Hoofdstuk 5
1500-1600
Periode: De vroegmoderne tijd
Tijdvak: Tijd van ontdekkers en hervormers
Kenmerkende aspecten:
5.1 Renaissance
5.2 Europese Expansie
5.3 Kerkhervorming: protestantse reformatie
5.4 Nederlandse opstand > stichting Nederlandse staat
Renaissance
- Het veranderen van het mens- en wereldbeeld en het begin van nieuwe wetenschappelijke belangstelling
- De terugkeer naar de klassieke oudheid
- Ontstaan humanisten: geleerden die de klassieke taal- en letterkunde en filosofie bestudeerden en vertaalden
- Ontstond als eerst in Italiaanse steden: handelaars en bankiers
Europese expansie
Kolonies voor:
- Handel met nieuwe specerijen
- Macht vergroten (Spanjaarden in Zuid-Amerika)
- Geloof verspreiden (Christendom)
Kerkhervorming: de protestantse reformatie
Erasmus: humanist
- Had kritiek op de kerk: schreef boek ‘Lof der Zotheid’, hierin kwamen deze kritiekpunten voor:
- Onwetendheid
- Bijgeloof
- Aandacht voor uiterlijk
- Ondanks kritiek blijft hij wel bij de katholieke kerk
Luther
- Timmerde pamflet met stellingen op de kerk volgens verhaal
- Reactie van de paus op pamflet zorgde voor reformatie binnen de kerk
- Kritiekpunten Luther:
- Rijkdom en corruptie in de kerk
- Aflaten: het kwijtschelden van boete
- Bijbelstudie en bidden in plaats van priesters
- Was voor het protestantisme
Calvijn
- Na Luther en nog radicaler
- Zorgde voor een nog strengere stroming binnen het protestantisme > Calvinisme
- Zijn opvattingen:
- Bij geboorte vastgesteld wie er naar de hemel mag en wie niet > de mens heeft geen invloed
- Vroom leven en soberheid
- Een vorst heeft geen zeggenschap over het geloof
- Geen hiërarchie binnen zijn kerk
De Nederlandse Opstand
Vanaf 1515 Karel V bestuur Nederlanden:
- Nog geen echte eenheid
- Ieder gewest had eigen regels en gewoontes
- Karel V was van ieder gewest apart landsheer: graaf van Hollad, hertog van Brabant etc.
- In ieder gewest 1 vertegenwoordiger: stadhouder
- Karel V probeerde centraal bestuur te versterken, lukte in de loop der jaren ook
- Wilde ook het katholieke geloof beschermen
Filips II nam bestuur van zijn vader over: 1555
- Zette politiek voort
- Wilde ook ketterij bestrijden, maar kreeg minder steun dan zijn vader kreeg
De Nederlandse gewesten wilden particularisme, en dit botste met Filips’ idealen van centralisatie.
Zorgde voor verzet en opstand > Willem van Oranje leider verzet
Republiek gesticht in 1588
Hoofdstuk 6
1600-1700
Periode: Vroegmoderne tijd
Tijdvak: Tijd van regenten en vorsten
Kenmerkende aspecten:
6.1 Begin van een wereldeconomie
6.2 De gouden eeuw
6.3 Het absolutisme
6.4 Wetenschappelijke revolutie
Wereldeconomie
VOC:
- Ontstaan handelskapitalisme: handel over de hele wereld
- Begon bij de Molukken > werd veroverd door de Portugezen
- Monopolie
Gouden eeuw
- Macht in handen van regenten:
- Honderden heren, zaten in stedelijke, provinciale en plattelandsbesturen
- Hoorden meestal tot handelselite
- Economische en culturele welvaart
- Amsterdam belangrijkste stapelmarkt van Europa
- Mercantilisme: Ook wel economische kant van het absolutisme. Staat probeert door middel van economische maatregelen de nationale economie te versterken
Wetenschappelijke revolutie
Copernicus: Eerste wetenschapper die erachter kwam dat de aarde om de zon draait. Eerst werden zijn ideeën als onzin beschouwd, maar in de 17e eeuw werden ze uitgewerkt.
Revolutie op zijn hoogtepunt bij Newton.
Galileo Galilei: Belangrijke sterrenkundige.
- Andere kijk op de mens (anatomie) en wereld (sterren-, natuur- en wiskunde)
Hoofdstuk 7
1700-1800
Periode: Vroegmoderne tijd
Tijdvak: Tijd van pruiken en revoluties
Kenmerkende Aspecten:
7.1 Verlichting
7.2 Ancien régime
7.3 Democratische revoluties
7.4 Europese overheersing en opkomst abolitionisme
Verlichting
Opkomst verlicht denken door filosofen: toegepast op godsdienst (vaak met veel kritiek), politiek, economie en sociale verhoudingen. Rationalisme.
Filosofen:
- Kant: absolute vrijheid ‘De bevrijding van de mens’
- Voltaire: Geen democratie maar een absolute vorst die: kerk onder de duim hield, vrijheid van denken garandeerde en vooruitgang bevorderde
- John Lo >Montesquieu: Macht in 1 hand leidt tot machtsmisbruik en onderdrukking. Gescheiden macht: wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht: driemachtenleer. Geen democraat.
- Rousseau: democraat, voor volkssoevereiniteit: volk heeft de grootste macht.
- Adam Smith: paste rationalisme toe op economie: regering moet zich zo min mogelijk bemoeien met de economie.
Ancien régime
Absolutisme onder leiding van Lodewijk XV en XVI.
Groei nijverheid en handel in de Franse landbouw stedelijke samenleving
Verlicht absolutisme: ‘alles voor het volk, niets door het volk.’ In Pruisen onder leiding van Frederik de Grote:
- Niet aangesteld door God, maar eerste dienaar van de staat
- Schafte censuur af
- Zorgde voor vrijheid van meningsuiting, godsdienstige verdraagzaamheid en onafhankelijke rechters. Liet adel ongemoeid dus hervormingen bleven beperkt.
Democratische revoluties
In Westerse landen > zorgde voor discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.
Amerikaanse revolutie voorbeeldfunctie.
Franse revolutie
- Eindigde in 1793 met onthoofding Lodewijk XVI
- Grondwet gebaseerd op ideeën filosofen > met grondwet en grondrechten.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden