Eindexamens 2025

Wij helpen je er doorheen ›

Hoofdstuk 6

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 1e klas vwo | 3568 woorden
  • 2 april 2013
  • 132 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
132 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
De ultieme examengids voor mensen die echt niet willen slagen

Eindexamens. Die periode waar je al tijden naar uitkijkt (not) en waar je je super goed op hebt voorbereid (ook not). Geen paniek: wij hebben de ultieme survivalgids voor je samengesteld. Met deze tips ga je het (waarschijnlijk niet) redden. Maar ze zijn wel leuk. 

Bekijk de tips

Paragraaf 1:

Germaanse volken nemen het gezag van de Romeinen over

Tijdens de laatste eeuwen van het West-Romeinse rijk trokken veel volken het rijk binnen. De Romeinse legers konden niet iedereen verslaan. Sommige volken trokken zich terug, zoals de Hunnen, de Germanen bleven. Zo kwamen er een groot aantal Germaanse staten. De verslagen Romeinse legers werden opgeheven of teruggeroepen naar Rome.

De Germaanse hadden dan wel allemaal een eigen staat, maar toch hadden ze veel gemeenschappelijk:

  • Hun talen leken sterk op elkaar.
  • Ze leefden allebei vooral van landbouw en woonden in dorpen.
  • Ze hadden allemaal een gelaagde samenleving met de slaven onderaan, de middelste laag waren de vrijgelatenen en bovenaan de vrije mannen. De vrouwen en kinderen waren ondergeschikt aan hun man/vader.
  • Elk volk had verschillende stammen.
  • In elke stam had de vergadering van de vrije mannen de meeste macht. In oorlogstijd werd een aanvoerder gekozen.

Het belangrijkste volk waren de Franken, hun staat zal tijdlang belangrijk zijn voor de geschiedenis van Europa. Het huidige Frankrijk is naar hen genoemd.

Karel de Grote

Karel de Grote (742-814) werd een van de bekendste koningen van de Franken.

  • Hij deed veel voor onderwijs en wetenschap.

De geestelijken hielden zich alleen met deze zaken bezig. Karel liet geestelijken overal in kerken en kloosters scholen oprichten. Alleen kinderen van adel en veelbelovende kinderen, die niet van adel waren, hadden toegang tot die scholen. Karel liet geleerden aan zijn hof komen, om ze Griekse en Romeinse handschriften te bestuderen. Hij wilde leren van Romeinen, welke wetten ze bijvoorbeeld hadden.

  • Hij liet het schrift verbeteren.

Romeinen hadden alleen hoofdletters, Karel voerde ook kleine letters in.

  • Hij voerde veel oorlogen om zijn land te vergroten en het christendom te verspreiden.

Voor het eerst was er na het uiteenvallen van het West-Romeinse rijk, kwam er weer één groot rijk in West-Europa. De Paus heeft op kerstdag in het jaar 800 de keizerskroon op het hoofd van Karel gezet, de keizer van het West-Romeinse rijk die in 476 was afgezet, had een nieuwe opvolger.

Toen Karel ter overleden kwam, viel het rijk al snel uiteen. Dit had verschillende oorzaken:

  • De gewoonte van de Germanen was het land verdelen onder de zonen van de koning.
  • De oorlogen die de opvolgers van Karel voerden.
  • De volken die het rijk aanvielen zoals de Noormannen vanuit het noorden, en de Moslims uit het zuiden.

Paragraaf 2:

Sommige steden bleven wel bestaan in de vroege middeleeuwen, maar werden kleiner. Omdat er in de stad weinig werk was, trokken veel mensen naar het platteland. De belangrijkste bevolkingsgroepen werden de horigen, edelen en geestelijken.

De meeste mensen leven op een domein

Een domein was een dorp met alles wat erbij hoorde, daar leefde bij alle mensen in de vroege middeleeuwen op. De domeinen werden bestuurd door een edelman, een bisschop of een klooster. Een kasteel of een klooster was het middelpunt van een domein. Een grootgrondbezitter bezat minstens één domein, de rijken hadden er meerdere. De edelman, bisschop of de abt woonde zelf op één domein, en de andere liet hij besturen.

Vrije boeren en horigen

90% Van de bevolking werkte op domeinen als boer, landarbeider, ambachtsman of personeel van de heer. Er waren grote levensomstandigheden.

Vrije boeren

Vrije boeren bezaten eigen grond en hadden personeel dat niet vrij was.

Horigen

De meeste mensen waren niet vrije mensen (horigen). Sommigen hadden geen enkel bezit. Elke dag werkten zij voor hun heer, anderen hadden land gekregen in ruil voor diensten voor de heer.

Als horigen land hadden gekregen, waren toch wel grote verschillen:

  • Sommigen hadden meer gekregen, waardoor ze meer land konden verbouwen.
  • Sommigen hoefden minder te doen voor hun heer.
  • Sommigen hoefden minder van hun oogst af te staan.

Sommige horigen waren nakomelingen va vrije boeren, maar hadden hun vrijheid in ruil voor bescherming van de adel gegeven. Ook veel horigen waren nakomelingen van Romeinse slaven, die hadden al land gekregen en waren vrij, maar moesten wel voor zichzelf zorgen.

De edelen

De edelen leefden heel anders dan de boeren. Ze waren wel eigenaren van grond, maar werkten er niet op. Ze leefden van de arbeid van boeren.

De lage adel

De meeste edelen waren lage edelen. Zij beheerden één of enkele domeinen en een klein kasteel, het kasteel leek meer op een soort boerderij die was ommuurd en van torens was voorzien. Ze hadden weinig maar meer eten dan de horigen, ze verdienden wel meer. Wel gaven ze meer geld uit voor een paard en goede wapenrusting. Een andere groep lage edelen waren de ridders.

De hoge edelen

Er waren in Europa maar enkel honderden hoge edelen. Zij beheerden honderden domeinen. Ze woonden in grote kastelen, ze leefden veel luxer dan de lage edelen. Soms ontstonden er conflicten tussen die twee, de bekendste in Nederland was in de late middeleeuwen. In 1296 werd de graaf van Holland Floris V door enkele lage edelen vermoord.

Het leenstelsel

Keizers hadden veel land in hun bezit, omdat ze dat niet zelf konden beschermen leenden ze land aan de hoge adel. Dit gaf hij natuurlijk niet, maar in ruil voor het land moest de hoge adel zweren dat hij diensten verrichtte aan de keizer. Dat waren drie diensten:

  • Productie, deel van oogst afstaan.
  • Werken in kasteel en op landgoed. 
  • Vechten in het leger in tijden van oorlog.

In die situatie was de keizer de leenheer, hij geeft land, en de hoge adel de leenman, leent land. Toen hadden de hoge adel weer te veel land, dus gaven zij het weer aan de lage adel, maar weer niet voor niets. Zij wilden ook hulp van de lage edelen, dat deed de lage adel. De hoge adel was dus leenman en leenheer te gelijk. Het leenstelsel wordt ook wel het feodalisme genoemd.

De meeste koningen hadden weinig macht

De meeste koningen hadden weinig macht, omdat ze de meeste domeinen uit hadden geleend. En de hoge adel luisterde alleen als zij er zin in hadden. Alleen koningen zoals Karel de Grote konden die gehoorzaamheid afdwingen. Maar bij andere koningen deden de hoge adel alsof het hun eigen land was.

De geestelijken

Er was nog een derde belangrijke groep in de samenleving, de geestelijken. Je had de reguliere en de seculiere geestelijken.

Seculiere geestelijken

Alleen mannen konden seculiere geestelijke worden. De paus, de bisschoppen en de priesters zijn seculiere geestelijken. Zij leven tussen andere mensen, niet in afzondering. De middeleeuwse dorpspriester stond dichtbij de gelovigen. Hij moest toezicht houden op het leven van de inwoners van een parochie. Een parochie is een groep gelovigen, de mensen op een domein, bijvoorbeeld. Elke parochie had een eigen kerk. Boven de dorpspriesters stonden de bisschoppen, zij moesten toezicht houden op de parochies. Zij benoemden en ontsloegen ook dorpspriesters, en ze beheerden het kerkelijk bezit in hun bisdom. Zij waren meestal van adellijke afkomst. De leider van de kerk was de paus, hij had veel macht:

  • Hij stond aan het hoofd van alle geestelijk.
  • Hij mocht regels vaststellen waaraan alle christenen zich aan moesten houden.
  • Hij mocht alle bisschoppen bijeenroepen voor een concilie (kerkvergadering)

