Hoofdstuk 4 §1, hoofdstuk 5 § 1,4,5, hoofdstuk 6 §1-3

Beoordeling 4.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo | 1845 woorden
  • 23 juli 2008
  • 43 keer beoordeeld
Cijfer 4.7
43 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Frankrijk in de tijd van het absolutisme

§4.1 Absolute macht


Wat is absolute macht?

Een koning zoals Lodewijk XIV had absolute macht, dat betekend dat hij boven alle wetten stond. Hij kon de wetten veranderen wanneer hij wilde, en zijn wil was wet, oftewel alles wat hij wilde was oké.

Waarom was het logisch dat de vijfjarige zoon van Lodewijk XIII zijn vader opvolgde?

God wil het zo. In de 17e eeuw was God voor alles de verklaring.

Wie volgde de koning op voordat Lodewijk XIV oud genoeg was?

Mazarin, hij was de eerste minister, hij regeerde van 1643 t/m 1661.


Wat is centralisatie?

Centralisatie is het regeren van het land vanuit één punt. Met ook als doel om één soort wetten in het hele land te krijgen.

Hoe was de macht verdeeld in Frankrijk?

De koning was de aller machtigste, maar zijn ambtenaren waren ook heel machtig. Want de ambtenaren zaten door het hele land. Als de koning niet dichtbij was konden de ambtenaren veel zelf beslissen. Het ging van vader op zoon, ze leken erg op de adel, maar de echte adel was het er daar niet mee eens en daarom liet hij ze in zijn paleis wonen. Zo werden de edelen goed gecontroleerd en konden ze moeilijk in opstand komen. Want edelen waren vrij zelfstandig en ambtenaren deden veel meer wat de koning wilde.

Wat zijn hugenoten?

De hugenoten waren de protestante mensen in Frankrijk. Tien procent van de bevolking was hugenoot. De koning ging steeds meer verbieden voor de hugenoten. Het werd zelfs zo erg dat de hugenoten het land uitvluchtten. Maar er is ook een periode geweest dat Hugenoten wél in Frankrijk mochten geloven wat ze wilden, maar Lodewijk wilde ALLE macht Wat hij geloofde moesten al zijn onderdanen geloven.

Was Lodewijks macht echt onbeperkt?

Nee, dat was het niet. Er waren drie redenen waardoor dat niet kon. De eerste reden was dat verschillende mensen andere rechten hadden. Bijv. de edelen en de burgers.
De tweede reden was dat tradities in de 17e eeuw erg belangrijk waren. Belangrijker dan tegenwoordig. Én als je gewoontes gaat veranderen, krijg je ontevreden mensen en misschien wel een opstand.
En verder was het voor Lodewijk lastig om zijn onderdanen te bereiken. Het was dus gewoon moeilijk om alle veranderingen door het hele land te krijgen.

Wat was bijvoorbeeld een grote verandering in de tijd dat Lodewijk XIV regeerde?

De staat kreeg meer invloed op het leven van de mensen. En de groeiende macht van de burgers was ook een grote verandering.


De democratische revolutie in Nederland

§ 5.1 De Bataafse Revolutie

Wat waren de oorzaken van de opstand?

De burgers vonden dat het door de stadhouder kwam dat het slecht ging met Nederland. Want de stadhouder was niet gekozen door het land. Hij was toevallig iemand uit de koninklijke familie. Nederland was vroeger het rijkste land van Europa, maar de andere landen ontwikkelden zich sneller. Daardoor leek het alsof Nederland achteruit ging. Men kon in die tijd geen reden vinden waarom Nederland macht begon te verliezen, maar zag wel dat de macht minder werd. En men vond dat niet leuk.

Waardoor mislukte de revolutie in 1785?

De stadhouder werd weggedreven, maar dat duurde maar twee jaar. De stadhouder kreeg hulp van een koning (zijn schoonvader) uit het Duitse koninkrijk Pruisen. Die koning kan de patriotten makkelijk verslaan. Want hun vrijwilligersleger was niet opgewassen tegen het beroepsleger van de Pruisen.

Waardoor lukte de revolutie in 1795 wel?

