Hoofdstuk 3: ‘De Tweede Wereldoorlog’
I: De aanloop van de Tweede wereldoorlog:
Het ‘Diktat’ van Versailles, omdat de Duitsers werden gedwongen was het voor Duitsland een ‘Diktat’.
Geannexeerd: gebieden tot zich nemen.
Arische ras: het ‘goede’ ras volgens Hitler(blond haar en blauwe ogen).
Het systeem van internationale veiligheid: de Volkenbond is er een voordeel van.
Volkenbond: een groep landen die met elkaar vergaderen om vrede te handhaven.
Herbewapening: een land opnieuw bewapenen.
Gedemilitariseerd: de gebieden worden bij de grens ‘volgegooid’ met militairen.
Appeasement-politiek: een soort van onderhandelingspolitiek.(een verzoeningspolitiek, het tegemoet komen aan de eisen van een dictator)
De vredesbepalingen van Versailles: .
Conferentie van München: ….
De Sudeten-duitsers: grote groep Duitstalige inwoners.
Anschluss: in februari 1938 sloten veel landen zich aan bij Duitsland(gewild of ongewild).
Vazalstaat: een ‘afhankele positie’ innemen dat onder een groter land staat.
Baltische staten: de kleine landjes aan de Baltische zee bij Rusland.
Mantsjoerije: een Japanse vazalstaat in China met Mansjoekwo als keizer van het land.
Groot-Aziatische Welvaartssfeer: Japanse propaganda dat de volkeren van Azië onder Japanse leiding tot een grotere welvaart komen(dreiging voor de VS).
Indochina: een franse kolonie.
Atlantic Charter: de overeenkomsten die op een boot werden gemaakt tussen Churchill en Roosevelt.
Nederlands-Indië: het land wat nu Indonesië heet, wat vroeger een Nederlandse kolonie was.
Pearl Harbor: Marinebasis Vs, dat door Japanse vliegtuigen werd aangevallen op 7 dec 1941.
II: Het verloop van de oorlog:
Collaborerend: samenwerkend.
Vichy-Frankrijk: het niet bezette deel van Frankrijk dat de autoritaire maarschalk Pétain stichtte(genoemd naar de stad waar de regering zetelde).
Battle of Britain: deel van de oorlog om Groot-Brittannië te veroveren.
De Bütz: nachtelijke bombardementen op Britse steden door Duitsland.
Operation Barbarossa: de aanval op de Sovjet-Unie.
De Wehrmacht: het Duitse leger van Hitler.
D-day: op 6 juni 1944 de invasie om Duitsland te verslaan.
Market Garden: in september 1944 de luchtlandingsoperatie bij Arnhem over de Rijn(mislukt)
Hongerwinter: de tijd – de zwaarste van de bezetting – van het NL van boven de rivieren.
Jalta: op de Krim, de ontmoetingsplaats van de grote 3 leiders van de VS, Uk en Sovjet-Unie.
Island hopping/leap frogging: het Amerikaanse tegenoffensief dat van eiland tot eiland tegen Japan was gericht.
Potsdam: voor het einde van de oorlog in Azië kwamen de drie leiders daar ook bijeen.
III: De holocaust
Holocaust: de moord op 6 miljoen joden.
Joods-bolsjewistische grootkapitaal: volgens Hitler de oorzaak van alle oorlog en ellende.
Kristalnacht: de ‘aanval’ op de joden in Duitsland door de SA.
Endlösung: het vernietigen van de joden in Europa.
Wannsee-conferentie: ….
Deportatie: het wegsturen.
Getto’s: afgelegen en afgesloten stadsdelen, bestuurd door joodse raden die de Duitsers moesten gehoorzamen.
Theresiënstadt: één van de getto’s (deze was in Tsjechië) die bedoeld was voor propaganda.
IV: Nederland bezet, 1940-1945
Capitulatie: omverwerping/overgeving.