Reguliere geestelijken

De reguliere geestelijken zijn de monniken en de nonnen. Ze leven in afzondering in een klooster. Aan het hoofd van een klooster staat een abt of abdis. Ze leven met strenge regels en mogen nauwelijks of geen bezittingen hebben. Ze mogen ook niet trouwen en altijd de abt of abdis gehoorzamen. Ze zijn altijd lid van een kloosterorde, dat is een groep die in verschillende kloosters, volgens dezelfde regels leeft. In 529 is er ook een orde opgericht, de benedictijnen, vernoemd naar benedictus. Die kloosterorde is gesticht op een berg in Italië het klooster Monte Cassino. Kloosters worden vaak op moeilijk bereikbare en afgelegen plekken gebouwd.

Nonnen en monniken hebben veel taken: verbreiden van Christelijk geloof, bouwen kerken en kloosters, voedsel geven aan hongerigen, belangrijke boeken schrijven voor de Kerk, de vorsten en edelen helpen met het bestuur, verbeteringen zoeken voor landbouw, grond geschikt maken voor moerassen en het aanleggen van dijken, onderdak geven aan pelgrims en andere reizigers. Pelgrims zijn gelovigen die lang moeten reizen om godsdienstige plekken te bezoeken.

Grote invloed van de geestelijken op samenleving

Hoe kwamen de geestelijken aan de grote invloed op de samenleving?

  • Iedereen was in de middeleeuwen lid van dezelfde kerk, zo konden de geestelijken, als de mensen zondags naar de kerk gingen, iedereen beïnvloeden, door op de preekstoel te gaan zitten. De geestelijken praatten dus tegen een groot aantal mensen, omdat bijna het hele dorp kwam. Nu zijn er verschillende godsdiensten.
  • Alle mensen geloofden in leven na de dood, en de geestelijken hadden de taak om de mensen voor te bereiden op dat leven na de dood.
  • Tot de late middeleeuwen konden alleen de geestelijken lezen en schrijven. Daarom wisten zij meer, en hadden de koningen ze nodig bij het besturen van het land.
  • De paus kon iedereen in de ban doen. Als je in de werd gedaan, was je geen lid meer van de kerk en mocht niemand met je praten, je eten geven of je in huis nemen. De paus mocht zelfs koningen in de ban doen.
  • Omdat de kerk erg rijk was, kon de kerk veel mensen aan werk helpen.

De was zo rijk geworden, omdat de christenen een tiende van hun inkomen aan de kerk gaven.

Paragraaf 3:

De belangrijkste verandering in de middeleeuwen was de opkomst van de steden, die opkomst had veel te maken met de herleving van de handel.

Waardoor handel in de Vroege middeleeuwen bijna verdwijnt

Omdat veel wegen verslechterden en bruggen instorten, ontstonden er veel hindernissen voor kooplieden. Ook maakten de rovers het erg moeilijk en je moest vaak tol betalen. Dat geld ging naar de edelen, om op hun eigen land bruggen en rivieren te bouwen. Ook was er niet overal dezelfde munt.

Waardoor de handel herleeft in de late middeleeuwen

In de 11de en 12de eeuw overwonnen de kooplieden hindernissen door samen te gaan werken:

  • Kooplieden gingen samenwerken in gilden

Een gilde was een groep mensen die het zelfde beroep had.

  • Kooplieden gingen samenwerken met kooplieden in andere steden

Dit gebeurde voor het eerst in Italië, Venetië ging samenwerken met Genua om handel te kunnen drijven in het Midden-Oosten. Je kan ook in een  Hanze samenwerken. Hanzekooplieden hebben dezelfde munten, maten en gewichten.

Kooplieden vervoerden per schip, verging het? Dan deelden ze het verlies. Kooplieden kregen ook steun van koningen, samen met de steden konden ze macht van de leenmannen afpakken. Doordat de steden belastingen betaalden, werden de koningen rijker. Dus hoe beter het met de steden ging, hoe meer belasting de koning vragen. Ook hielpen de steden de koning wanneer er ruzie was met een leenman, de koningen hielpen de kooplieden weer met de rovers en piraten. Ook zorgden de koningen voor verbetering aan bruggen en wegen. Ze maakten een einde aan de tollen die edelen oplegden. En er kwam overal dezelfde munt.