De patriotten waren deze keer de mensen die hulp uit het buiten land kregen. Ze kregen hulp uit Frankrijk. Deze mensen hadden al de nodige ervaring en wisten dus hoe ze te werk moesten gaan. De stadhouder Willem V vluchtte naar Engeland en de patriotten namen het bestuur over.

Welke twee belangrijke zaken staan er in de grondwet?

In de grondwet staat:
Welke rechten het volk heeft.
Aan welke regels de regering zich moet houden.

Wat stond er in de Bataafse grondwet?

In de Bataafse grondwet stonden: vrijheid, gelijkheid en democratie.


Waarom regeerde een absolute vorst niet met een grondwet?

Door de grondwet was bijv. iedereen gelijk, en als iemand dat niet vond konden de mensen zeggen: kijk maar het staat in de grondwet! En de koning kan niet meer zeggen: mijn wil is wet. Want ook de koning moest zich aan de grondwet houden en kon dus niet meer naar eigen willekeur regeren.

Wat gebeurde er in de Franse tijd?

Napoleon kwam in Frankrijk aan de macht. Hij was zo machtig dat hij alles kon doen wat hij wilde. Frankrijk werd daardoor een dictatuur. Later werd Nederland ook bij Frankrijk gevoegd. Dat was in 1810. In 1813 werd Napoleon verslagen, en verlieten de Fransen het Nederlandse rijk.Eigenlijk hoort Nederland al sinds de Franse inval in 1795 bij Frankrijk maar krijgt een broer van Napoleon als Koning. Dan lijkt het nog alsof Nederland Zelfstandig is, maar de Fransen maken de dienst uit.

Wat gebeurde er nadat Napoleon weg was met Nederland?

De zoon van Willem V kwam terug uit Engeland en hij ging bijna regeren als absolute vorst. Zijn voorbeeld was Napoleon. de zoon van Willem V werd geen Willem VI genoemd maar Willem I. Want Willem I was koning en zijn vader was stadhouder. Maar er komt wel een grondwet.

Hoofdstuk 6, West-Europa in e tijd van der industriële revolutie. §§ 1,2,3

§ 6.1 de industriële revolutie


Het begint allemaal met een verandering in de manier van produceren.
Voor machines heeft men aandrijfkracht nodig, dus worden er machines (watermolens) gebouwd bij rivieren,
Daaromheen gaan arbeiders wonen. Zo ontstaan er in Engeland veel nieuwe steden.
Dat gaat nog sneller als er gebruik wordt gemaakt van stoommachines, men gaat dan op plaatsen waar veel steenkool en ijzererts in de grond zit wonen.

Wat waren de voordelen van fabrieken?

De voordelen van fabrieken waren:

Het werk ging sneller. Het was goedkoper om met machines iets de produceren. Omdat er grote hoeveelheden in een keer konden geproduceerd worden, was het goedkoper voor de burgers en zo konden zij meer kleding kopen. Het land werd industriële omdat er steeds meer mensen hun geld aan nieuwe fabrieken uitgaven.
De tekening van Rivera en in de teksten eronder maken ook duidelijk dat er nogal wat nadelen voor arbeiders aan de nieuwe machines zitten. Die moet je niet vergeten.

Wat gebeurde er tijdens de verstedelijking?

Doordat er steeds meer nieuwe technieken kwamen, waren in de landbouw minder mensen nodig. Doordat de boeren daardoor werkloos waren trokken ze naar de stad. In de stad gingen ze werken in de industrie. Zo groeide de fabrieken en omdat er steeds meer mensen naar de stad kwamen groeide de stad ook. Er kwamen steeds meer steden en toen de stoomtrein was uitgevonden konden de steden ook goederen met elkaar handelen.

Wat voor gevolgen hadden al deze fabrieken op het milieu?

Door de stoommachines die op steenkool werkten kwam er rook vrij. Deze rook verspreidde zich boven de stad tot een zwarte deken vies spul.
Het afval werd in de sloot en op de grond gegooid. Zodat deze vervuild werden.
De aardbodem werd leeggehaald omdat er aardgassen en aardolie in zat. Steenkool

Wanneer begonnen de mensen te denken aan het milieu?

In de 19e eeuw waren de mensen blij met de fabrieken, deze zorgden voor werk en welvaart. Maar dat in de 20e eeuw begonnen de mensen te denken aan de milieuvervuiling. Want deze mensen hadden door dat het niet goed ging zo. Want de energiebronnen raken op en de lucht is vervuild. Maar dat gebeurt pas vanaf ongeveer 1970

Wat gebeurde er tijdens de industrialisatie in Nederland?

Rond 1870 begon Nederland ook met het industrialiseren. Dat was eerst niet nodig omdat met de handel genoeg werd verdiend. Er kwamen nieuwe voorzieningen zoals wegen, spoorwegen en kanalen. Zo kon er makkelijker gehandeld worden. Er werden vernieuwingen aangebracht op de textielfabrieken en er kwamen ook nieuwe industrieën bij. Ons land industrialiseerde snel. Nederland zag er heel anders uit, veel dorpen veranderden in steden en overal waar je bent zijn er wel sporen van industrialisatie.


§ 6.2 de sociale kwestie

Wat waren de verschillen in rijkdom en de woonomstandigheden?

Omdat de verstedelijking zó snel ging, waren er te weinig woningen. De rijke mensen mochten dan in een goed huis wonen en de arme mensen hadden maar te leven in een krot. In zo’n krot waren de voorzieningen slecht en omdat er dus weinig hygiëne was waren er veel ziektes. Er werd wel veel geld verdiend door de industriële revolutie maar het geld werd niet eerlijk verdeeld. De armen mensen waren nog armer geworden, en daar deden de rijke mensen niets aan.
Sterker nog: veel rijken verdienen hun geld met het (te) snel bouwen van huizen (die daardoor slecht van kwaliteit waren) en die vervolgens aan armen te verhuren.
Wat waren de arbeidsomstandigheden?
De werkgevers waren niet aardig tegen de arbeiders. De mensen werkten veel te lang en de fabrieken waren smerig. Ook kinderen werkten 12 uur per dag.

Hoe waren de kansen op een betere positie?

De kansen waren beperkt, want de arbeiders hadden maar te doen wat de baas zei. Gaan staken had geen zin want dan werd je ontslagen. Als je ander werk wilde moest je wel een opleiding hebben gehad, want de mensen in een kantoor moesten kunnen lezen en schijven. Als je dat niet kon moest je dus wel in een fabriek werken. De regering maakte rond 1860 het onderwijs beter, en toegankelijk voor iedereen. Zodat ook de arbeidskinderen later een goede baan konden krijgen. Het duurde wel tot in de 20e eeuw voordat dat te merken was.
Omdat de machines steeds ingewikkelder worden, komt er meer behoefte aan arbeiders die een opleiding hebben gehad om met machines om te gaan. Mede daardoor komt er langzamerhand onderwijs voor alle kinderen (leerplicht)


§ 6.3 oplossingen voor de sociale kwestie

Adam Smith?

Adam Smith was een meneer die een boek schreef over hoe de samenleven kon veranderen zodat alles eerlijk verdeeld kon worden.
Belangrijkste: de wet van vraag en aanbod

Wat is economisch liberalisme?

Het Latijnse woord “liber” betekent vrij. Het economisch liberalisme was dus de vrije markt. Liberalen geloofde dat de sociale kwestie zelf wel op zou lossen, omdat het nu goed ging in de industrie. Als het goed ging met de economie, konden de bazen de arbeiders meer geld betalen en zo zouden de arbeiders het steeds beter krijgen.
De (vrije) markt zal er zelf wel voor zorgen dat er meer welvaart komt voor iedereen, ook voor de arbeiders.

Wat is het socialisme?

Toen in de 19e eeuw duidelijk werd dat de sociale kwestie niet vanzelf oploste, ontstonden er weer nieuwe denkbeelden over de sociale kwestie. De socialisten wilden dat de regering de economie zou regelen. Ze wilden dat er wetten kwamen voor lonen, werktijden en betere woningen. De belangrijkste socialist was Karl Marx. Hij dacht dat de arbeiders het steeds slechter zouden krijgen en daarom moest er snel iets gebeuren. Nee, daardoor zou er een revolutie komen die iedereen gelijk zou maken.

Wie waren de confessionelen?

De confessionelen hadden ook wel een mening, ze waren het niet eens met de liberalen. Maar ze deden er niets aan, want als God het zo wilde dan was het zo.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.