Secretarissengeneraal: de hoogste ambtenaar van een land.
Oostfront: front tussen Rusland en Duitsland.
Nazificatie: bevolking over te halen tot de ideeën van de nationaal socialisten.
Germaans broedervolk: omdat Duitsland wilde dat Nederland aansloot bij Duitsland deden ze heel aardig.
Artsenkamer: medische hulp dat door de NSB was goedgekeurd.
Kultuurkamer: cultuur dat door de NSB was goedgekeurd.(meestal dan propaganda)
Gelijkschakeling: leden van de nationaal-socialistische partij controleren en vormen naar de nazileer.
NSB: nationaal-socialistische beweging.(partij van Hitler)
Ariërverklaring: een verklaring waaruit blijkt of je wel of niet joodse (groot)ouders had.
Persoonsbewijs: bewijs dat liet zien of je een jood was of niet.
Razzia: de ‘oppakking’ van de joden in Nederland.
Februaristaking: de staking in Amsterdam uit solidariteit voor de Joden.
Doorgangskampen: de kampen vóór de vernietigingskampen.(Vught en Westerbork)
April-mei-staking: staking doordat militairen werden gedwongen om in Duitse fabrieken te werken.
Arbeidseinsatz: de verplichte tewerkstelling van alle Nederlandse mannen in Duitsland, die niet speciaal onmisbaar waren in Nederland.
Ausweis: papiertje dat toestemming geeft om er te zijn.
Onderduiken: jezelf verstoppen voor de Duitse bezetters.
Hongerwinter: de winter van 1944, doordat er niet genoeg voedsel kon worden aangevoerd.
Accommodatie: het aanpassen aan de Duitsers, dit deed het grootste deel van de bevolking, om hun leven van voor de oorlog voort te zetten, door vergaande aanpassing.
Collaboratie: het steunen van de Duitse bezetters.
Verzet: zich actief verzetten tegen het Duitse bezetten.
Jodendom: een mengeling tussen een volk en een geloof.
Je bent jood; als je moeder jood is of als je het zelf als geloof aanneemt. Als je vader joods is ben jij niet perse joods.
De Diaspora: het jodendom werd verdreven/verspreid (80 na Christus).
I: De aanloop van de Tweede wereldoorlog:
Het ‘Diktat’ van Versailles, omdat de Duitsers werden gedwongen was het voor Duitsland een ‘Diktat’.
Geannexeerd: gebieden tot zich nemen.
Arische ras: het ‘goede’ ras volgens Hitler(blond haar en blauwe ogen).
Het systeem van internationale veiligheid: de Volkenbond is er een voordeel van.
Volkenbond: een groep landen die met elkaar vergaderen om vrede te handhaven.
Herbewapening: een land opnieuw bewapenen.
Appeasement-politiek: een soort van onderhandelingspolitiek.(een verzoeningspolitiek, het tegemoet komen aan de eisen van een dictator)
De vredesbepalingen van Versailles: .
Conferentie van München: ….
De Sudeten-duitsers: grote groep Duitstalige inwoners.
Anschluss: in februari 1938 sloten veel landen zich aan bij Duitsland(gewild of ongewild).
Vazalstaat: een ‘afhankele positie’ innemen dat onder een groter land staat.
Baltische staten: de kleine landjes aan de Baltische zee bij Rusland.
Mantsjoerije: een Japanse vazalstaat in China met Mansjoekwo als keizer van het land.
Groot-Aziatische Welvaartssfeer: Japanse propaganda dat de volkeren van Azië onder Japanse leiding tot een grotere welvaart komen(dreiging voor de VS).
Indochina: een franse kolonie.
Atlantic Charter: de overeenkomsten die op een boot werden gemaakt tussen Churchill en Roosevelt.
Nederlands-Indië: het land wat nu Indonesië heet, wat vroeger een Nederlandse kolonie was.
