Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 3 paragraaf 1 + 2

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 1043 woorden
  • 3 juni 2012
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Paragraaf 1 : kenmerken van de industriële samenleving

Het begrip industrialisatie

In de wereld waarin wij leven, spelen machines een belangrijke rol. Het is haast niet voor te stellen dat het ooit anders geweest is. En toch maakt men pas de laatste 200 jaar op grote schaal gebruik van machines. Toen zijn mensen pas gebruik gaan maken van gas, olie, elektriciteit en atoomenergie. Het gebruik van al deze nieuwe machines en energiebronnen werd pas mogelijk door een groot aantal uitvindingen vanaf het einde van de 18e eeuw. En aan die uitvindingen is nog steeds geen eind gekomen. De uitvindingen maakten het bestaan van industrieën mogelijk. Maar daar was nog meer voor nodig ;

 Energiebronnen ~ door allerlei uitvindingen kwamen er in de laatste twee eeuwen energiebronnen bij als gas, olie, elektriciteit en atoomenergie.

 Grondstoffen ~ deze werden deels uit Europa, deel uit de koloniën gehaald.

 Zeer veel kapitaal ~ Het meeste kapitaal werden in de beginperiode door rijke kooplieden en banken verschaft.

 Voldoende arbeidskrachten ~ vanaf de 18e eeuw groeide de bevolking sneller dan daarvoor en waren door veel uitvindingen steeds minder arbeidskrachten nodig in de landbouw. Steeds meer werk werd met machines gedaan.

Toen het belangrijkste middelen van het bestaan van de mens jagen en verzamelen waren, veranderde er veel toen dit akkerbouw en veeteelt werd. En opnieuw veranderde er veel toen voor veel mensen in West-Europa het belangrijkste middel van bestaan industrie werd. Zóveel, dat men sprak van de Industriële Revolutie (periode waarin de landbouw voor de meeste mensen in Europa als belangrijkste middel van bestaan werd vervangen voor de industrie). Door deze revolutie ontstond er een industriële samenleving (een samenleving waarin de meeste goederen in fabrieken worden gemaakt en waarin de meeste mensen in de steden wonen). Als een agrarische samenleving door het toenemen van het aantal industrieën veranderd in een industriële samenleving, wordt deze verandering industrialisatie genoemd.

In Engeland ontstond het eerst een industriële samenleving. Daar werd de industrialisatie al halverwege de 18e eeuw op gang gebracht. West-Europa en de VS volgden ongeveer een eeuw later. Aan het eind van de 19e begon het ook in Oost-Europa, Japan en andere landen van de wereld, maar daar bleef in de meeste gevallen landbouw nog het belangrijkste middel van bestaan.

De mogelijkheden die de industrialisatie bood, werden ongekend groot.

Paragraaf 2 : snelle groei van fabrieken en steden

De nieuwe machines waren veel te groot en te duur om thuis te kunnen worden gebruikt. Rijke ondernemers kochten werkplaatsen, machines en grondstoffen. De producten die in hun fabrieken werden gemaakt, werden door deze ondernemers verkocht. Steeds meer arbeiders gingen in deze fabrieken werken, en er dichtbij wonen. Zo ontstonden er nieuwe steden of groeiden de oude steden flink. Eerst werden de fabrieken dichtbij snelstromende rivieren geplaatst, dan kon het water gebruikt worden voor aandrijving van de machines. Maar toen de stoommachine uitgevonden werd, gingen de fabrieken bij ijzer- en steenkoolmijnen staan. In 1750 leefden 15% van de bevolking van Engeland in de steden. Een eeuw later was dat al 50%. Dat was later ook in andere landen van West-Europa.

Massaproductie werd ingevoerd

De groei van de fabrieken werd ook mogelijk door massaproductie, waarbij gebruik werd gemaakt van arbeidsverdeling en de lopende band.

 Massaproductie ~ productiesysteem waarmee grote aantallen van precies dezelfde producten worden gemaakt.

 Arbeidsverdeling ~ het maken van producten in verschillende stappen. (de arbeider hoefde maar één handeling te verrichten)

 Lopende band ~ brengt een product in wording van arbeider naar arbeider zodat elke arbeider zijn handeling zonder tijdsverlies kan verrichten.

Voordelen massaproductie:    

- Sneller en goedkoper geproduceerd    

- Massaproducten werden betaalbaar voor veel mensen.

- Kapotte onderdelen van producten konden nu worden vervangen

Nadelen massaproductie:

- Slechte werkomstandigheden van de fabrieksarbeiders

- Het werk werd eentoniger

- Er kwamen meer spanningen, want je moest aan een bepaald tempo voldoen.

- Veel minder aandacht voor de werknemer als mens.

In de tijd vóór de industrialisatie had de ambachtsman gereedschappen. Hij had ook plezier in zijn werk, maar toen er machines uitgevonden werden, hoefde hij die alleen nog maar te bedienen dus verloor hij het plezier in zijn werk. In de fabrieken had je geen geschoolde mensen nodig, dus er werkten vooral vrouwen en kinderen. Voor de fabrikant was dit gunstig, want die hoefde hij veel minder loon te betalen.