Oude steden groeien, nieuwe ontstaan

Omdat de handel herleefde groeiden de steden weer, dat komt omdat de steden de beste verzamelplekken zijn om producten te verkopen. Zo groeien oude steden, en ontstaan nieuwe. Er konden veel mensen werken in steden, er was meer vrijheid en meer te beleven dan op het platteland. Er kwam een regel, als een horige een jaar en een dag in de stad had geleefd, niet meer kon worden opgeëist door zijn heer. Op deze wijze werden veel mensen vrij man. ‘Stadslucht maakt vrij’ werd veel gezegd in de middeleeuwen.

Steden krijgen stadsrechten

Alle steden lagen op een grondgebied van een domein van een edelman of een klooster. De stedelingen en boeren hadden allebei plichten tegenover de heer. Bijvoorbeeld een paar dagen werken voor de heer. Handelaren konden deze plichten niet goed combineren met hun beroep. Daarom gingen stadbewoners naar de koning voor meer vrijheid, die kregen ze. De koning voerde stadsrechten in:

  • De enige plicht was het belasting betalen tegenover de heer.
  • Zelf bestuur en rechtspraak regelen.

De stadsraden bestuurden de steden, in veel steden zaten er alleen leden in de stadsraad van de koopliedengilde. Soms werden de leden van de raad gekozen door een andere gilden. De meeste bevolking had totaal geen invloed op de gilden, dus ook niet op het bestuur. Eerst kon iedereen lid worden van een gilde, maar later kregen zonen van gildenleden voorrang.

De gelaagdheid in de stedelijke samenleving

Als een stad stadsrechten had, waren alle burgers vrij. Alleen de naar de stad gevluchte horigen pas na een jaar. Alleen toch waren niet alle burgers vrij, er ontstonden bevolkingslagen:

  • Bovenaan stonden de meesters van de gilden van kooplieden en andere ambachten.
  • Onder deze laag stond het hogere personeel van de gildemeesters, ze leefde van loon, maar verdiende genoeg op hogerop te komen.
  • De derde laag waren de knechten, ze verdienden een laag loon, daar konden ze net van in leven blijven.
  • De onderste en armste laag waren de bedelaars en zwervers.

Ambachtslieden en arbeiders komen in opstand

In de steden waren veel meer ambachtslieden dan arbeiders. Ambachten verdienden goed, steden profiteerden van de belasting die zij betaalden. Maar de ambachten mochten toch niet veel meedoen in het bestuur, de kooplieden deelden hun macht liever niet. Daarom kwamen de ambachtslieden in opstand, soms met succes.

Arbeiders profiteerden niet van de nieuwe steden en de welvaart, ze leefden in armoede. De welvaart stopte in de 14de eeuw, toen werden veel arbeiders werkloos. Er kwamen nieuwe opstanden.

Soms wisten de arbeiders macht in handen te krijgen, maar ze hadden het niet lang in handen. De bovenlaag wist met hulp van de Kerk, vorsten en de adel de arbeider op een bloedige manier de onderdrukken.

Paragraaf 4

Veel mensen merkten niet dat in de vroege middeleeuwen staten ontstonden en grenzen veranderden. Tot in de late middeleeuwen, toen ontstonden staten met grenzen. Toen ontstond er saamhorigheid, die staten werden nationale staten of naties genoemd. De saamhorigheid in een staat wordt nationalisme genoemd.

Waardoor nationale staten ontstaan

Vijf redenen:

  • De mensen gingen meer merken van het bestuur van hun staat

Koningen kregen meer macht, omdat ze hulp kregen van steden. Ze gingen belasting heffen en haalden een leger. Dat leger beschermde de staat. De mensen gingen merken dat de koning de machtigste was.

  • Zij merkten dat ze gemeenschappelijke belangen hadden

Het volk merkte dat ze moesten gaan samenwerken om de macht van de koning te beperken. Ze moesten niet meer alleen voor hun leenheer vechten, ook voor de koning. Ze begonnen zich dingen af te vragen, voor wie vechten wij? Willen wij dat?

  • Zij gingen dezelfde taal spreken

De handel nam weer erg sterk toe in de late middeleeuwen, steeds meer kooplieden gingen naar de stad. Ze hadden veel contact met elkaar, daarom moet je elkaar kunnen verstaan. Dus kwam er een taal, ook koningen en zijn ambtenaren gebruikten voor de gehele staat dezelfde taal.

