Hoofdstuk 6 Van Republiek tot parlementaire monarchie
§1 De opstand
Filips II wordt heer van de Nederlanden
Filips II was overtuigd katholiek en liet de protestanten vervolgen. Deze politiek riep veel verzet op in de Nederlanden:
- de edelen en rijke burgers in de steden en de provinciale bestuurders wilden hun macht behouden.
- De protestanten en ook veel katholieken vonden de maatregelen tegen de protestanten te streng.
Filips vertrok in 1559 naar Spanje en hij liet de Nederlanden door een landvoogd (plaatsvervanger) regeren. Deze landvoogden vervolgden de protestanten veel minder streng en met de handel ging het slecht. Er kwam hongersnood en er werd door de calvinisten in 1566 acties gevoerd tegen katholieke kerken: de Beeldenstorm. Heiligenbeelden en andere voorwerpen van de katholieke eredienst werden vernield.
De Nederlanden komen in opstand
Filips II zond de hertog van Alva met een leger naar de Nederlanden om elk verzet tegen het gezag van Filips II te straffen. Velen vluchtten naar het buitenland. Een aantal voer naar Engeland en hield zich in leven door langs te kust van het vasteland schepen te kapen of dorpen te plunderen, dit waren de Watergeuzen.
Willem van Oranje was de tegenstander van Alva en hij organiseerde een opstand.
Tachtig jaar strijd met onderbrekingen
Willem van Oranje wilde van de Nederlanden een onafhankelijke staat maken, met verdraagzaamheid tussen katholieken en protestanten. De Opstand was de Tachtigjarige Oorlog, duurde van 1568-1648. De oorlogen toen gingen om het in bezit hebben van de steden en meestal gebeurde er niets. Steden werden belegerd en dit werd gedaan met soldaten die ingehuurd konden worden, huurlingen, uit allerlei landen. De opstandige gewesten in het zuiden werden door het Spaanse leger veroverd.
Gevolgen van de Opstand
- De Nederlanden raakten verdeeld; noordelijke gewesten werden de Republiek van de Verenigde Nederlanden, de zuidelijke gewesten bleven bij het Spaanse Rijk behoren. Na Napoleon werden de Nederlanden weer samengevoegd, ze waren echter teveel uit elkaar gegroeid en zo ontstond Belgie.
- De nieuwe staat werd een republiek, staat zonder vorst. De provincies kregen een grote zelfstandigheid, de meeste macht was voor de rijke burgers.
- Het calvinisme werd de officiele godsdienst.
§2 De ´Gouden Eeuw´.
Scheepvaart, handel en nijverheid
17e eeuw: Gouden Eeuw van de Republiek. Scheepvaart, handel en nijverheid, kunst en wetenschap kwamen tot bloei. Antwerpen, dat tot voor kort de grootste haven- en handelsstad van Europa was, werd heroverd door de Spanjaarden en Amsterdam nam Antwerpens functie over en werd de grootste haven- en handelsstad. Uit allerlei gebieden werden producten gehaald, naar Amsterdam gevoerd en in pakhuizen opgeslagen (Amsterdam werd stapelmarkt van Europa genoemd, de producten werden door kooplieden doorverkocht naar andere landen). Veel producten werden eerst bewerkt voordat ze werden doorgevoerd. In het westen werden de mensen rijk, in het oosten bleven ze arm
Kunst en wetenschap
Kunst en wetenschap kwamen tot bloei:
Schilderkunst; Frans Hals, Jan Steen, Johannes Vermeer, Rembrandt.
Schrijvers: Hooft, Bredero, Constantijn Huygens, Vondel, Jacob Cats.
Wetenschappers: Hugo de Groot, Christiaan Huygens, Boerhaave.
De reden van de bloei in de schilderkunst is te verklaren doordat er geen vorst meer was en in kerken geen schilderijen meer mochten hangen. Nu werden de meeste schilderijen besteld door rijke burgers, de schilders voerden zo een ambacht uit om geld te verdienen, ze zagen zichzelf niet als kunstenaars.