Kinderen werkten altijd al in de nijverheid of in de landbouw, maar nu moesten ze ook in de fabrieken werken. Dat leverde kritiek op, want dat was ongezond en gevaarlijk.

Dat het werk in de fabrieken ongezond en onplezierig was, bleek uit de volgende gegevens over een Engelse katoenfabriek in 1823.

 De arbeiders moesten 14 uur per dag werken

 Het was er ruim 30 graden, zodat de katoendraden minder snel knapten

 Als je bv. het raam openzette kreeg je een fikse boete

 Voor de fabrikant was de productie belangrijker dan de gezondheid van de arbeiders.

 Door het ongezonde werk braken er ziektes uit onder de arbeiders.

 Er gebeurden veel ongelukken.

Een ander probleem voor de arbeiders was het risico om werkloos te worden. Als er minder producten verkocht werden, ging de productie omlaag en kregen de arbeiders minder loon of werden ze ontslagen. Ook als machines een bepaalde handeling over konden nemen werden ze ontslagen. Werkloos worden was een ramp, want je had geen inkomsten dus kon geen eten betalen. Dus je kon alleen blijven leven als iemand anders zo lief was om je te helpen.

Leven in de steden verbetert vanaf eind 19e eeuw

Het leven van de fabrieksarbeiders was hard en heel zwaar. De woonomstandigheden waren bijzonder slecht. Families van 12 personen leefden in één kamer. Er was geen toilet en geen waterleiding. Je haalde je water in rivieren en beekjes waar ook de open riolen in uitkwamen! De onveiligheid was groot, en er was niets dat men in zijn (weinige) vrije tijd kon doen. Regeringen en particulieren zagen dat er iets gedaan moest worden voor de arbeiders in de steden. De belangrijkste veranderingen:

 Er kwam straatverlichting en openbaar vervoer

 Er kwamen meer uitgaansmogelijkheden

 De steden kregen ondergronds riolenstelsel

 Er werden waterleidingen aangelegd

 Er werd meer politie aangesteld om de burgers te beschermen

 Het aantal scholen, ziekenhuizen en bibliotheken werd uitgebreid

 De arbeiders gingen activiteiten organiseren om elkaar te helpen

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

- Veel minder aandacht voor de werknemer als mens.

In de tijd vóór de industrialisatie had de ambachtsman gereedschappen. Hij had ook plezier in zijn werk, maar toen er machines uitgevonden werden, hoefde hij die alleen nog maar te bedienen dus verloor hij het plezier in zijn werk. In de fabrieken had je geen geschoolde mensen nodig, dus er werkten vooral vrouwen en kinderen. Voor de fabrikant was dit gunstig, want die hoefde hij veel minder loon te betalen.

Kinderen werkten altijd al in de nijverheid of in de landbouw, maar nu moesten ze ook in de fabrieken werken. Dat leverde kritiek op, want dat was ongezond en gevaarlijk.

Dat het werk in de fabrieken ongezond en onplezierig was, bleek uit de volgende gegevens over een Engelse katoenfabriek in 1823.

 De arbeiders moesten 14 uur per dag werken

 Het was er ruim 30 graden, zodat de katoendraden minder snel knapten

 Als je bv. het raam openzette kreeg je een fikse boete

 Voor de fabrikant was de productie belangrijker dan de gezondheid van de arbeiders.

 Door het ongezonde werk braken er ziektes uit onder de arbeiders.

 Er gebeurden veel ongelukken.

Een ander probleem voor de arbeiders was het risico om werkloos te worden. Als er minder producten verkocht werden, ging de productie omlaag en kregen de arbeiders minder loon of werden ze ontslagen. Ook als machines een bepaalde handeling over konden nemen werden ze ontslagen. Werkloos worden was een ramp, want je had geen inkomsten dus kon geen eten betalen. Dus je kon alleen blijven leven als iemand anders zo lief was om je te helpen.

Leven in de steden verbetert vanaf eind 19e eeuw

Het leven van de fabrieksarbeiders was hard en heel zwaar. De woonomstandigheden waren bijzonder slecht. Families van 12 personen leefden in één kamer. Er was geen toilet en geen waterleiding. Je haalde je water in rivieren en beekjes waar ook de open riolen in uitkwamen! De onveiligheid was groot, en er was niets dat men in zijn (weinige) vrije tijd kon doen. Regeringen en particulieren zagen dat er iets gedaan moest worden voor de arbeiders in de steden. De belangrijkste veranderingen:

 Er kwam straatverlichting en openbaar vervoer

 Er kwamen meer uitgaansmogelijkheden

 De steden kregen ondergronds riolenstelsel

 Er werden waterleidingen aangelegd

 Er werd meer politie aangesteld om de burgers te beschermen

 Het aantal scholen, ziekenhuizen en bibliotheken werd uitgebreid

 De arbeiders gingen activiteiten organiseren om elkaar te helpen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.