overheidssteun
-> socialisten + liberalen krijgen algemeen kiesrecht (1919: ook voor vrouwen) voor mannen vanaf 23 jaar. -> dit heet pacificatie
1919: Revolutie van Troelstra -> probeerde Russische Revolutie na te doen (hij dacht dat de arbeiders in Nederland wel in opstand zouden komen en dat de revolutie een einde zou maken aan de monarchie -> het tegenovergestelde gebeurde op de revolutionaire socialisten na stond de gehele bevolking achter de monarchie) -> mislukte en vanaf dat moment kiezen de socialisten definitief voor de parlementaire democratie om hun belangen te behartigen. Vooral met betrekking tot de sociale wetgeving.
Pacificeren -> vrede sluiten
(het harde optreden van de Duitse bezetter deed de Nederlandse bevolking meer naar elkaar toegroeien)
Na WOII: 1946 Socialisten + katholieken aan de macht, onder leiding van Drees (PVDA)
- wederopbouw van Nederland, (lonen laag en toch hard werken) met name industrialisatie
(met vereende krachten werd de oorlogsschade aan huizen en fabrieken hersteld)
- opbouw verzorgingsstaat -> sociale wetgeving. (sociale voorzieningen) men kreeg weer vertrouwen in de staat.
(de regering hield stevig greep op de loon- en prijsontwikkeling, in ruil voor gematigde opstelling van de arbeiders, kwamen er uitgebreide voorzieningen)
Belgie: - 19de eeuw, Wallonie, middelpunt van economie, vanwege de mijnbouw.
- Frans was de overheersende taal en cultuur. -> Vlamingen voelen zich achtergesteld. (door de Franstalige elite die met grote minachting neerkeek op het ‘agrarisch achtergebleven’ Vlaamse volk) -> 1878 Taalwet: overheden in Vlaanderen moeten verplicht Nederlands praten -> wordt slecht nageleefd.(dit betekende nog lang geen Vlaamse gelijkberechtiging)
(Liberalen en de Katholieken werkten samen tegen de vernederlandsing van Willem I, de taalstrijd dreef de Vlamingen en de Walen uit elkaar.)
WOI: (1918) 70% van de gesneuvelde Belgische soldaten is Vlaams (legerleiding weigerde de taalwet toe te passen en gaf alle bevelen in het Frans, terwijl 60% van de soldaten Vlaams waren)
(Koning en de liberale regeringen gebruikten na de oorlog de opstelling van een kleine groep radicale Vlamingen die met de Duitsers hadden gewerkt, als reden om Vlaamse hervormingen slecht beperkt door te voeren)
(Regering geeft opdracht de grafstenen die de nabestaanden voor gesneuvelde Vlaamse soldaten opgericht hadden, kapot te slaan voor de aanleg van een wegen -> minachting)
WOII: Vlaamse beweging collaboreert (in negatieve zin samenwerken -> met de vijand -> landverraad) met de Duitsers -> Koning Leopold II erkent ook Hitler.
Walen beschuldigde koning van partijkiezen voor Vlaanderen
-> Na WOII nog een strijd tussen de Vlamingen en de Walen.
-> koningsstrijd: koning (Leopold III) mag pas in 1950 terug naar België keren -> Waalse socialisten en communisten aan de macht. (Die zien hem weer aan de macht laten als een soort vergeving van zijn daden uit de Tweede wereld oorlog)
Vanaf +/- 1960: terugval economie van Wallonie vanwege de afname van mijnbouw. -> steeds grotere economische scheiding tussen Vlaanderen en Wallonie.
(Het Vlaamse en Waalse nationale bewustzijn was zo groot geworden en het Belgische zo zwak, dat aan weerszijden belangrijke groepen niet bereid waren toegevingen te doen waarvan ze wisten dat ze voor de tegenpartij essentieel waren)
-> Federalisering belgie -> steeds meer macht en bevoegdheden naar gemeensschapsregeringen Vlaanderen/Wallonie -> het land valt uit elkaar
Elk landsdeel apart onder supervisie van de Nationale regering in Brussel, met eigen middelen de problemen oplossen.