II: Het verloop van de oorlog:
Collaborerend: samenwerkend.
Vichy-Frankrijk: het niet bezette deel van Frankrijk dat de autoritaire maarschalk Pétain stichtte(genoemd naar de stad waar de regering zetelde).
Battle of Britain: deel van de oorlog om Groot-Brittannië te veroveren.
De Bütz: nachtelijke bombardementen op Britse steden door Duitsland.
Operation Barbarossa: de aanval op de Sovjet-Unie.
De Wehrmacht: het Duitse leger van Hitler.
D-day: op 6 juni 1944 de invasie om Duitsland te verslaan.
Market Garden: in september 1944 de luchtlandingsoperatie bij Arnhem over de Rijn(mislukt)
Hongerwinter: de tijd – de zwaarste van de bezetting – van het NL van boven de rivieren.
Jalta: op de Krim, de ontmoetingsplaats van de grote 3 leiders van de VS, Uk en Sovjet-Unie.
Island hopping/leap frogging: het Amerikaanse tegenoffensief dat van eiland tot eiland tegen Japan was gericht.
Potsdam: voor het einde van de oorlog in Azië kwamen de drie leiders daar ook bijeen.
Holocaust: de moord op 6 miljoen joden.
Joods-bolsjewistische grootkapitaal: volgens Hitler de oorzaak van alle oorlog en ellende.
Kristalnacht: de ‘aanval’ op de joden in Duitsland door de SA.
Endlösung: het vernietigen van de joden in Europa.
Wannsee-conferentie: ….
Deportatie: het wegsturen.
Getto’s: afgelegen en afgesloten stadsdelen, bestuurd door joodse raden die de Duitsers moesten gehoorzamen.
Theresiënstadt: één van de getto’s (deze was in Tsjechië) die bedoeld was voor propaganda.
IV: Nederland bezet, 1940-1945
Capitulatie: omverwerping/overgeving.
Secretarissengeneraal: de hoogste ambtenaar van een land.
Oostfront: front tussen Rusland en Duitsland.
Nazificatie: bevolking over te halen tot de ideeën van de nationaal socialisten.
Germaans broedervolk: omdat Duitsland wilde dat Nederland aansloot bij Duitsland deden ze heel aardig.
Kultuurkamer: cultuur dat door de NSB was goedgekeurd.(meestal dan propaganda)
Gelijkschakeling: leden van de nationaal-socialistische partij controleren en vormen naar de nazileer.
NSB: nationaal-socialistische beweging.(partij van Hitler)
Ariërverklaring: een verklaring waaruit blijkt of je wel of niet joodse (groot)ouders had.
Persoonsbewijs: bewijs dat liet zien of je een jood was of niet.
Razzia: de ‘oppakking’ van de joden in Nederland.
Februaristaking: de staking in Amsterdam uit solidariteit voor de Joden.
Doorgangskampen: de kampen vóór de vernietigingskampen.(Vught en Westerbork)
April-mei-staking: staking doordat militairen werden gedwongen om in Duitse fabrieken te werken.
Arbeidseinsatz: de verplichte tewerkstelling van alle Nederlandse mannen in Duitsland, die niet speciaal onmisbaar waren in Nederland.
Ausweis: papiertje dat toestemming geeft om er te zijn.
Onderduiken: jezelf verstoppen voor de Duitse bezetters.
Accommodatie: het aanpassen aan de Duitsers, dit deed het grootste deel van de bevolking, om hun leven van voor de oorlog voort te zetten, door vergaande aanpassing.
Collaboratie: het steunen van de Duitse bezetters.
Verzet: zich actief verzetten tegen het Duitse bezetten.
Jodendom: een mengeling tussen een volk en een geloof.
Je bent jood; als je moeder jood is of als je het zelf als geloof aanneemt. Als je vader joods is ben jij niet perse joods.
De Diaspora: het jodendom werd verdreven/verspreid (80 na Christus).
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden