Hoofdstuk 4

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 973 woorden
  • 20 juni 2015
  • 82 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
82 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Fix onze energie!

Studeer energie & techniek. Iedereen staat te springen om jou! We hebben namelijk veel technische toppers nodig die de energie van morgen fixen. Met een opleiding in energie & techniek ben je onmisbaar voor de toekomst. Check Power Up The Planet en ontdek welke opleiding het beste bij je past! 

Check Power Up The Planet!

Oriëntatieparagraaf.

Dit tijdvak heet de tijd van regenten en vorsten en was van 1600 tot 1700. Kenmerken van dit tijdvak zijn: dat het mensbeeld veranderde, er een wetenschappelijke revolutie kwam en dast de vorsten steeds meer gingen streven naar de absolute macht.

Paragraaf 1

De mens was steeds meer zelf centraal te komen staan. Doordat mensen meer boeken gingen lezen en onderzoeken gingen doen kwam er een wetenschappelijke revolutie. René Descartes leefde van 1569 tot 1650. Zijn ouders waren erg rijk, ze waren van bourgeoisie. Hij was zijn tijd ver vooruit, zeker toen hij een nieuwe manier van filosoferen wilde ontwikkelen. Hij was van mening dat iedereen met een andere blik naar de wereld keek, daarom was het lastig om onderscheid te maken tussen werkelijkheid en illusie. Hij vond dat je aan alles moest twijfelen. Van hem is de wel bekende uitspraak: ik denk dus ik ben. Vanaf hem is twijfel nog steeds het startpunt van wetenschappelijk denken.

Francis Bacon leefde van 1561 tot 1626. Hij sloot zijn theorieën aan op die van Descartes en op die van Spinoza. Bacon noemde het verschil tussen de waarneming van mensen de menselijke dwaling. Volgens hem waren er 4 dingen die het menselijk verstand beïnvloeden. Dat waren hartstocht, aanleg en opvoeding, spraakverwarring en de ideeën van andere filosofen.

Observeren is nauwkeurig bekijken van iets. Experimenteren is proeven doen om op antwoorden te komen. Dit is ook waarnemen wat er gebeurd. Redeneren is een eigen gedachtegang ontwikkelen en die proberen te volgen. Dit heeft dus allemaal met elkaar te maken.  Anthonie van Leeuwenhoek leefde van 1632 tot 1723. Hij bekeek voor het eerst dingen onder de microscoop. Hij beschreef de dingen die hij zag erg nauwkeurig. Hij was op 2 dingen nieuw: hij observeerde zelf, en hij ontwikkelde de microscoop.

Inductie is van een afzonderlijk waarneming een theorie maken. Deductie is het afleiden van een waarheid uit een redenering.

Isaac Newton leefde van 1643 tot 1727. Hij bedacht een algemeen geldende natuurwet. Dit was dat er ook buiten de aarde zwaartekracht was.

Paragraaf 2

John Locke leefde van 1632 tot 1704. Hij vond dat iedereen gelijk was. Volgens hem had de natuur niemand meer macht gegeven dan de ander. Hij noemde de rechten die mensen hadden de natuurrechten. hij vond dat een vorst of een koning macht had, omdat mensen de macht aan een vorst gegeven hadden en het volk als tegendeel luisterde naar de vorst. Andere mensen geloofde in Droit Divin. Dit is dat een vorst goddelijk recht hadden.

Thomas Hobbes leefde van 1588 tot 1679. Omdat een mens gericht is om te overleven, koos het volk een vorst om te kunnen overleven. Anarchie voorkom je door een staatsvorm te kiezen met één sterke leider.

Voor het interpreteren zijn 3 dingen belangrijk namelijk: de doel van de verklaring, van een tekst, van een afbeelding of van een interview.

Paragraaf 3

Feodale samenleving is dat de vorsten een te groot gebied bezaten om zelf alles te besturen, dat ze delen aan edelen gaven. De standensamenleving, er waren 3 standen. De 1ste stand was de geestelijkheid, de 2de stand was de adel en de 3de stand is de burgerij. De standenvertegenwoordiging was dat de koning de standenvertegenwoordiging bijeen riep om zaken te bespreken. Een bede is een verzoek aan de het volk van de koning om geld. De standenvertegenwoordiging gaf wel of geen toestemming voor een bede. Iedere staat had privileges. De standenvertegenwoordiging zorgde ervoor dat die privileges goed werden. De geestelijkheid en adel betaalden geen of weinig belasting. De 3de stand betaalden voor de kosten van oorlog, bestuur en hofhouding. De 3de stand had het het zwaarst. Centralisme is een wetgeving voor heel het land en een centrale belastinginning. De koning koos hiervoor omdat hij wilde dat er één koning aan de macht kwam en dat er één vaste plek was om het land te besturen. Het geloof van de koning was het geloof van het volk. Absolutisme is als iemand de absolute macht heeft en aan niemand behalve God verantwoording hoeft af te leggen. Koning Lodewijk XIV is een absolute vorst

Paragraaf 4

Dit wil je ook lezen:

De positie van de koningen was ijzersterk omdat de koning zei dat het koningschap van God kwam en voor hen was bestemd, en iedereen geloofde in God. De kardinalen waren geestelijke die tijdelijk het koningschap overnamen tot dat de koning oud genoeg was om zelf te regeren. In het Edict van Nantes stond dat protestanten gewetensvrijheid kregen en hun godsdienst mochten beoefenen. Lodewijk XIV vond dat al zijn onderdanen hetzelfde geloof moesten hebben als hij. Hugenoten zijn mensen die zich moesten bekeren of vertrekken. Bourgeoisie is waarschijnlijk een hogere stand. De Franse bevolking was niet blij met het bestuur van Lodewijk XIV omdat al het belastinggeld opging aan oorlogen en het dure hofleven.

Paragraaf 5

Twee absolute vorsten zijn Karel I en Lodewijk XIV. In 1625 kwam Karel I op de Engelse troon. In 1534 werd de anglicaanse Kerk opgericht, het was een mix tussen het protestantse en het katholieke geloof. Karel I was de leider van die kerk. De welgestelde burgerij had veel macht en zij vormden de Engelse standenvertegenwoordiging. Doordat Karel II dacht dat hij het parlement voor zijn financiële karretje kon spannen daardoor was het parlement tegen hem.

Karel vroeg veel van het parlement en in ruil daarvoor gaf het parlement regels aan Karel die zijn macht zouden beperken. Karel liet een paar parlementariërs arresteren. Zo ontstond er een burgeroorlog. Het parlement had een parlementaire democratie daardoor hadden ze besloten dat Karel de doodstraf kreeg.

Toen Mazarin overleed trok Lodewijk XIV alle macht naar zich toe en zette de adel buitenspel.

De maatregelen die Lodewijk nam zodat de edelen niet in opstand kwamen zijn: Hij liet edelen delen van het jaar in zijn paleis wonen. Sommige edelen kregen een functie.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.