De snellere bevolkingsgroei in Vlaanderen was voor de Walen een gevaar.
1963: Precieze regelingen omtrent het taalgebruik en het bepalen van een taalgrens vormt een probleem. Het Ministerie van Cultuur wordt opgedeeld in een Nederlands en een Franstalig departement.
Belgische Federale regering hevelt een deel van de macht over aan de afzonderlijke Vlaamse en Franse gemeenschapsregeringen
-> eerst op gebied van onderwijs en cultuur
-> 1970 premier Eyskens kwam met een grondwetherziening die ook op economisch gebied een opdeling mogelijk maakte.
-> vanaf 1980: de vorming van het gewest Wallonie, Vlaanderen en Brussel.
-> ieder met steeds meer eigen bestuur en economische bevoegdheden.
Het land bleef onregeerbaar en de economische crisis versterkte dat alleen maar.
De noodzaak aan beide delen evenveel steun toe te kennen zorgde voor een enorme schuldenlast.
In de zestiende eeuw -> vereniging van de zeventien Nederlandse Gewesten.
1566-1648 -> opstand tegen de landsheer (80 jarige oorlog) met gevolg -> scheiding tussen de noordelijke en zuidelijke gewesten.
(Sinds de 80 jarige oorlog zijn de Noordelijke Nederlanden onafhankelijk.)
De macht gaat van Spaanse handen over in Oostenrijkse handen.
de Oostenrijkse keizer liet de bestaande bestuursorganen bestraan
1780 - Keizer Jozef II is de heerser van de Zuidelijke Nederlanden, hij was ook de keizer van Oostenrijk.
Modernisering -> hij probeert een moderne eenheidsstaat te maken, zijn gedachten zijn beïnvloed door de Verlichting.
Een centraal geleid bestuur met uniforme (=gelijke) wetten, (typisch voorbeeld van hoe men in de tijd van de Verlichting over het besturen van een staat dacht.)
-> gevolg daarvan was, dat de kerk + standen minder macht kregen. Die stonden hem namelijk in de weg en er kwam een stortvloed van wetten. (alles wat aan bijgeloof deed denken of wat hij als maatschappelijk nutteloos zag moest verdwijnen, horigheid werd afgeschaft)
1787 – totale vernieuwing van het bestuurlijk apparaat. Waarmee Jozef II een einde maakte aan de slecht functionerende rechtspraak. -> het land kreeg 9 nieuwe administratieve kringen (in plaats van de oude hertogdommen en graafschappen)
-> er kwamen 67 nieuwe rechtbanken (in plaats van de oude 600 rechtbanken)
-> de macht van de Statenvergadering werd beperkt (die stonden snelle besluitvorming in de weg)
-> de gilden verloren een belangrijk deel van hun rechten (iedereen mocht zelfstandig een ambacht uitoefenen.)
Gevolg hiervan was kritiek en opstand.
De bevolking is in te delen in 2 groeperingen.
• Statisten -> Conservatieven -> de groep die opkomt voor de belangen van de adel en de gegoede burgerij. Kritiek omdat hun macht afneemt en hun voordelen verdwijnen met het centrale beleid van Jozelf.
(bij de statisten horen ook de geestelijken)
• Vonckisten -> mensen die ook wel uit de gegoede burgerij komen. Ze ziin het wel eens met de ideeën van de verlichting -> de moderne eenheidsstaat, maar niet met het despotisme (absolute macht) van Jozef.
- voor de eenheidsstaat – tegen de absolute macht.
De twee groepen ondersteunen elkaar NIET de vonckisten en de statisten hebben allebei hun eigen belangen, ze vormen geen gezamenlijk front.
Hoewel de Noordelijke Nederlanden, republiek der zeven verenigde Nederlanden, een eenheid is (vaag overkoepelend bestuur in de vorm van de Staten generaal -> gewesten komen bij elkaar om te overleggen) is de autonomie (vrijheid) van de gewesten vrij groot.
1780: de Vierde engelse oorlog brak uit – er was een grote verdeeldheid onder de gewesten.
