Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 5: Nieuwe springstof in het kruitvat

Beoordeling 7.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1462 woorden
  • 14 december 2014
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 7.9
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

§5.1 Israël en de Palestijnen

In 1992 werd de leider van de Arbeiderspartij Yitshak Rabin premier. Hij streefde naar vrede met de Palestijnen. In 1993 werd in Washington een akkoord getekend, op basis van geheime besprekingen in Oslo. Israël erkende de PLO en omgekeerd. De PLO zou later de vernietiging van de staat Israël schrappen uit haar handvest. De ondertekenaars Arafat, Rabin en zijn minister van buitenlandse zaken kregen er zelfs de Nobelprijs van de vrede voor.

 

In de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever kwam een eigen bestuur de Palestijnse Autoriteit en Arafat mocht zich president noemen. Dit leek het begin van en Palestijnse staat. Men sprak van de tweestatenoplossing voor het Palestijnse vraagstuk. In 1994 sloten bovendien Israël en Jordanië vrede. En er vonden gesprekken plaats tussen Israël en Syrië.

 

Maar de vreugde was van korte duur. Daarvoor zijn 4 verklaringen:

  • De Oslo-akkoorden spiegelden de Palestijnen zelfbestuur voor, maar leidden tot ernstige fragmentarisering. De kaart van de Westoever veranderde in een lappendeken van gebiedjes waar de PLO ofwel geheel ofwel gedeeltelijk, ofwel geen enkele zeggenschap kreeg. Die laatste categorie omvatte zo'n 140 Joodse nederzettingen die door een netwerk van wegen met elkaar verbonden werden. Er woonden inmiddels meer dan 200.000 Joodse kolonisten in Gaza en op de Westoever, de Joodse inwoners van Oost-Jeruzalem niet inbegrepen. De kolonisten wilden hun nederzettingen niet opgeven. In november 1995 werd Rabin door een Joodse extremist tijdens een vredesdemonstratie vermoord waardoor het vredesproces in het slop raakte.
  • In onderhandelingen wilde Arafat nu niet alleen maar autonomie maar ook het recht op terugkeer naar plaatsen in de staat Israël wan waaruit hun (groot)ouders in 1948 verdreven waren. Voor Israël was dat onbespreekbaar. In 2000 faalde daarom een bemiddelingspoging van president Clinton tussen Arafat en de Israëlische premier Barak in Camp David. Barak bood Arafat 95% van de Westoever aan. Maar de beste stukken zouden Israëlisch bezit blijven. Arafat weigerde en de kans op vrede was verkeken.
  • Daarbij kwam nog dat beide partijen Jeruzalem wilden. Voor gelovige moslims was en is Oost-Jeruzalem (na Mekka en Medina) de heiligste stad op aarde. Daar bevindt zich de Haram al-Sharif (de Tempelberg) met de goudkleurige Rotskoepel en de Al-Aqsamoskee. Voor de Joden bevindt zich daar de oude tempelmuur.
  • De fundamentalistische beweging Hamas voerde sinds 1995 veelvuldig aanslagen uit op Israëlische burgers. Daarbij kwamen honderden Israëli' s om. De Palestijnse autoriteit slaagde er niet in dit Hamas-geweld te beteugelen.
    De aanslagen door Hamas misten hun doel niet: de gevoelens van onveiligheid in Israël waren hevig. Dat leidde ertoe dat Likoed weer aan de macht kwam, omdat deze partij beloofde veel harder op te treden tegen de Palestijnen. De Likoed partij besloot tot de bouw van meer Joodse nederzettingen op de Westoever. Dit lokte weer terreuraanslagen uit. Het geloof in het Oslo-vredesproces was verloren. De Palestijnse Autoriteit (PA) was niet in staat of bereid om het Hamasgeweld te beteugelen.
    Toen in 2001 de onverzoenlijke Sharon aan de macht kwam, werden de slepende onderhandelingen met de Palestijnen niet eens meer hervat. Sharon stelde Arafat verantwoordelijk voor de aanslagen, ook al kwamen die van Hamas.

 

 

 

 

§5.2 Van New York naar Bagdad

De aanslagen op de Twin Towers en het Pentagon schokten de wereld. Door deze aanslagen voelde Israël zich nog sterker verbonden met de VS. Premier Sharon verzekerde: dat wat de VS was overkomen voelde Israël al jaren: mikpunt te zijn van terroristische aanslagen. President Bush jr. deed geen moeite om Israël te dwingen tot uitvoering van de VN-resoluties. Dat gold met name voor resolutie 242 uit 1967. Bush kondigde een ‘war on terrorism' aan en riep alle landen op om mee te doen.

 

De leider van het netwerk, Al-Qaida Osama Bin Laden, riep alle moslims ter wereld op tot de jihad tegen het Westen. Hij hield zich schuil in Afghanistan, waar sinds 1996 de Taliban aan de macht waren: een beweging van moslimfundamentalisten, die muziek, films, voetbal en alcohol uitbannen.

 

Toen de Taliban weigerden Bin Laden uit te leveren, begon president Bush samen met de Britse premier Tony Blair, en met steun van Afghaanse strijdgroepen en van zijn NAVO-bondgenoten een oorlog.