§ 3 Samenleving in de Republiek
Gelaagdheid van de bevolking
Men kon niet makkelijk van de ene bevolkingslaag naar de andere laag gaan. Er waren veel arme mensen en voor die mensen was slechte zorg. Er waren geen sociale verzekeringen. Er waren wel weeshuizen, gasthuizen etc. Dit ging uit van het stadsbestuur of de Kerk.
Leven op het platteland
De meeste mensen leefden op het platteland. De mannen deden het zware werk en de vrouwen het lichtere. De inkomsten waren zeer verschillend, dit hing af van
- de hoeveelheid grond
- goede oogsten/slechte oogsten
- prijzen verschilden per jaar
- ziekten onder het vee
Leven in de steden
Er was veel urbanisatie. Het leven in de stad was slecht. Veel diefstal en geen straatverlichting, Amsterdam had als eerste stad op de wereld in 1688 straatverlichting. In de 17de eeuw werden stenen huizen gebouwd, hoewel velen nog van hout waren => brandgevaar. Hygiene was slecht. Men dronk veel bier omdat het water ongezond was.
Men was bang voor ziekten, zoals de pest.
De vrouw was ondergeschikt aan de man (geinterpreteerd uit de Bijbel). Vrouwen speelden wel een belangrijke rol, ze zorgden voor het huishouden of leidden een weeshuis o.i.d. In de steden waren veel vrouwelijke handelaars.
Vrouwen stierven vaak door de geboorte van een kind, de baby´s zelf vaak ook => effectieve vorm van geboortenbeperking.
Kinderen werden streng opgevoed en behandeld als volwassenen (zie kleding). Er was onderwijs, maar de kwaliteit was zeer verschillend. De Kerk wilde dat de mensen de Bijbel konden lezen.
Denken over dood en geweld
Geweld was heel normaal, mensen werden regelmatig gemarteld en om het minste of geringste werd al geweld gebruikt in het openbaar. De doodstraf werd in het openbaar uitgevoerd. Men probeerde in de Republiek als eerste misdadigers d.m.v. heropvoeding in tuchthuizen weer op het goede pad te krijgen.
Hekserij en ander bijgeloof
Men probeerde altijd al het menselijk lichaam te begrijpen en te genezen maar dat lukte niet altijd, zodat mensen op zoek gingen naar alternatieve geneeswijzen. In de 16de eeuw begon er een heksenvervolging, men wilde schuldigen voor ziekten en andere rampen waarvan men de oorzaak niet begreep. Sommige mensen werden ervan verdacht dat ze een verbond met de duivel hadden gesloten. Veel vrouwen van middelbare leeftijd werden veroordeeld.
Regenten hebben bijna alle macht in de Republiek in handen
De Republiek was een bond van zelfstandige gewesten: Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland, Overijssel, Drenthe, Groningen en Friesland. Deze gewesten hadden allemaal een eigen bestuur met eigen wetten en munten. Ze werkten alleen samen op het gebied van buitenlandse politiek en verdediging van het land => Staten-Generaal. Raadspensionaris was de belangrijkste persoon. Stadhouders waren ook belangrijk. Ze voerden het bevel over de legers van de gewesten.
De Staten-Generaal bestuurden ook de Generaliteitslanden – gebieden die de Republiek in de zuidelijke gewesten had veroverd. Hele bevolking was katholiek. Alle macht was in handen van de regenten (dat waren de edelen en rijke burgers).
§4 Nederland wordt een parlementaire monarchie
De Republiek verandert in een monarchie met een parlement en een grondwet
De Republiek werd steeds minder belangrijk en er ontstond verzet van de patriotten die tegen het bestuur van de regenten en de stadhouder waren. De patriotten werd verjaagd en ze vluchtten naar Frankrijk, de Republiek werd door de Fransen veroverd en daarmee kwamen de patriotten terug. Napoleon greep de macht. Dit was de Franse tijd (1806-1813). Toen Napoleon verslagen werd kwam er voor de Nederlanden een speciale regeling tot stand: de voormalige Republiek werd samengevoegd met de zuidelijke Nederlanden. De koning kreeg niet alle macht in handen want er was een grondwet en een parlement met beperkte macht.
De Zuidelijke Nederlanden stichten een eigen staat
De Zuidelijke Nederlanden kwamen in opstand tegen de grote macht van de koning en stichtten een eigen staat, Belgie. Hiervoor waren meerdere redenen:
- meer liberalen, die wilden dat het parlement meer macht kreeg
- bevolking was grotendeels katholiek, in het Noorden protestants
- andere taal: Frans t.o. Nederlands
- Zuiden: industrie, Noorden: handel
- Belangrijke posten in de regering lagen bij mensen uit het Noorden
- De mensen uit het Zuiden moesten meebetalen aan de enorme staatsschuld van het Noorden.
1848, een jaar van veranderingen
Thorbecke, een liberaal, wilde dat de macht van de koning werd beperkt en dat het parlement meer macht kreeg. Er werd geen gehoor aan gegeven, maar na een aantal demonstraties kreeg Thorbecke de opdracht de grondwet aan te passen.
De grondwet van 1848
Zie schema blz. 145 Wetgevende macht: parlement en regering
Alleen als een wetsontwerp door de beide Kamers is goedgekeurd, word de wet ondertekend door de koning => contraseign. Rechterlijke macht, als de wet wordt overtreden. Rechters zijn voor het leven benoemd om onafhankelijk te werk kunnen gaan. Uitvoerende macht: in handen van de regering (koning en ministers). Een minister heeft leiding over een deel van het beleid van de regering. Samen met ambtenaren een departement (Ambtenaren doen vaak voorbereidend werk en worden de vierde macht genoemd). Minister-President: Algemene zaken, voorzitten van de ministerraad. Wijzigingen in het kiesrecht en kiesstelsel na 1848 - In 1887 werd het kiesrecht gekoppeld aan kenmerken van geschiktheid en welstand. Dat waren rekbare begrippen. In verschillende stappen werd sindsdien het aantal kiezers uitgebreid, tot 70% van de mannen in 1916. - In 1917 werd het algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd en kort daarop ook dat voor vrouwen. - De kiesgerechtigde leeftijd werd vanaf 1887 in een aantal stappen teruggebracht tot 18 jaar in 1972. - Het districtenstelsel werd in 1917 gewijzigd in een stelsel van evenredige vertegenwoordiging.
Zie schema blz. 145 Wetgevende macht: parlement en regering
Alleen als een wetsontwerp door de beide Kamers is goedgekeurd, word de wet ondertekend door de koning => contraseign. Rechterlijke macht, als de wet wordt overtreden. Rechters zijn voor het leven benoemd om onafhankelijk te werk kunnen gaan. Uitvoerende macht: in handen van de regering (koning en ministers). Een minister heeft leiding over een deel van het beleid van de regering. Samen met ambtenaren een departement (Ambtenaren doen vaak voorbereidend werk en worden de vierde macht genoemd). Minister-President: Algemene zaken, voorzitten van de ministerraad. Wijzigingen in het kiesrecht en kiesstelsel na 1848 - In 1887 werd het kiesrecht gekoppeld aan kenmerken van geschiktheid en welstand. Dat waren rekbare begrippen. In verschillende stappen werd sindsdien het aantal kiezers uitgebreid, tot 70% van de mannen in 1916. - In 1917 werd het algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd en kort daarop ook dat voor vrouwen. - De kiesgerechtigde leeftijd werd vanaf 1887 in een aantal stappen teruggebracht tot 18 jaar in 1972. - Het districtenstelsel werd in 1917 gewijzigd in een stelsel van evenredige vertegenwoordiging.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
A.
A.
hallo anke
ik vind het echt een geweldig uittreksel, door jouw hulp heb ik nu een tien op mijn toets! echt vet beter. wil je met me uit eten?
liefs een stille aanbidder
22 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
Heel erg bedankt voor je samenvattingen van geschiedenis, ik heb er veel aan gehad.
Groet
JP
21 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Goeie samenvatting!
7 jaar geleden
Antwoorden