Steden die handel dreven met Engeland kozen partij voor Groot-Brittannië, en steden die handel dreven met Amerika kozen partij voor de onafhankelijkheidsstrijders. (ene kant pro-engels, andere kant anti-engels -> keuze gebaseerd op de economische belangen)
Als gevolg krijgen bijvoorbeeld Holland en Zeeland geen geld meer voor de verdediging van de handelsvloot vanwege de handel me Engeland
-> de gewesten zitten elkaar economisch dwars.
Er kwam kritiek op de (laatste) stadhouder Willem -> hij was niet in staat leiding te geven of een compromis tot stand te brengen (incompetent)
In 1784 moest de Republiek met de Engelsen een smadelijke vrede sluiten.
-> Willem door de patriotten wordt hij beschuldigt van pro-engelse sympathieën.
(de patriotten zelf zijn natuurlijk voor de onafhankelijkheidsstrijd, want zij vinden dat het volk zelf moet beslissen wie hun leider is en wat hun toekomst is.)
Er komt een opstand tegen Willem V
Steeds meer steden kozen partij voor de patriotten.
In 1787 trok Willem V zich terug in Nijmegen.
Zijn vrouw riep toen de hulp in van haar broer, de koning van Pruisen -> hij zond troepen die de patriotten kwamen wegjagen. -> patriotten vluchten naar Zuidelijke Nederlanden en Noord Frankrijk -> de orde was voorlopig hersteld.
In 1789 brak de Franse Revolutie uit -> dit kwam als een godsgeschenk voor de patriotten. (ideeel -> burgers aan de macht, democratie! Koning afgezet(kop eraf), standen afgeschaft, adel verliest voorrechten.)
Goed voor zowel de patriotten (Noordelijke Nederlanden) als de Vonckisten (Zuidelijke Nederlanden) (hun idealen kwamen sterk overeen -> één staat, maar het volk beslist wat ze willen)
-> ze hopen beide dat deze Revolutie zich zal gaan verspreiden.
In 1794 lijfden de Fransen de Zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk in.
(1794-95, Franse troepen trekken Republiek binnen, Willem V vlucht naar Engeland)
- Fransen organiseerden een nieuwe bestuurlijke indelingen met departementen in plaats van de oude gewesten.
- de adel en geestelijkheid verloren hun voorechten
- de oude standenvergaderingen verdwenen.
(gekozen volgksvertegenwoordiging aan de macht -> nationale vergadering -> met patriotten aan de macht -> die zien hun kans hun idealen door te voeren)
-> Bataafse Republiek (noordelijke Nederlanden) -> patriotten keren terug.
Hierdoor zijn de patriotten teleurgesteld, het franse optreden leidt tot protest
In 1798 wilden de fransen dienstplicht invoeren -> ontevreden boeren vormde legers van duizenden manschappen -> ze waren geen partij voor de getrainde franse legers en werden afgeslacht.
Binnen de groep van patriotten vonden discussies plaats:
- Federalisten -> Federatie.
nieuwe Republiek verzameling van gewesten (gewesten nog eigen vrijheid)
- Unitaristen -> streven naar een eenheidsstaat, die centraal bestuurd gaat worden, de Gewesten zelf krijgen dan minder macht.
In 1798 wonnen de unitaristen het pleit met steun van de Franse overheerser. -> centraal geleide Bataafse Republiek zou eerder in staat zijn duizenden Franse soldaten onder te brengen en leveranties aan Frankrijk te voldoen.
In 1806 maakt Napoleon weer een Koninkrijk van de Bataafse Republiek, met zijn Broer Lodewijk aan het hoofd, als Koning van Holland.
Hij liet toe dat Hollandse ondernemers hun smokkelhandel op (frankrijk’s grootste vijand Engeland) voorzette
Hij verzette zich tegen de invoering van de dienstplicht.
In 1809 toonde hij zijn grote betrokkenheid bij een enorme overstroming in de Betuwe. Hij benadrukte de saamhorigheid door geldinzamelingen te organiseren.
Paragraaf 2 Samen maar niet één
1813 -> de Fransen verslagen -> Gijsbrecht Karel van Hogendorp roept in de Noordelijke Nederlanden een voorlopige regering uit.
