Gallo-Romeinen en Franken
Een deel van de Germaanse en Keltische stammen waren in het Romeinse rijk gaan leven met als taak de grenzen te verdedigen. Deze stammen werden feoderati genoemd. In de 5e eeuw waren de grenzen van het romeinse rijk zo verzwakt dat stammen in grote hoeveelheden het rijk binnen trokken. Deze hoeveelheden waren ze groot dat we spreken van volksverhuizingen. Doordat mensen op de vlucht sloegen en hun grond onbeheerd achter lieten stortten de voedselvoorziening en de handel in, er ontstonden hongersnoden en overal werd gevochten en geplunderd. In Gallië waren het vooral Franken die gebieden innamen. De krijgsheren heersten over de Gallo-Romeinen (Galliërs die de Romeinse cultuur hadden overgenomen) en hun eigen soortgenoten. De Germanen vormden de nieuwe elite maar behielden van de Romeinse cultuur wat ze er bruikbaar aan vonden. De romeinse adel trouwde met Frankische families, zo onstond er een nieuwe Frankische adel.
Het feodalisme ontstaat
Clovis zoekt aansluiting bij Gallo-Romeinse elite.
481 nam Clovis de leiding op de Merovingen. Hij schakelt andere stamhoofden uit met geweld en sluwe politiek. Na 20 jaar is hij de koning van de Franken.
Clovis bekeerd zich tot katholieke christendom, hij wordt gedoopt.
Clovis kreeg steun van zijn vazallen om groot gebied te veroveren en te behouden.
Vazallen bonden zich door eed van trouw af te leggen.
Vazallen konden ook administratieve of juridische taken beschikken.
Clovis’ dood → rijk verdeeld onder zijn zonen.
Clovis’ opvolgers konden hun positie niet handhaven → Karel Martel kreeg de macht
Zijn regerende familie (dynastie) worden Karolingen. Karel had vaak veldslagen met islamitische Arabieren. De koning wilde ridders aan zich vestigen maar hiervoor moest hij ze belonen. Dit deed hij met leen. Hieruit ontstond het feodalisme oftewel leenstelsel. De koning was de leenheer de ridder de leenman.
Karel de Grote
Karel de Grote verdeelde zijn rijk in 400 graafschappen. De graven van deze gebieden moesten rechtspreken en de wetten van de koning uitvoeren. Zendgraven controleerden of de graven hun werk goed uitvoerden. Markgraven kregen een graafschap aan de grens van het rijk en verdedigden deze grenzen. De koning liet in zijn rijk paltsen (burchten) bouwen. Wanneer de koning er verbleef was het tijdelijk de hoofdstad van het rijk. Toen Rome in 733 werd aangevallen hielp Karel de paus. Toen dit weer gebeurde werd Karel in 800 in Rome tot keizer gekroond. Dit bracht hem in conflict met de keizer van het Byzantijnse Rijk.
Het Byzantijnse Rijk
Oostelijke helft v/h Romeinse Rijk → Byzantijnse Rijk, hoofdstad Constantinopel.
Keizer Justinianus wilde het Romeinse Rijk herstellen door west-romeinse gebieden te veroveren.
Dit lukte niet, om deze herovering te financieren putte hij zijn rijk uit dus dit hield geen stand.
Constantinopel kwam in de middeleeuwen tot economische bloei. De stad lag op een gunstige plaats van de handelsroutes. Het Byzantijnse Rijk week van de christelijke kerk af. Het rijk verzwakte en de Byzantijnse keizer in 800 moest accepteren dat Karel de Grote zich nu keizer kon noemen.
De zwakte van het leenstelsel
Leenmannen wilden hun gebied erfelijk maken. Als een koning dit toestond dan verloor hij de controle over het gebied, maar als hij dit niet toestond kon hij in conflict komen met een leenman. Dit kon een koning zich niet veroorloven omdat hij de leenmannen nodig had voor het verdedigen en het besturen van zijn rijk. Onder zwakke koningen werden leenmannen steeds machtiger. Leenmannen gingen zelf ook leenmannen benoemen, zogenaamde achterleenmannen die trouw zwoeren aan de leenman en niet aan de koning. Tijdens de Middeleeuwen moesten koningen hard vechten voor de erkenning van hun gezag.
De Noormannen
Macht Frankische vorsten bedreigd. Invallen door Noormannen die zich aangetrokken voelden tot de rijke steden en kloosters langs de kusten en rivieren in het zuiden die ze vaak tegenkwamen tijdens hun handelstochten. Karel de Grote had een kustverdediging opgezet met forten. Lodewijk de Vrome de zoon van Karel gaf Noormannen gebieden in leen, zij moesten nu het gebied beschermen tegen hun eigen landgenoten. Noorman Rollo kreeg een gebied in leen in Noordwest-Frankrijk van Karel de Eenvoudige. Dit werd Normandië genoemd. Hij gedroeg zich alleen niet echt als een leenman, hij deed wat hij wilde. 1066 einde van de Vikingtijd, de Noorse koning sneuvelde bij de poging van het verovering van Engeland.
Agrarisch-autarkisch
In het Romeinse Rijk hadden steden een bestuursfunctie. Het platteland werd beheerd door grootgrondbezitters. Grootgrondbezitters vormden samen met de Romeinse bestuursambtenaren en rijke handelaren de elite. Onder aan deze sociale ladder stonden de slaven. Ze deden het werk voor de elite. Dit heet een agrarisch-urbane samenleving. Na de Germaanse invallen organiseerden grootgrondbezitters hun land in domeinen. Deze domeinen waren grotendeels zelfvoorzienend (autarkisch). In plaats van een agrarisch-urbane samenleving ontstond nu een autarkisch-urbane samenleving.
Vrijen, horigen en lijfeigenen
Er ontwikkelde een machtige adel in de Middeleeuwen. Daaronder had je een laag sociale vrijen. Dit zijn boeren op eigen grond of landheren van gepachte boerderijen. De pacht werd in natura betaald. Deze mensen hadden vrije status en mochten deelnemen aan rechtsprekende vergaderingen. Deze vrijen moesten wel hun heer bijstaan op het slagveld. Een heervaart betekende voor vrijen dat ze hun akkers lange tijd onbeheerd moesten laten. In de zevende en achtste eeuw werden vele vrijen horigen zodat ze onder bescherming van een lokale heer op het land konden werken. Zij gaven hun heer dan een deel van de oogst, bewerkten zijn akkers en voerden verschillende herendiensten uit. Ze mochten het land van deze heer niet zomaar verlaten.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
B.
B.
super goede samenvatting! Maar is het niet in 773 dan Karel de Grote de Paus te hulp schoot i.p.v 733
6 jaar geleden
Antwoorden