Hoofdstuk 6, Eenheid en scheiding

Beoordeling 4.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2216 woorden
  • 18 februari 2004
  • 26 keer beoordeeld
Cijfer 4.5
26 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Fix onze energie!

Studeer energie & techniek. Iedereen staat te springen om jou! We hebben namelijk veel technische toppers nodig die de energie van morgen fixen. Met een opleiding in energie & techniek ben je onmisbaar voor de toekomst. Check Power Up The Planet en ontdek welke opleiding het beste bij je past! 

Check Power Up The Planet!

Hoofdstuk 6 eenheid en scheiding

 Nederland is een raar land; na de Spaanse tijd hangt het aan elkaar van gewesten (aantal landjes die een land vormen) met een vaag overkoepelend orgaan: Staten Generaal  Johan Der van de Kapellen tot den Pol = centraal figuur. Hij had bepaalde ideeën over ons land: - afschaffing van de diensten die boeren in zijn gewest aan de adel moesten leveren - Het land moest niet geregeerd worden door de rijken maar door de armen - anti-oranje
Hij had aanhang onder de anti – oranjegezinden en de armere over wie het natuurlijk ging. Voor zijn tijd rommelde het al hier en daar. Men had wel door dat de elite die de macht had weinig oog had voor de noden van het volk. Je kan deze groep vergelijken met de patriotten

 In 1789 breekt de Franse revolutie uit. De Franse revolutionairen willen hun idealen (vrijheid, gelijkheid en broederschap) over Europa verspreiden. Daarom steunden ze de democratisch gezinden vonckisten. In 1794 lijfden de Fransen dit gebied in bij Frankrijk. De Fransen zorgden voor een nieuwe bestuurlijke indeling met departementen in plaats van de oude gewesten. De adel en de geestelijkheid verloren hun voorrechten. - De Franse bezetter behandelt de veroverde gebieden als wingewesten. - Het Franse optreden leidde tot fel nationalistisch protest in de Zuidelijk Nederlanden. Toen de Fransen in 1798 ook nog een dienstplicht invoerde, dit zorgde voor bloederige slachtpartijen.

IN de winter van 1794 – 1795 wordt ook de Republiek ingelijfd bij Frankrijk. Willem V vluchtte naar Engeland. De patriotten vochten mee met de Fransen en deze slaagden er al snel in de macht over te nemen van de Oranjegezinden regenten. De republiek werd de Bataafse republiek.

In 1798 wonnen de unitaristen (streefden naar een eenheidsstaat) een centraal bestuurde Bataafse republiek zou meer soldaten kunnen onderbrengen.

Napoleon zet deze politiek voort en stel zijn broer Lodewijk aan als koning van Holland. Lodewijk was erg geliefd en zorgde voor een grote saamhorigheid onder de bevolking.

In 1815 werd Napoleon verslagen bij Waterloo, maar in 1813 komt Koning (dan nog prins) Willem I aan op het strand bij Scheveningen. In Nedl. zijn de Fransen verslagen. Willem wou een groots herstel van de Nederlanden, door uitbreiding van de republiek met de Zuidelijke Nederlanden (voor deze mensen was het gewoon de volgende overheerser die zonder hun inspraak over hun lot zou beslissen). In 1815 was het zover het Verenigd Koninkrijk komt tot stand. Nederland bestaat dus uit 3 delen, namelijk het noorden, het zuiden en de koloniën. Deze drie gebieden hadden ieder een eigen economie: Het zuiden had veel industrie (textiel, mijnbouw en metaal) Het noorden profiteerde van de NHM en speelde een belangrijke rol bij de afzet van de producten uit het zuiden. De koloniën dienden ervoor om grondstoffen uit te halen.

 Willem I zag de driedeling: hoe zorgde hij ervoor dat de economische eenheid bevorderd werd, en hoe deed hij dit op politiek gebied?

- Economisch - Hij verbeterde de infrastructuur, hierdoor werden de grondstofgebieden, productiecentra en afzetgebieden met elkaar verbonden. - De NHM was het verbindingsstuk tussen de nationale handel en de nijverheid.

Politiek - OP het gebied van cultuurpolitiek was de koning minder actief dan op economisch gebied. - kunst was op de eerste plaats een zaak voor de burgers. - ook met de pers bemoeide hij zich weinig. - Hij bemoeide zich wel met het onderwijs: Nederlands werd de voertaal, zeker in het ambtelijke apparaat.