In 1815 riep Willem I (zoon van Willem V) zichzelf uit tot koning over het Verenigd koninkrijk der Nederlanden.
-> de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden (Nederland + Belgie) worden nu dus verenigd tot een verenigd Koninkrijk.
-> Dit kon doordat Engeland een middelgrote staat wel zag zitten, als een soort bufferstaat tussen Frankrijk in. Engeland wilde voorkomen dat Frankrijk opnieuw zou gaan veroveren
Koning Willem I stelde een commissie van elf Belgische en elf Nederlandse aanzienlijken aan om een voorstel te doen voor een Grondwet die van beide delen één hechte staat moest maken.
De commissie moest zich aan een aantal voorwaarden houden:
- alle godsdiensten zouden dezelfde bescherming moeten genieten
- alle burgers ongeacht geloof of afkomst – zouden gelijke toegang moeten krijgen tot de openbare ambten.
Ondanks dat er meer Belgen waren als Nederlanders, kregen beide groepen evenveel vertegenwoordigers. In ruil daarvoor kwam er een Eerste Kamer waarin de koning vooral edelen benoemde. -> eerste kamer kreeg het rechtwetten te verwerpen die door de Tweede Kamer waren goedgekeurd.
-> Hij dacht dat wanneer hij de welvaart zou vergroten de mensen zich ook meer een eenheid zouden gaan voelen.
Hij gaf aandacht aan een goede infrastructuur en aan moderne industrie.
Hij slaagde erin de economie uit het slop te halen, in 1820 was er zelfs sprake van bloei.
Door de grote macht van de koning kwam er in het zuiden protest.
Bij het onderwijs stelde hij verplicht Nederlands als grondtaal in -> dat botste met de Franstalige Belgen.
Tegelijkertijd probeert hij de macht van de Katholieke kerk terug te dringen.
Het Collegium Philosophicum wordt opgericht -> een staatsinstelling waarbij priesters worden opgeleid -> hierdoor is er meer controle over de katholieke kerk.
De Bisschoppen voelen zich daardoor sterk in hun vrijheden beknot
(Katholieke kerk -> macht in Zuiden)
De Liberalen in het Zuiden vonden dat België teveel aan de staatschuld van de Noordelijke Nederlanden moest meebetalen. Ze waren het niet eens met de belastingspolitiek van Willem I. -> de liberalen en de katholieken slaan de handen in één en gaan samen strijden voor de onafhankelijkheid -> samenwerken ondanks het feit dat beide groepen eigenlijk niet bij elkaar pasten. De tegenstand bracht Willem tot enkele toegevingen:
- Het Collegium Philosophicum werd gesloten
1830 -> kwam het tot uitbarsting -> Belgische Opstand.
De Belgische opstand verspreidde zich over het hele Zuiden.
De opstand slaagt -> er wordt een voorlopig Bewind uitgeroepen.
Een kwade Willem I zoekt steun bij Engeland en Pruisen, maar die zien niets meer in een groot Nederland en willigen de vrijheidswens van de Belgen in.
Paragraaf 3 Gescheiden wegen
Het nationalisme komt op in beide landen en vooral in Belgie.
Men gaat cultuur als bindmiddel gebruiken.
Belgen kregen eenheid door terug te grijpen op de nationale Geschiedenis cultuur -> met als doel het versterken van het nationale gevoel:
- kunstenaars werden gestimuleerd om doelbewust historische gebeurtenissen weer te geven
- alle koninklijke jubilea, herdenkingen en verjaardagen moesten bij voorkeur volksfeesten zijn, zodat het volk zich betrokken voelde bij het Belgische vaderland en zijn koning.
- Hendrik Consciense hield herhaaldelijk lofredes op het Belgische verleden, hij schreef een roman genaamd: de leeuw van Vlaanderen, waarin hij mensen stimuleerde even heldhaftig te zijn als de Belgische voorvaderen.
Tegelijkertijd gebeurde in de Noordelijke Nederlanden eigenlijk hetzelfde alleen was het nationalistische gevoel hier minder sterk.
- van Willem van Oranje staan in Nederlands slechts drie standbeelden
- Rembrandt kreeg pas een beeld toen de Nederlanders vonden dat ze niet achter konden blijven nadat in België Rubens een beeld had gekregen
- 6 jaar nadat er in België Zuil voor de nationale eendracht was geplaatst werd er in Nederland op de dam een monument ter herinnering aan de volksgeest van 1830 en 1831 geplaatst.
Nederland deed al deze dingen eigenlijk een beetje, omdat België het deed en ze vonden dat ze niet achter konden blijven. Het eenheidsgevoel was niet erg sterk aanwezig.
Nederland en België hebben ook geprobeerd een missie te vervullen. Nederland had nederlands-indie en België had Kongo. Koloniën betekenden extra grondgebied en extra bevolking. De overheersing zou voor de koloniën alleen maar goed zijn, het moederland zorgde voor beter bestuur en rechtspraak en minder zware straffen. Maar de Europese landen lieten zich vooral door economische belangen leiden. Producten uit de kolonie moest het moederland inkomsten opleveren.
Aan het eind van de negentiende eeuw bleek dat die uitbuiting funest zou kunnen zijn -> de Nederlandse overheid ging zich bemoeien met onderwijs, volksgezondheid, verkeer en irrigratie in Indie. -> na 1900 kwam met de invoering van de zogenaamde ethische politiek steeds meer nadruk te liggen op de zorgtaak van Nederland
-> ook in Kongo, dat tussen 1885 en 1908 een privé-kolonie van Koning Leopold II was, kreeg de inheemse bevolking meer aandacht.
-> slavernij afgeschaft.
Duitsland gebruikte België om Frankrijk aan te vallen, zo werd België in de eerste wereldoorlog betrokken.
Koning Albert, de opperbevelhebber van het leger, vertoonde zich aan het front en werd al gauw als een nationale held gezien.
-> de aanwezigheid van de Duitse vijand maakte nationalistische gevoelens los. -> Vlamingen en Walen streden zij aan zij in de loopgraven.
De eerste wereldoorlog ging aan de Nederlanders voorbij, toch versterkte het hun eenheidsgevoel -> elke Nederlander kreeg een pas als bewijs Nederlander te zijn -> de Nederlanders moesten gezamenlijk met schaarste van grondstoffen en steenkolen omgaan -> door alles met bonnen eerlijk te verdelen.
Paragraaf 4 Nederland met Nederlanders
Politiek 19de Eeuw – Liberalen, Nederlands hervormden aan de macht.
- katholieken + gereformeerden streden voor emancipatie
- socialisten
De Gereformeerden en de Katholieken voelen zich achtergesteld, omdat de hun scholen niet wilde financieren. -> ze gaan politieke partijen oprichten om hun belangen beter te behartigen.
Belangrijkste onderwerpen:
1. Schoolstrijd: katholieken + gereformeerden willen eigen (bijzondere) scholen, die ook overheidsgeld krijgen
2. Algemeen kiesrecht, vooral de wens van de socialisten.
3. Politieke partijvorming: alle politieke stromingen hadden door dat ze zich moesten organiseren om voor eigen belangen op te kunnen komen.
1894: ARP = Anti Revolutionaire Partij -> onder leiding van Abraham Kuyper (gereformeerd)
Onder andere ook de oprichting van VU.
+/- 1894: SDAP = Sociaal – Democratisch Arbeiders Partij. Onder leiding van Domela Nieuwenhuis en later Pieter Jelles Troelstra.
1908: CHK = Christelijke Historische Unie -> Nederlands-hervormde.
1926: RKSP = Rooms Katholieke StaatsPartij onder leiding van Scheepman
1917: Schoolstrijd wordt beslist:
-> bijzonder onderwijs krijgt overheidssteun
-> socialisten + liberalen krijgen algemeen kiesrecht (1919: ook voor vrouwen) voor mannen vanaf 23 jaar. -> dit heet pacificatie
1919: Revolutie van Troelstra -> probeerde Russische Revolutie na te doen (hij dacht dat de arbeiders in Nederland wel in opstand zouden komen en dat de revolutie een einde zou maken aan de monarchie -> het tegenovergestelde gebeurde op de revolutionaire socialisten na stond de gehele bevolking achter de monarchie) -> mislukte en vanaf dat moment kiezen de socialisten definitief voor de parlementaire democratie om hun belangen te behartigen. Vooral met betrekking tot de sociale wetgeving.
Pacificeren -> vrede sluiten
Na WOII: 1946 Socialisten + katholieken aan de macht, onder leiding van Drees (PVDA)
- wederopbouw van Nederland, (lonen laag en toch hard werken) met name industrialisatie
(met vereende krachten werd de oorlogsschade aan huizen en fabrieken hersteld)
- opbouw verzorgingsstaat -> sociale wetgeving. (sociale voorzieningen) men kreeg weer vertrouwen in de staat.
(de regering hield stevig greep op de loon- en prijsontwikkeling, in ruil voor gematigde opstelling van de arbeiders, kwamen er uitgebreide voorzieningen)
Belgie: - 19de eeuw, Wallonie, middelpunt van economie, vanwege de mijnbouw.
- Frans was de overheersende taal en cultuur. -> Vlamingen voelen zich achtergesteld. (door de Franstalige elite die met grote minachting neerkeek op het ‘agrarisch achtergebleven’ Vlaamse volk) -> 1878 Taalwet: overheden in Vlaanderen moeten verplicht Nederlands praten -> wordt slecht nageleefd.(dit betekende nog lang geen Vlaamse gelijkberechtiging)
(Liberalen en de Katholieken werkten samen tegen de vernederlandsing van Willem I, de taalstrijd dreef de Vlamingen en de Walen uit elkaar.)
WOI: (1918) 70% van de gesneuvelde Belgische soldaten is Vlaams (legerleiding weigerde de taalwet toe te passen en gaf alle bevelen in het Frans, terwijl 60% van de soldaten Vlaams waren)
(Regering geeft opdracht de grafstenen die de nabestaanden voor gesneuvelde Vlaamse soldaten opgericht hadden, kapot te slaan voor de aanleg van een wegen -> minachting)
WOII: Vlaamse beweging collaboreert (in negatieve zin samenwerken -> met de vijand -> landverraad) met de Duitsers -> Koning Leopold II erkent ook Hitler.
Walen beschuldigde koning van partijkiezen voor Vlaanderen
-> Na WOII nog een strijd tussen de Vlamingen en de Walen.
-> koningsstrijd: koning (Leopold III) mag pas in 1950 terug naar België keren -> Waalse socialisten en communisten aan de macht. (Die zien hem weer aan de macht laten als een soort vergeving van zijn daden uit de Tweede wereld oorlog)
Vanaf +/- 1960: terugval economie van Wallonie vanwege de afname van mijnbouw. -> steeds grotere economische scheiding tussen Vlaanderen en Wallonie.
(Het Vlaamse en Waalse nationale bewustzijn was zo groot geworden en het Belgische zo zwak, dat aan weerszijden belangrijke groepen niet bereid waren toegevingen te doen waarvan ze wisten dat ze voor de tegenpartij essentieel waren)
-> Federalisering belgie -> steeds meer macht en bevoegdheden naar gemeensschapsregeringen Vlaanderen/Wallonie -> het land valt uit elkaar
Elk landsdeel apart onder supervisie van de Nationale regering in Brussel, met eigen middelen de problemen oplossen.
De snellere bevolkingsgroei in Vlaanderen was voor de Walen een gevaar.
Belgische Federale regering hevelt een deel van de macht over aan de afzonderlijke Vlaamse en Franse gemeenschapsregeringen
-> eerst op gebied van onderwijs en cultuur
-> 1970 premier Eyskens kwam met een grondwetherziening die ook op economisch gebied een opdeling mogelijk maakte.
-> vanaf 1980: de vorming van het gewest Wallonie, Vlaanderen en Brussel.
-> ieder met steeds meer eigen bestuur en economische bevoegdheden.
Het land bleef onregeerbaar en de economische crisis versterkte dat alleen maar.
De noodzaak aan beide delen evenveel steun toe te kennen zorgde voor een enorme schuldenlast.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden