Hoofdstuk 5: Tijd van ontdekkers en hervormers

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 3318 woorden
  • 23 juni 2015
  • 34 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
34 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Oriëntatie
Tijdens de regeerperiode van Karel V veranderde er veel. Ontdekkingsreizen verruimden het beeld van de aarde en kerkhervormingen en Renaissance veranderden de kijk op de wereld en op de mens. Karel V beschouwde het als zijn taak om het christendom te verdedigen tegen vijanden. Toen leiders van het protestantisme, zoals Luther en Calvijn, meer bijval kregen voor hun kritiek op misstanden in de Kerk, raakte de katholieke gemeenschap verdeeld. De religieuze tegenstelling verzwakte de eenheid in Karels gebieden, Karel koos ervoor het katholicisme te beschermen, dit was voor zijn rijk de bindende factor. Afvalligen liet hij fanatiek vervolgen.

Ook de kunst en wetenschap veranderden, het is tijd van wedergeboorte van de Grieks-Romeinse cultuur, de Renaissance.

Door grote afstanden binnen het rijk, verliep Karels bestuur traag. De centralisatie ging moeilijk, Karel werd tegengewerkt door steden en edelen (particularisme). De schuldenlast bleef stijgen en ook Karels gezondheid belemmerde hem. Zij zoon Filips II volgde hem op. Ook hij kon de kerkhervorming niet tegenhouden en 7 van de 17 Nederlandse gewesten ontworstelden zich aan zijn gezag.

Paragraaf 1 – De wereld wordt groter
Late Middeleeuwen: het handelsnetwerk rond de Middellandse en de Zwarte Zee raakte verbonden met dat van de Hanze in het noorden, rond de Noordzee en de Oostzee. Hier vond uitwisseling plaats van allerlei producten uit verschillende landen. Venetië, een van de handelssteden, had contacten met de Arabieren, dit kwam o.a. door de kruistochten. Via deze contacten raakten de Europeanen bekend met onbekende producten zoals papier, buskruit en de kompas. Het wereldbeeld verbeterde steeds meer. Door handelscontacten waren de kaarten van Europa redelijk betrouwbaar geworden, maar hoe verder je van Europa ging, des te onduidelijker de kaarten werden. Ook werd er gediscussieerd over de vorm van de aarde. Toscanelli uit Florence verwerkte de gegevens van kennis van zeelui uit het Middellandse Zeegebied uit in een kaart. Daarop was een smalle Atlantische Oceaan te zien, Amerika ‘bestond’ toen nog niet. Met deze kaart is Columbus naar het westen gevaren, op zoek naar een zeeroute naar Indië.

Arabische handelaren leverden allerlei producten aan Venetië, deze verhandelde ze weer aan de Europeanen à tussenhandel, maar dit was erg duur voor Europa. Het leek Europa voordeliger de producten zelf uit Indië, dit moest via zee gebeuren, via land lieten de Arabieren geen Europese handelaren in hun gebied toe. Maar een zeeweg was nog niet bekend. Motieven voor ontdekkingsreizen:

  • Handel drijven
  • Christendom verspreiden – expansie
  • Macht en status vergroten
  • Terugdringen van de invloed van de Islam (Reconquista)

Portugal begint met ontdekkingsreizen: men volgde de kust van Afrika zuidwaarts, de Portugezen hielden deze route geheim en streng bewaakt, ze bezetten kustplaatsen en eilanden. Daar werden forten geplaatst met soldaten, vanuit deze factorijen werd handel gedreven met de lokale bevolking. Portugal was bezig een overzees rijk op te bouwen.

Ondertussen was in Spanje de Reconquista voltooid en ging met ook de joden bestrijden. Iedereen moest katholiek worden volgens de koningen Ferdinand en Isabella. Zo niet, dan moest je het land verlaten. Na de Reconquista werd aandacht besteed aan geldmiddelen en overzeese ontdekkingstochten. Columbus was er van overtuigd dat er een westelijke route moest zijn naar Indië en met de kaart van Toscanelli ging hij op weg. Na vijf weken zette hij voet aan land en hij noemde de inwoners indianen, hij dacht namelijk dat hij in Indië was. Door zijn reisverslag werd later duidelijk dat hij een onbekend werelddeel had ontdekt.

Na Columbus volgden meer avonturiers, ze werden aangetrokken door verhalen van veel goud en gingen op zoek. Deze conquistadores trokken gewapend vanaf de kust het binnenland in. Cortés viel in 1519 het gebied van de Azketen binnen, een inheems volk met een hoogontwikkelde cultuur en oppermachtig in Midden-Amerika. Ze bezaten een van de grootste steden ter wereld en er was een bloeiende economie. Cacaobonen vormden het betaalmiddel. Priesters waren erg belangrijk, zij legden contact met de natuurgoden. De Azketen zagen Cortés eerst aan als hun god, hij zou uit het oosten komen met een geel, behaard gezicht. Maar Cortés joeg de Azketen angst aan en andere inheemse volken vochten met de Spanjaarden mee. Na een onderbroken, religieuze ceremonie braken gevechten uit en uiteindelijk gaven de Azketen zich over.

Als beloning kregen conquistadores van Karel V grote landgoederen. Op het land en in de mijnen werkten lokale bewoners als dwangarbeiders. Zij waren echter niet bestand tegen de besmettelijke ziektes van de Spanjaarden en hadden geen weerstand, velen stierven. Een Spaanse priester die door de Nieuwe Wereld had gereisd zette zich in voor betere behandeling van de inheemse bevolking. Dit leidde in 1542 tot nieuwe wetten: oorspronkelijke bewoners kregen rechten en golden als volwaardige mensen. In 1530 kreeg de kolonie een eigen bestuur, met als hoofd een onderkoning. De samenleving werd ingedeeld naar afkomst. De gevolgen van kolonisatie waren als volgt:

  • Inheemse bevolking leed erg onder oorlogen en besmettelijke ziektes
  • Inheemse bevolking moest zich tot christendom bekeren
  • Internationale handel – wereldhandel
  • Handelsdriehoek: Europa leverde wapens, textiel en luxe goederen aan Afrika, vanuit Afrika werden zwarte slaven naar Amerika gebracht om daar vervolgens verkocht te worden voor suiker, koffie, cacao e.d. om mee terug te nemen naar Europa.
  • Europa beheerste de handel.

Wereldbeeld: voorstelling van de werkelijkheid en van de wereld.

Factorijen: nederzettingen van waaruit de handel werd gedreven met het moederland. Soms versterkt met een fort en een garnizoen.

Conquistadores: Spaanse ontdekkingsreizigers die een groot deel van Midden- en Zuid-Amerika onder Spaans bestuur brachten.

Paragraaf 2 – Een nieuw mens- en wereldbeeld.
Wetenschappers wilden net als in de Oudheid met hun verstand verschijnselen in de wereld om hun heen verklaren. Dit wordt het Humanisme genoemd. Met ging terug naar de bronnen van de Grieken en Romeinen op religieus gebied. Deze waren in het Grieks en Hebreeuws geschreven, terwijl in de Middeleeuwen vooral Latijn werd gesproken en geleerd. De Nederlandse humanist Erasmus was voor zijn tijd erg modern, hij kende het Latijn,  Grieks en Hebreeuws. Hij wilde een wetenschappelijk verantwoorde Bijbelvertaling maken en ging aan het werk met de Vulgaat, de bijbel van de katholieke kerk. Door zijn talenkennis ontdekte Erasmus talloze fouten in de Vulgaat. Hij bracht de kerk hiermee in een lastige situatie, de godsdienst was immers gebaseerd op de Vulgaat. Dit was de eerste stap van de kerkhervorming, door Erasmus.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

De klassieke kunst beleefde in diezelfde tijd een renaissance, een wedergeboorte. Deze periode heeft de naam Renaissance gekregen. Het begon in Italië waar nog veel gebouwen uit de Oudheid stonden. Kunstenaars gebruikten dit erfgoed al voorbeeld. De kunst veranderde, nieuwe gebouwen kregen versieringen en beeldhouwwerken leken wel kopieën van klassieke beelden. Maar het verschil was dat de gezichten van de beelden veel meer individuele trekken hadden en veel meer emoties toonden.

Bekende Italiaanse renaissancekunstenaars: Michelangelo en Leonardo da Vinci, homo universalis genoemd, alleskunners, ze waren zowel architect en beeldend kunstenaar als wetenschapper.

De stad Florence in Italië was het centrum van de renaissancekunst. De rijke familie De’Medici stimuleerde de kunst in de stad door veel opdrachten te geven aan kunstenaars.

Een Nederlandse renaissanceschilder was Lucas van Leyden die aal jong door Europa trok en beroemd werd. Hij verbleef in Italië waar hij grootse kunstenaars leerde kennen en onder invloed van Dürer legde van Leyden zich toe op het schilderen van mensen, levensecht. Daarnaast schilderde hij ook religieuze taferelen en ook alledaagse situaties.

Humanisme: geestelijke beweging van 1400-1600 die zich richtte op de studie van de Klassieke Oudheid. Humanisten waren zelfstandige denkers die op een rationele manier de maatschappij probeerden te verbeteren.

Renaissance: Cultuurstroming in Noordwest-Europa van 1400-1600 die de mens als individu centraal stelde en de kunst uit de Klassieke Oudheid als voorbeeld nam.

Erfgoed: cultuurgoed dat is overgebleven uit eerdere tijden.

Paragraaf 3 – De kerkhervorming
In de Middeleeuwen was de kerk oppermachtig en de paus stond boven aan de kerkelijke hiërarchie en leidde de christelijke gemeenschap. De paus werd gezien als plaatsvervanger van Christus op aarde. Hij trad ook op als wereldlijke leider en had veel politieke invloed. De paus had een schitterend paleis met grote hofhouding, dit liet niets zien van de soberheid die het christendom verkondigde, er kwam dan ook veel kritiek op de grote weelde.

Begin 15e eeuw bekritiseerde Johannes Hus de verkoop van kerkelijke ambten, de corruptie en handel in relieken en aflaten. Volgens hem moest de kerk afstand doen van macht en rijkdom, en terugkeren naar de eenvoud die Jezus had verkondigd. Hus werd van ketterij beschuldigd en als ketter op de brandstapel gedood. Ook Hus was net als Erasmus een voorloper op de hervorming. Erasmus bleef ondanks zijn kritiek het katholicisme trouw en wilde met kritiek bereiken dat de kerk zichzelf zou verbeteren en zuiveren.

Hus en Erasmus waren een inspiratiebron voor Maarten Luther. Hij publiceerde in 1517 95 stellingen tegen de misstanden in de kerk. Ideeën van Luther:

  • Tegen verkoop van aflaten en hij verwierp de weelde van de Kerk. Ook had hij kritiek op de ongeletterdheid van de geestelijken. Luther wilde een kerkhervorming of reformatie, de fouten herstellen. Daarvoor zette hij in op drie ideeën:
    • Alleen door genade zalig. God vergeeft, niet de mens.
    • Alleen door geloof tot God komen, niet door goede werken.
    • Rol van de priester moest kleiner worden, een gelovige  had genoeg aan de Bijbel. Luther vertaalde de Bijbel in het Duits.
  • Ook bekritiseerde Luther de joodse eredienst, deze zou afleiden van echt geloven.

De paus bestreed Luthers kritiek en begon een ketterproces tegen hem, Luther werd in de kerkelijke ban gedaan. Keizer Karel V was het met de keizer eens, hij wilde zijn eenheid bewaren. Volgelingen van Luther gingen toen hun eigen kerkgemeentes stichten. Ze kregen steun van verschillende vorsten uit het Duitse Rijk. Het was een poging om de Kerk van binnenuit te hervormen, maar het leidde tot een kerksplitsing. Dit leidde in Duitsland tot de Boerenoorlog. Boeren kwamen in opstand en eisten herstel van vrijheden die hen waren afgenomen, de opstand was gebaseerd op de ideeën van Luther. Luther steunde echter de opstandelingen niet, hij vond dat het volk in geloofszaken naar de vorst moest luisteren.

Steeds meer steden en vorsten in het Duitse Rijk gingen over tot de leer van Luther. De lutherse kerk ontstond. Dit leidde tot een oorlog tegen Karel V en de rooms-katholieke vorsten. Op initiatief van Ferdinand kwam in 1555 de Augsburgse Religievrede tot stand. Het protestantisme werd gelijk aan het rooms-katholicisme. Het geloof van je vorst gold in het gebied waar je woonde. Het was een nederlaag voor Karel V met zijn centralisatie, maar het was een overwinning op religieus gebied, het begin van godsdienstvrijheid was er.

In Frankrijk kregen de ideeën van Calvijn veel aanhang, dit leidde ook tot godsdienstoorlogen. De ideeën van Calvijn:

  • Geloof in predestinatie: al voor de geboorte staat vast of iemand in de hemel komt of niet, ook wel de uitverkiezing genoemd.
  • Taak van een geestelijke : in begrijpelijke taal het geloof en de Bijbel uitleggen.
  • Geen weelde in de kerkgebouwen (beelden e.d.)
  • Geen paus aan het hoofd van de gemeente, maar vertegenwoordigers bestuurden zelf de kerkgemeente.
  • Als een vorst zich niet aan Gods regels houd, mag het volk hem afzetten.

De aanhangers van Calvijn werden in Frankrijk de hugenoten genoemd. Periodes van oorlog en vrede wisselden elkaar af. Hieraan kwam een einde bij het Edict van Nantes in 1598. Elke Fransman kreeg het recht op gewetensvrijheid en kreeg volledige burgerrechten.

De reactie van de rooms-katholieke kerk op de hervorming was een contrareformatie. Deze bestond uit:

  • Concilie van Trente à bevestigd absoluut gezag van de paus
  • Vulgaat bleef officiële bijbel
  • Alle tradities bleven bestaan
  • Rooms-katholieke kerk verbeterde de priesteropleiding, kerk stelt hogere eisen aan de bekwaamheid en kennis van priesters.
  • Rooms-katholieke kerk bleef hard optreden tegen hervormers, d.m.v. de Inquisitie.

Ketter: iemand die bewust afwijkt van de opvattingen van de rooms-katholieke kerk.

Katholicisme: de grootste stroming in het christendom. Voor christenen die zich verenigen onder de bisschop van Rome, de paus, wordt de term rooms-katholicisme gebruikt.

Kerkhervorming of Reformatie: protestbeweging tegen misstanden en manier van geloven in de katholieke kerk.

Protestantisme: verzamelnaam voor verschillende christelijke geloofsrichtingen die ontstonden door de reformatie.

Contrareformatie: reactie van de rooms-katholieke kerk op de hervorming, die intern leidde tot het verbeteren van misstanden en extern tot het bestrijden van hervormers.

Inquisitie: kerkelijke rechtbank die niet-katholieken (ketters) opspoorde en veroordeelde.

Paragraaf 4 – Uit de Opstand een Republiek geboren
De zeventien gewesten van de Nederlanden waren geen eenheid, ze verschilden enorm van elkaar. In Vlaanderen, Brabant en Holland lagen rijke steden, verder naar het noorden zorgde de landbouw voor inkomsten.

Karel V wilde eenheid door centralisatie, in elk gewest zouden dezelfde regels gelden en oude privileges verdwijnen. Geschoolde juristen zouden voor bestuurlijke functies benoemd worden. De macht van de adel, gewesten en steden werd verkleind. Karel vestigde hiervoor een bestuursapparaat in Brussel met drie raden:

  • Raad van Financiën: edelen en juristen regelden de beden aan de Staten-Generaal en het innen van de belastingen
  • Raad van State: edelen en juristen gaven politieke adviezen
  • Geheime Raad: hier werden nieuwe centrale wetten en regels opgesteld.

Karel kon niet in elk gewest aanwezig zijn, dus had hij stadhouders aangesteld, een plaatsvervanger van, en contactpersoon tussen de landsheer en het gebied. Elk gewest kende Gewestelijke Staten. Uit elk gewest kwam een vertegenwoordiger samen in de Staten-Generaal.

Ook in de Nederlanden moest iedereen zich houden aan het katholieke geloof. Dat zou de eenheid en gehoorzaamheid versterken. In 1550 vaardige Karel een plakkaat uit tegen de hervormingsbeweging. Iedere hervormer zou als ketter worden gezien en riskeerde de doodstraf. Vanwege felle vervolgingen en de dood van veel kerkhervormers werd dit algauw het Bloedplakkaat genoemd. In 1555 volgde Filips II zijn vader op, hij was streng katholiek opgevoed, hij was dan ook verdediger van het katholieke geloof en een voorstander van de contrareformatie. Hij verliet in 1559 Brussel om vanuit Madrid zijn rijk te besturen, er heersten in de Nederlanden toen grote religieuze en bestuurlijke spanningen.

Willem van Oranje was luthers opgevoed, hij werd door Karel V voorbereid op zijn bestuurlijke taken, zijn opleiding stond in teken van het katholicisme. Na de opvolging van door Filips II werd de verstandhouding tussen Filips en Willem steeds slechter. Ze hadden een erg verschillend karakter en Filips II bestreed de kerkhervormers fel. Ook sprak Filips alleen Spaans, dit belemmerd de communicatie met de Nederlanden. Zijn vertrek naar Spanje maakt het bestuur nog ingewikkelder. Filips stelt zijn halfzus Margaretha van Parma aan als landvoogdes. Hiermee stond Willem nog meer buiten spel. Hij huwde bovendien de lutherse dochter van de hertog van Saksen. De verwijdering nam toe en Willem werd opstandig, zijn hoofddoelen van zijn verzet waren: herstel van oude bestuurlijke rechten en het beëindigen van de kettervervolgingen.

In 1566 leidde de kettervervolgingen tot het Smeekschrift der Edelen, waarin de lage adel vroeg aan Margaretha de ketters minder hard aan te pakken en met de SG te gaan praten over financiële en godsdienstige problemen. De lage adel werden bedelaars genoemd, hier hebben ze hun erenaam geuzen aan overgehouden, opstandelingen.

Margaretha gaf toe aan het verzoek en gevluchte hervormden keerden terug. Wel bleven de plakkaten in werking en moest de ketterij onderdrukt worden. Maar tijdens hagenpreken werden de hervormde ideeën naar buiten gebracht en de religieuze opstandigheid steeg. In 1566 leidde dit tot de Beeldenstorm, hervormers drongen kerken en kloosters binnen en vernielden alle religieuze versieringen. In enkele weken raasde de storm door heel de Nederlanden. Hoge edelen konden door een soort godsdienstvrede de orde herstellen, maar Filips vond het optreden van de adel en Margaretha te zwak. Margaretha werd vervangen door Alva. De aanstichters van de Beeldenstorm werden gestraft door de Raad van Beroerten. Veel kerkhervormers werden ter dood veroordeeld of verbannen. Hun bezittingen werden verbeurd verklaard. Veel hervormers vluchtten de Nederlanden uit. Grote onrust bracht Alva met de invoering van de tiende penning, een belasting van 10 procent, bestemd voor de Spaanse soldij.

Willem was ook mee gevlucht met de hervormers en formeerde een leger. In 1568 deden zijn broers een aanval bij Heiligerlee, terwijl hijzelf met een leger de Maas overstak om het hart van de Nederlanden te bevrijden. Deze acties leverden niks op omdat steden hun poorten niet durfden te openen uit angst voor Alva’s leger.  Zonder resultaat moest Willem stoppen met de strijd. Maar vier jaar later, in 1572, namen de watergeuzen Den Briel in. Hollandse steden sloten zich aan bij de opstandelingen. De militaire opstand kreeg een politiek karakter. De Staten van Holland kwamen bij elkaar, deze konden eigenlijk alleen maar bij elkaar worden geroepen door Filips. Ze besloten dat het gereformeerde geloof de officiële godsdienst zou worden. Willem van Oranje werd aangesteld als stadhouder van Holland en Zeeland. Hiermee toonden de gewesten aan dat ze het bestuur zelf wilden regelen. Maar Filips en Alva lieten dit niet op zich zitten. Mechelen, Zutphen en Naarden werden uitgemoord en Haarlem, Alkmaar en Leiden werden belegerd. Veel steden gingen onder aan de beschietingen en uithongering. Na de overwinning op Haarlem daalde het geluk van Alva. Bij de belegering van Alkmaar werden de dijken doorstoken waardoor de loopgraven van de Spanjaarden onder water liepen. Alva moest het beleg opgeven. Leiden was aan de beurt, en dit zou beslissend zijn voor wie de strijd had gewonnen. Leidenaren hielden vol en de Spanjaarden moesten het beleg opgeven. Alva’s opdracht om rust en orde te brengen was mislukt. In 1576 werd Antwerpen geplunderd. Het effect was dat de Nederlandse Gewesten zich nog meer gingen inzetten op samenwerking tegen Spanje. Dit werd afgesproken in de Pacificatie van Gent in 1576. Men zou de muitende soldaten gezamenlijk bestrijden en er zou godsdienstvrede gelden in de Nederlanden.

Als snel hielden protestanten zich niet aan de afspraken en ontnamen de rooms-katholieken hun rechten. Hierdoor kon de Spaanse landvoogd enkele zuidelijke gewesten terugbrengen in het katholieke kamp, oude privileges moesten weer gehandhaafd worden. Deze gewesten sloten de Unie van Atrecht. Hierop volgde een tegenreactie, de Unie van Utrecht. De noordelijke gewesten behielden elk hun eigen privileges en bestuur, maar gingen samenwerken op militair en economisch gebied. Geloofsvervolging bleef verboden, maar rooms-katholieken raakten hun kerken kwijt doordat het calvinisme een bevoorrechte positie kreeg. Uit de Unie van Utrecht zou de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ontstaan.

Als snel hielden protestanten zich niet aan de afspraken en ontnamen de rooms-katholieken hun rechten. Hierdoor kon de Spaanse landvoogd enkele zuidelijke gewesten terugbrengen in het katholieke kamp, oude privileges moesten weer gehandhaafd worden. Deze gewesten sloten de Unie van Atrecht. Hierop volgde een tegenreactie, de Unie van Utrecht. De noordelijke gewesten behielden elk hun eigen privileges en bestuur, maar gingen samenwerken op militair en economisch gebied. Geloofsvervolging bleef verboden, maar rooms-katholieken raakten hun kerken kwijt doordat het calvinisme een bevoorrechte positie kreeg. Uit de Unie van Utrecht zou de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ontstaan.

Filips liet het niet op zich zitten en deed Willem van Oranje in de ban, ook mocht iedereen hem doden en zou daar voor worden beloond. Willem verdedigde de opstand met de Apologie, zijn opvattingen zijn herkenbaar in Calvijn. Willem vond dat een vorst er behoorde te zijn voor zijn onderdanen, niet andersom. En als een vorst zich niet goed inzet voor zijn ‘kinderen’ mogen ze opzoek gaan naar een nieuwe ‘vader’. De SG zette Filip in 1581 af als vorst. Uitleg werd gegeven in de Acte van Verlatinghe. In 1584 werd Willem vermoord. Hij kreeg een praalgraf in de Oude Kerk in Delft. Hij was een ‘vader des vaderlands’. Na de dood van Willem zocht Noord-Nederland (Unie van Utrecht) naar een nieuwe leider, tevergeefs, na een aantal mislukte pogingen besloot de Staten-Generaal het bestuur zelf in handen te nemen. In 1587 is de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden geboren. Pas in 1648 zou Spanje de onafhankelijkheid van de Republiek erkennen, bij de Vrede van Münster.

Gewestelijke Staten: vertegenwoordigers van adel, steden en geestelijkheid uit één gewest. Zij bespraken de bede (verzoek om betalingen) van de landsheer en eisten als ruil privileges.

Staten-Generaal: vertegenwoordigers (adel, geestelijken en steden) uit Nederlandse gewesten die gezamenlijk de beden van de landsheer bespraken.

Unie van Utrecht: verdrag uit 1579 waarin de noordelijke gewesten zich gezamenlijk uitspraken tegen de Spaanse bezetter. De gewesten gingen samenwerken op militair en economisch gebied.

Acte van Verlatinghe: Plakkaat uit 1581 waarin een aantal gewesten Filips II niet meer erkende als hun heerser.

Vrede van Münster: verdrag uit 1648 waarmee Spanje de Republiek erkende als een zelfstandige staat. Hiermee kwam een officieel einde aan de Opstand.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.