 Verschil tussen staat (land) en natie (volk) vorming in de Nederlanden. - De staat werd gemaakt door de grondwet die men had ingesteld. - Hij wou een volk maken door de infrastructuur te verbeteren en de handel onderling te verbeteren.

 In 1830 scheidt België zich van Nederland af. De Belgen voelden zich namelijk door de opgelegde Noordelijke nogal in hun vrijheid beknot. De liberalen en de katholieken gingen samenwerken tegen Willem I. Ondanks dat de groepen niet bij elkaar pasten (liberalen waren helemaal niet zo gelovig) – (christenen verafschuwden het liberalisme). - Hierdoor werd de taal en onderwijspolitiek werden gematigd. - De zuidelijke liberalen waren fel gebeten op de koninklijke belastingpolitiek. De staatsschuld in het noorden was veel hoger dan die in het zuiden. Door de samenvoeging moesten zij nu ook opeens meebetalen aan de schulden uit het noorden. - De koning verhoogde de belasting op de eerste levensbehoeften, zoals brood en vlees. Dit trof de armere bevolking en de grote gezinnen erg zwaar. - In 1829 en 1830 zat de economie tegen. De winter was zeer koud en de fabrieken lagen wekenlang stil. = werkloosheid en voedselprijzen stegen. de onrust onder het volk groeide. - In 1830 kwam het tot een uitbarsting = Belgische opstand. Deze verspreidde zich al snel over het hele zuiden en de Belgisch driekleur zag je overal. - WillemI stuurde de kroonprins Willem naar Brussel, deze overlegde met de opstanders en zou overleggen met zijn vader. Deze wou van overleg niets weten en stuurde zijn andere zoon Frederik, deze trok Brussel binnen en leverde bloedige gevechten. Dit ging het zuiden te ver en in Brussel werd de onafhankelijkheid uitgeroepen. Willem I was kwaad en zocht hulp bij Engeland en Pruisen , maar deze wouden niet helpen en willigden de Belgische vrijheidswens in.

 Wat voor soort bestuur is er in België na de afscheiding? - De eerste koning van België is Leopold I. Deze had veel meer het besef dat de natie moest worden gesmeden. – hij stimuleerde kunstenaars - Er was een soort federaal bestuur met de koning aan het hoofd.

Dit wil je ook lezen:

- in de 19e eeuw was Wallonië met zijn mijnen en industrie het hart van bedrijvigheid en vooruitgang. = in het bestuur, hoger onderwijs en rechtspraak werd alleen Frans gesproken. - De Vlamingen voelden zich tekortgedaan door de Franstalige elite. - De overheersing van de Franse taal leidde tot een taalstrijd in België. - Er ontbrandde een strijd voor een taalkundige gelijkstelling. = de Vlamingen eisten op zijn minst dat de overheden zich in hun landsdeel Nederlands spraken. - Zelfs in WOI wiegderden de hogere (Franstalige) tegen de soldaten (Vlamingen) Nederlands te spreken, dit zorgde voor nogal wat ongenoegen.. - Na de oorlog werden er mondjesmaat wat veranderingen doorgevoerd.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

- Door de voorkeur van sommige Vlamingen voor de Duitse cultuur was de Vlaamse beweging tijdens WOII oververtegenwoordigd bij de Duitse bezetter. - De koning bleef in België: hij verwachtte de overwinning van België, en ging op bezoek bij hitler - Dit dreef de walen en de Vlamingen steeds verder uit elkaar. De walen vonden namelijk dat de koning partij koos voor de Vlaamsen.

- Na de bevrijding bepaalde de socialisten en communisten het regeringsbeleid. De katholieke en Vlamingen raakten sterk in de verdrukking omdat ze werden beschuldig van heulen met de vijand. - De naoorlogse politiek concentreerde zich op de positie van koning Leopold III: de koningskwestie. - De socialisten en communisten wouden geen eerherstel. - De koning, die in Zwitserland zat, besloot zijn terugkeer te laten afhangen van een referendum.

- Naast de taalstrijk en de bestuurlijke problemen gingen de economische tegenstellingen tussen Vlaanderen en Wallonië een steeds grotere rol spelen. - In 1963 werd het ministerie van Cultuur opgedeeld in een Nederlands en een Franstalig deel. Met Nationale opvoeding gebeurde hetzelfde. - De federalisering was niet meer te stoppen. In 1970 kwam er ook een grondwetsherziening die ook op economisch gebied een opdeling mogelijk maakte. - In 1980 werden er gewesten gevormd. Namelijk: Vlaanderen, Brussel en Wallonië; ieder met een eigen bestuur, inclusief economische bevoegdheden.

 Wie was nou een aanhanger van welk soort bestuur - Socialisten: armere bevolking; mensen die vrijheid wouden (tegen koning) - Communisten: zie socialisten, maar wilde dan gelijkheid. - Liberalisme: vooral de rijken (walen) wouden vrijheid in de economie

Begrippen

Staat: een afgebakend grondgebied met een natie (volk) en een overheid. Natie: volk dat leeft in de staat. Verlichting: periode die stond voor geestelijke vrijheid en religieuze tolerantie. Gilden: Ambachtelijke beroepsorganisaties in de West-Europese steden die in de Middeleeuwen een belangrijke sociaal-economische functie vervulden. Aan het einde van de 18e eeuw werden de gilden o.i.v. de Industriële Revolutie en de Franse Revolutie afgeschaft. Stadhouder: Oorspronkelijk de vertegenwoordiger en vervanger van de landsheer in de Nederlandse gewesten. Van 1650-1672 en van 1702-1747 was er in de Republiek geen stadhouder. Willem V, de laatste stadhouder, vluchtte in 1795 voor de Fransen naar Engeland. Zijn zoon werd als Willem I de eerste koning van het Koninkrijk der Nederlanden. Patriotten: Aanhangers van een democratische beweging in de Nederlanden (met name in Holland) in de tweede helft van de 18e eeuw. Ze ontketenden een rebellie tegen de stadhouder. Bataafse Republiek: De Nederlandse staat tussen 1795 en 1806. In 1795 werd Nederland veroverd door een Frans leger. Staten Generaal: overkoepelend orgaan boven de gewesten. Willem V: Laatste stadhouder van Nederland vlucht in 1795 naar Engeland. Katholieken: aanhangers van het katholieke geloof, die zich achtergesteld voelen tegenover de protestanten; deze hadden namelijk meer rechten. Napoleon Bonaparte: Frans overheerser van Nederland, maakt van Nederland in 1806 een koninkrijk. Wordt in 1815 verslagen bij Waterloo
Statisten: Willen de macht van de gewesten in België vergroten. Gewestelijke autonomie. Vonckisten: willen eenheidsstaat + kiesrecht voor de lagere bevolkingslagen. Unitaristen: Wilden eenheidsstaat.(Bataafse republiek) Federalisten: Bataafse republiek is een federatie van gewesten. Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Koninkrijk van 1815 tot 1830 waarin het huidige Nederland, België en Luxemburg verenigd waren. Het Koninkrijk werd na de Franse bezetting (1795- 1813) van de Nederlanden als tegenwicht tegen Frankrijk. Grondwet: Wet waarin de grondslagen van de staatsinrichting en de rechtsorde van een land zijn neergelegd. Nederland kreeg zijn eerste grondwet in 1798: de Staatsregeling van de Bataafse Republiek. De huidige Grondwet is gebaseerd op de Grondwet van 1815 maar heeft sindsdien aanzienlijke wijzigingen ondergaan. NHM: (NHM) Nederlandse handelsorganisatie, opgericht in 1825 op initiatief van koning Willem I ter bevordering van de nationale handel, scheepvaart, visserij en landbouw. Willem I: Willem Frederik, koning der Verenigde Nederlanden en groothertog van Luxemburg (1815-40), zoon van Willem V. Kreeg door zijn inbreng in de economische politiek (o.a. Ned. Bank, Ned. Handel Mij.) De bijnaam koning-koopman. Verbeterde de infrastructuur, nijverheid en de stoomvaart. Zijn inbreng op kerkelijk en onderwijsterrein leidde in het zuiden tot spanningen

Belgische opstand: opstand waarbij België zich afsloot van Nederland. Willem van Oranje: Verheerlijkt als 'Vader des Vaderlands'. Graaf van Nassau, prins van Oranje (1544). Opgevoed in de protestantse leer. Benoemd tot stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht (1559) werd de leider van het adelsverzet tegen de centralistische politiek van Filips II
Willem II: Frederik George Lodewijk (1792-1849) prins van Oranje-Nassau, koning der Nederlanden en groothertog van Luxemburg (1840-49). Persoonlijk betrokken bij de grondwetsherziening van 1848 ('in één nacht van conservatief naar liberaal' Colijn: (1869-1944) Nederlands staatsman. In de moeilijke jaren van de economische depressie trad in Nederland de antirevolutionair Colijn op als sterke man. Deze boerenzoon had in Indië een snelle militaire en commerciële carrière gemaakt en zich daarna in de vaderlandse politiek gestort. Van 1933 tot 1939 was hij minister-president; als zodanig probeerde hij vergeefs de gevolgen van de crisis te bestrijden met bezuinigingen. Lodewijk Napoleon: Broer van Napoleon, heerste over Nederland als koning van 1806 tot ? Protestanten: Belangrijke godsdienst in Nederland. Stonden naar hun idee boven de katholieken. Nederlands-Indië: benaming voor Indonesië dat een kolonie van Nederland was. Kuyper: (1837-1920) Nederlands gereformeerd theoloog, staatsman en journalist. ethische politiek: Door Nederland vanaf 1904 gevoerd beleid t.a.v. Nederlands-Indië. Tegenover de vroegere opvatting van Indië als wingewest werden humanitaire overwegingen gesteld: Nederland had ook een plicht ('ereschuld') om land en volk tot ontwikkeling te brengen in de richting van zelfbestuur. geallieerden: Bondgenoten, met name gebruikt voor de geallieerde mogendheden tijdens de twee wereldoorlogen tegen Duitsland en zijn bondgenoten: in de WO I tegen de centrale mogendheden en in de WO II tegen de As-mogendheden
Eerste Wereldoorlog: oorlog van 1914-1918 tussen Duitsland en bondgenoten en de nationalisme: De geestesgesteldheid waarbij het individu aan de eigen natie een hoge, zo niet de hoogste waarde toekent. Verzorgingsstaat: staat waarbij voor je gezorgd wordt van de wieg tot het graf .Schaepman: (1844-1903) Nederlands priester, r.-k. politicus en publicist. Voorstander leerplicht en algemeen kiesrecht. Domela Nieuwenhuis: (1846-1919) Nederlands socialistisch politicus. Een van de weinige Nederlandse revolutionairen in de 19e eeuw. Toen hij nog een jong predikant was, ging de ellende van het onvermogende volk hem zozeer ter harte dat hij zijn ambt vaarwel zei en in de politiek ging. Hij werd het eerste socialistische kamerlid. Troelstra: Nederlands socialistisch politicus en Fries dichter. Lid SDB (1890-93: controverse met Nieuwenhuis), medeoprichter van de SDAP (1894), lid Tweede Kamer (1897-1925; fractieleider), Voorstander van parlementaire actie en strijdvaardig bepleiter van het algemeen kiesrecht. Russische Revolutie: Complex van gebeurtenissen in 1917 als gevolg waarvan Rusland het eerste communistische land werd (de Sovjet-Unie). De Revolutie bestaat eigenlijk uit twee afzonderlijke revoluties, de Februarirevolutie en de Oktoberrevolutie, ook wel Maart- en Novemberrevolutie
Wilhelmina: Wilhelmina Helena Pauline Maria (1880-1962), koningin der Nederlanden (1898- 1948) als opvolgster van haar vader Willem
Tweede Wereldoorlog: Oorlog van 1939 tot 1945 tussen Hitler en geallieerden. Drees: (1886-1988) Nederlands politicus, al vóór de Eerste Wereldoorlog actief als lid van de SDAP. Na 1945 werd hij minister van Sociale Zaken en tot vier maal toe minister-president van coalitiekabinetten van de PvdA met confessionele partijen. Hij was een van de architecten van het 'harmoniemodel', de samenwerking van socialisten met andere groeperingen. Veel werk heeft hij verzet voor de uitbouw van de sociale voorzieningen, die de basis legden voor de moderne verzorgingsstaat. In 1958 verliet Drees de actieve politiek. Door zijn grote rol bij de invoering van de sociale wetgeving, kreeg hij de bijnaam 'Vadertje Drees'. Sociale Voorzieningen: voorzieningen als Aow en WAO.

Belgische opstand: opstand waarbij België zich afsloot van Nederland. Willem van Oranje: Verheerlijkt als 'Vader des Vaderlands'. Graaf van Nassau, prins van Oranje (1544). Opgevoed in de protestantse leer. Benoemd tot stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht (1559) werd de leider van het adelsverzet tegen de centralistische politiek van Filips II
Willem II: Frederik George Lodewijk (1792-1849) prins van Oranje-Nassau, koning der Nederlanden en groothertog van Luxemburg (1840-49). Persoonlijk betrokken bij de grondwetsherziening van 1848 ('in één nacht van conservatief naar liberaal' Colijn: (1869-1944) Nederlands staatsman. In de moeilijke jaren van de economische depressie trad in Nederland de antirevolutionair Colijn op als sterke man. Deze boerenzoon had in Indië een snelle militaire en commerciële carrière gemaakt en zich daarna in de vaderlandse politiek gestort. Van 1933 tot 1939 was hij minister-president; als zodanig probeerde hij vergeefs de gevolgen van de crisis te bestrijden met bezuinigingen. Lodewijk Napoleon: Broer van Napoleon, heerste over Nederland als koning van 1806 tot ? Protestanten: Belangrijke godsdienst in Nederland. Stonden naar hun idee boven de katholieken. Nederlands-Indië: benaming voor Indonesië dat een kolonie van Nederland was. Kuyper: (1837-1920) Nederlands gereformeerd theoloog, staatsman en journalist. ethische politiek: Door Nederland vanaf 1904 gevoerd beleid t.a.v. Nederlands-Indië. Tegenover de vroegere opvatting van Indië als wingewest werden humanitaire overwegingen gesteld: Nederland had ook een plicht ('ereschuld') om land en volk tot ontwikkeling te brengen in de richting van zelfbestuur. geallieerden: Bondgenoten, met name gebruikt voor de geallieerde mogendheden tijdens de twee wereldoorlogen tegen Duitsland en zijn bondgenoten: in de WO I tegen de centrale mogendheden en in de WO II tegen de As-mogendheden
Eerste Wereldoorlog: oorlog van 1914-1918 tussen Duitsland en bondgenoten en de nationalisme: De geestesgesteldheid waarbij het individu aan de eigen natie een hoge, zo niet de hoogste waarde toekent. Verzorgingsstaat: staat waarbij voor je gezorgd wordt van de wieg tot het graf .Schaepman: (1844-1903) Nederlands priester, r.-k. politicus en publicist. Voorstander leerplicht en algemeen kiesrecht. Domela Nieuwenhuis: (1846-1919) Nederlands socialistisch politicus. Een van de weinige Nederlandse revolutionairen in de 19e eeuw. Toen hij nog een jong predikant was, ging de ellende van het onvermogende volk hem zozeer ter harte dat hij zijn ambt vaarwel zei en in de politiek ging. Hij werd het eerste socialistische kamerlid. Troelstra: Nederlands socialistisch politicus en Fries dichter. Lid SDB (1890-93: controverse met Nieuwenhuis), medeoprichter van de SDAP (1894), lid Tweede Kamer (1897-1925; fractieleider), Voorstander van parlementaire actie en strijdvaardig bepleiter van het algemeen kiesrecht. Russische Revolutie: Complex van gebeurtenissen in 1917 als gevolg waarvan Rusland het eerste communistische land werd (de Sovjet-Unie). De Revolutie bestaat eigenlijk uit twee afzonderlijke revoluties, de Februarirevolutie en de Oktoberrevolutie, ook wel Maart- en Novemberrevolutie
Wilhelmina: Wilhelmina Helena Pauline Maria (1880-1962), koningin der Nederlanden (1898- 1948) als opvolgster van haar vader Willem
Tweede Wereldoorlog: Oorlog van 1939 tot 1945 tussen Hitler en geallieerden. Drees: (1886-1988) Nederlands politicus, al vóór de Eerste Wereldoorlog actief als lid van de SDAP. Na 1945 werd hij minister van Sociale Zaken en tot vier maal toe minister-president van coalitiekabinetten van de PvdA met confessionele partijen. Hij was een van de architecten van het 'harmoniemodel', de samenwerking van socialisten met andere groeperingen. Veel werk heeft hij verzet voor de uitbouw van de sociale voorzieningen, die de basis legden voor de moderne verzorgingsstaat. In 1958 verliet Drees de actieve politiek. Door zijn grote rol bij de invoering van de sociale wetgeving, kreeg hij de bijnaam 'Vadertje Drees'. Sociale Voorzieningen: voorzieningen als Aow en WAO.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.