  • Zij kregen gemeenschappelijke ervaringen

Ze kregen deze door:

-samen oorlog voeren.

-zich samen verzetten.

Engeland en Frankrijk als voorbeeld

Engelse koningen wilden hun macht ook vergroten, dat lukte. Maar niet helemaal, hij wilde belasting heffen en alles zelf vaststellen. Toen gingen alle bevolkingsgroepen samenwerken en kwam er een parlement. Alleen met toestemming van het parlement mocht de koning sinds 1215 belasting heffen.

In 1066 werd Engeland veroverd door Frankrijk, er werd toen Frans gesproken in Frankrijk, dat veranderde na de honderdjarige oorlog. Toen werd besloten dat Engels de taal van de Engelsen moest worden.

In de late middeleeuwen was de Franse koning leenheer van een groot gebied, maar over een groot gebied had hij weinig te zeggen, want daar was de Engelse koning leenman. En hij was sterker. Nadat de Franse koning was overleden, kwam de honderdjarige oorlog. Wie werd koning, de Engelse koning of de Franse graaf? Lange tijd ging het slecht met Frankrijk, totdat Jeanne d’Arc verscheen. Zij vertelde dat God haar had gestuurd om Frankrijk te bevrijden. De Franse kroonprins steunde haar, de Franse soldaten volgden haar. Het leger behaalde overwinningen. Maar de Engelsen namen haar gevangen en veroordeelden haar tot de brandstapel. Maar dat maakte niet meer uit, de oorlog was al verloren voor de Engelsen. Ze gaven al het land terug, behalve Calais. Die stad bleef Engels.

Paragraaf 5

Bespreken, niet veel mee gedaan in de les.

Paragraaf 6

Er kwamen in de late middeleeuwen vreedzame en gewelddadige contacten tussen de Arabische wereld en Europa. Die contacten hadden veel gevolgen voor de toekomst.

De islam

De islam heeft na het Christendom de meeste aanhangers: 850 miljoen. Deze aanhangers worden moslims genoemd, ‘zij die zich onderwerpen aan God’. Zij vormen de meerderheid in de bevolking in het Midden-Oosten, Noord-Afrika, Afghanistan en Indonesië. Op het Arabische schiereiland is de Islam ontstaan, daar was Mekka de meest welvarende stad. Daar is rond 570 Mohammed geboren, hij werd koopman. Hij raakte geïnteresseerd in het monotheïsme. Hij kreeg als opdracht de islam te verspreiden en wordt daarom boodschapper genoemd.

Elke moslim heeft vijf hoofdwetten:

  • Uitspreken van de geloofsbelijdenis

Allah is de enige god en Mohammed is zijn profeet.

  • Vijfmaal per dag bidden

Het gebed wordt uitgesproken met het hoofd richting Mekka.

  • Vasten tijdens Ramadan

Ramadan is de negende maand van het Islamitische jaar, alleen eten en drinken tussen zonsondergang en zonsopgang.

  • Geven van aalmoezen

Geef wat je kunt missen aan de armen.

  • Een pelgrimstocht naar Mekka

Als je het kunt betalen en gezond bent, naar Mekka gaan.

Arabieren stichten groot rijk in Midden-Oosten en Noord-Afrika

De aanhang van Mohammed nam snel toe, nog voor zijn dood was het hele schiereiland door zijn volgelingen veroverd. Ook hebben de Arabische moslims in de eeuw na de dood van Mohammed delen van het Midden- Oosten en Noord-Afrika veroverd. Aan het hoofd van een Arabisch volk stond een kalief. Een kalief werd gezien als opvolger van Mohammed. Omdat er onderling ruzie kwam, viel het rijk in vier delen uiteen. Eerst was je alleen Arabier als je op het schiereiland woonde. Maar door de veroveringen werd de islam de heersende godsdienst en werd iedereen die moslims was en Arabisch sprak een Arabier. De Arabieren drongen ook Europa door. Ze begonnen bij Spanje, oversteken in Noord-Afrika naar Spanje. Het ging onder leiding van Tarik, maar Tarik strandde bij een rotspunt. Het grootste deel van het Iberisch schiereiland werd in de 8ste eeuw veroverd, daarna wilden ze doortrekken naar het Frankische rijk. Maar dat lukte niet, in de 9de eeuw bezetten de moslims Sicilië en delen van Italië. Tot ze in de 11de eeuw er weer werden verdreven. De eerste kaliefen bestuurden goed, de meeste volkeren namen de islam over. Joden en Christenen hadden niet de zelfde rechten als moslims, maar ze werden, tegen extra betaling, niet vervolgd.

Het Arabische rijk komt vanaf de 11de eeuw in moeilijkheden

In de 11de eeuw werd een groot deel van het door de Arabieren veroverde Midden-Oosten veroverd door de Seldsjoeken, een Turks volk. Ook in Spanje hadden de moslims geen grond meer. Er kwam in de 11de eeuw een herovering.

In deze problemen tijd besloot de paus Palestina te bevrijden, veel Christenen gaven aan die oproep gehoor.

Vanaf de 14de eeuw veroverden de Turken meer gebied van de Arabieren, zo bleef er een klein Arabisch rijk over.

Paragraaf 7

De kruistochten

In 1095 riep de Paus alle geestelijken en edelen bijeen. Hij deed een beroep op alle mensen in Europa. Armen en rijken moesten naar het beloofde land, Palestina. Jeruzalem en andere heilige plaatsen moesten worden veroverd op de moslims. Er werden militaire tochten gepland, ze werden kruistochten genoemd, omdat er op hun kleding een kruis was geplaatst. Het land werd groten deels veroverd, en in 1099 helemaal. Een leider schreef een brief naar de paus om te zeggen dat zijn paard tot de knieën onder het bloed zat, omdat hij door stapels doden had moeten rijden. Sommige kruisridders bleven in het Midden-Oosten om kleine gebieden te besturen. Toch waren ongeveer zeven kruistochten min of meer mislukt en na tweehonderdjaar waren de laatste kruisridders verdreven.

Oorzaken van de kruistochten

Pelgrims kwamen al eeuwenlang in Palestina om naar te plekken te gaan waar Christus had geleefd. In het algemeen bestond er verdraagzaamheid van de moslims tegenover de christenen. Tot de 11de eeuw konden de pelgrims de tocht ongestoord maken.

Contact tussen de islamitische en de Europese wereld in de Middeleeuwen

De Islamitisch wereld leek in sommige opzichten op Europa. In beide gebieden had één grote godsdienst veel invloed, er waren toch wel verschillen. Dat heeft geleid tot vreedzame en gewelddadige contacten. Deze twee volken hebben elkaar vaak bestreden. De Arabieren hadden delen van Spanje en Italië veroverd, veel pogingen werden gedaan om verloren gebieden te heroveren, bijvoorbeeld een mislukte poging door Karel de Grote.

Ook waren er onbedoelde vreedzame gevolgen van de kruistochten voor de Europeanen. Voordat ze met de kruistochten begonnen, dachten zij dat hun cultuur ver boven die van de moslims stond. Ze kwamen achter een ontdekking, die vermelde dat er heus wel wat te leren en te halen valt in het Midden-Oosten.

REACTIES

M.

M.

Goede samenvatting :)! Ik vind zelf samenvattingen veel handiger dan uit het boek. Daarom is deze samenvatting erg handig!

Bedankt voor het online zetten!

12 jaar geleden

T.

T.

Goeie samenvatting, Vooral par. 5 was zeer leerzaam :p

11 jaar geleden

T.

T.

handig voor de toetsweek :D

11 jaar geleden

P.

P.

Inderdaad hahah

6 jaar geleden

R.

R.

soms wat slordigheidsfoutjes maar dat boeit niet

11 jaar geleden

J.

J.

Dit is geen samenvatting maar overschrijving met andere woorden

9 jaar geleden

B.

B.

dit is heel handig ik had een toets en had nog maar 1 dag te leren snel ff kieken op internet en hoppa een 7

9 jaar geleden

M.

M.

ga ik gebruiken voor de toetsweek! superbedankt!
xx

8 jaar geleden

H.

H.

tnx ik heb volgende week proefwerkweek

8 jaar geleden

L.

L.

Heel handig, maar lieverd ik zit niet bij je in de klas dus ik heb eigenlijk wel paragraaf 5 nodig

5 jaar geleden

L.

L.

Echt erg btw iedereen allemaal 3 jaar geleden, 6 jaar geleden en ik zovan 1 seconde geleden

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.