 

Om de jacht op terroristen in Afghanistan voort te zetten en de wederopbouw van het door de oorlog geteisterde land ter hand te nemen, installeerde de NAVO er verscheidene troepenmachten, waaronder een Nederlands contingent.

 

In 2002 verschoof president Bush zijn aandacht van Bin Laden naar Saddam Hoessein. Ongetwijfeld speelde ook de afloop van Operatie Desert Storm daarbij een rol. Op grond van informatie, die achteraf twijfelachtig bleek te zijn, verklaarde Bush dat Saddam Hoessein in het bezit was van massavernietigingswapens en dat hij samenwerkte met de terroristen van Al Qaida. De VS lanceerden een nieuwe politiek: breng de westerse democratie naar het Midden-Oosten, desnoods met een preventieve oorlog.

 

De VN-Veiligheidsraad nam in november 2002 unaniem resolutie 1441 aan, die Irak aan een tijdpad van wapeninspecties onderwierp. Die resolutie bood geen rechtvaardiging voor militair ingrijpen maar Bush wilde een omverwerping van het regime van Saddam Hoessein.

 

De Arabische landen waren echter van mening dat het de VS niet ging om de democratie maar om de olie van Irak.

 

Hoewel Bush geen steun kreeg van de VN vond hij dat resolutie 1441 voldoende legitimatie bood om militair tegen Irak op te treden. Dat leidde tot grote onrust bij Duitsland en Frankrijk, twee NATO-partners, en Rusland.

 

Op 20 maart 2003 begonnen de VS en Groot Brittannië met de 'Operatie Iraqi Freedom'. Ze waren superieur aan de Iraakse strijdkrachten en al op 9 april viel Bagdad in Amerikaanse handen.

 

De Amerikanen maakten in 2003 de fout om Irakezen die hun land namens de Baath partij hadden bestuurd, naar huis te sturen, inclusief militairen en politiemannen. Daardoor viel het overheidsgezag weg en ontstond er chaos. Overal werden overheidsgebouwen, ziekenhuizen, warenhuizen en musea geplunderd. De zoektocht naar massavernietigingswapens was echter tevergeefs. De chaos escaleerde verder en bij pogingen de orde te herstellen vielen honderden doden. De Amerikaanse patrouilles toonden gebrek aan respect voor de Arabische cultuur en het land werd een broedplaats voor terroristen.

 

Toen in 2004 foto's verschenen uit de Abu Ghraib-gevangenis, waaruit bleek dat Amerikaanse soldaten gevangen mishandelden en vernederden, voedde dit de anti-Amerikaanse gevoelens.

 

Daarbij vonden er ook tientallen aanslagen plaats, door middel van autobommen, tussen de sjiieten en soennieten en bij gijzelingsacties werden westerse personen doelwit.

 

Het aantal burgerslachtoffers liep snel op en het aantal gesneuvelde Amerikaanse soldaten loopt op naar de 4000.

 

De VS wilden een machtsoverdracht aan politici in Irak en begin 2005 vonden er verkiezingen plaats voor een parlement dat een nieuwe grondwet diende op te stellen. Na aanname van die grondwet werd er een regering van nationale eenheid gevormd. Op grond van de verkiezingsuitslag kregen de Koerden en sjiieten hierin de overhand. De vraag was echter of de soennitische minderheid, die grotendeels tegen de grondwet had gestemd, bereid zou zijn het politieke spel mee te spelen.

 

§5.3 Iran, de onzekere factor

De sjiieten in Irak waren actief gesteund, vanuit het buurland Iran. Iran was het hart van de sjiitische islam. Mahmoud Ahmadinejad was president, een uitgesproken islamitische hardliner. Hij riep herhaaldelijk op tot vernietiging van de staat Israël. In en buiten Iran deelden veel islamieten zijn haat tegen de staat Israël. Haat tegen de ‘zionistische entiteit’ was hét middel om de Iraniërs als één man achter het regime in Teheran te verenigen.

 

Ahmadinejad kondigde ook een nucleair programma aan, wat eigenlijk bedoeld was om kernenergie op te wekken. Voor de VS stond vast dat Iran werkt aan de productie van atoomwapens. In 2010 werd de 1e kerncentrale van Iran opgestart, gebouwd met Russische hulp. De VS en Israël achtten de atoombewapening van Iran een acute bedreiging. De VN-veiligheidsraad legde sancties op aan Iran, die leidden tot gebrek aan de meest elementaire levensbenodigdheden in het hele land.

 

In 2012 overwoog de regering van Israël een aanval op de atoombunkers van Iran te doen. Velen vreesden voor het voortbestaan van de Joodse staat. Amerika probeerde Israël van eigenmachtig optreden af te houden, door zelf de meest geavanceerde apparatuur te ontwikkelen om de Iraanse atoombunkers te kunnen verwoesten.

 

Als Iran zou terugslaan, kon een regionale oorlog het Midden-Oosten in brand zetten, met ernstige gevolgen voor de wereldeconomie en –vrede. Niet ingrijpen zou ook ernstige gevolgen kunnen hebben. Saudi-Arabië, Turkije en Egypte zouden ook een atoombom willen ontwikkelen.

 

In 2013 stuurde de Israëli’s een bericht naar de Iraanse burgers om hun verlangen naar vrede te uiten, onder het motte Israël loves Iran. Deze werden ook beantwoord.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.