Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 3

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 2910 woorden
  • 12 juni 2009
  • 41 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
41 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

H3. De tijd van monniken en ridders – 500-1000

• Het ontstaan en de verspreiding van de Islam
• De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarische-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
• Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
• De verspreiding van het christendom in geheel Europa

Autarkie
Een autarkische of zelfvoorzienende gemeenschap produceert zelf alles wat ze nodig heeft, en voert dus geen handel met de buitenwereld. Kenmerkend voor West-Europa in de middeleeuwen.

Feodalisme (Leenstelsel)
Bestuurssysteem in west-europa vanaf de 8e eeuw waarbij hogere edelen grond of ambten in leen gaven aan lagere adelen (vazallen), die in ruil daarvoor hun leenheer trouw beloofden. De hoogste leenheer was de koning, zijn vazallen konden zelf leenheer worden van andere vazallen. De leenrelatie eindigde met de dood van de heer of de vazal, maar op den duur gingen de vazallen hun leen als erfelijk bezit zien. Ze werden vrijwel zelfstandige heersers over het gebied dat ze in leen hadden. Later werd met feodalisme ook de voorrechten van de adel en de macht van adellijke heren bedoeld.


Hofstelsel
(domeinstelsel, domaniale stelsel)
Het overheersende landbouwstelsel in de vroege middeleeuwen in West-Europa, waarbij door een heer geregeerde landgoederen (domeinen) vrijwel autarkisch (zelfvoorzienend) zijn. Het domein bestaat uit 2 delen: een deel van de heer, en een deel van de boeren die van hem afhankelijk zijn en voor hem werken.

Horigheid
Toestand waarbij boeren hun land niet mogen verlaten en dus slechts gedeeltelijk vrij zijn. Vaak moeten ze diensten verrichten voor hun heer en hebben ze grond van hem in erfpacht. Ze zijn niet echt eigenaar, maar mogen de grond wel voor zichzelf bewerken en kunnen hem op hun kinderen overdragen.

Islam
Monotheïstische godsdienst die in de 7e eeuw in Arabië werd gesticht door Mohammed. Islam betekent letterlijk onderwerping aan God. Volgens moslims, aanhangers van de Islam, is Mohammed de belangrijkste profeet van Allah (God).

Adel
De hoogste maatschappelijk laag in de middeleeuwen, naast de hoge geestelijkheid, die meestal ook uit de adel afkomstig was. De adel kwam voort uit de Romeinse aristocratie en de Germaanse krijgselite. Edelen waren strijders en grootgrondbezitters. Het lidmaatschap van de adel was erfelijk.

Agrarische cultuur
Cultuur waarin landbouw het overheersende middel van bestaan is en er geen of nauwelijks steden met handel en ambachten zijn. Bij de ondergang van het Romeinse rijk verdween de landbouwstedelijke cultuur in West-Europa.

Bisschop
De hoogste christelijke geestelijke in een stad met bijbehorende provincie. In het Romeinse rijk kwamen de bisschoppen in de steden naast het wereldlijke bestuur. Toen het wereldlijke gezag verdween voorkwamen de bisschoppen dat de steden helemaal ten onder gingen. Veel bisschoppen hadden ook wereldlijke macht. Boven hen stonden aartsbisschoppen. Een aartsbisdom bestond uit meerdere bisdommen.


Christenheid
Benaming voor de gezamenlijke christelijke volkoren in West-Europa. In de middeleeuwen werd hiermee Europa aangeduid. Toen door de reformatie de christenheid in West-Europa uiteen viel in protestanten en katholieken raakte het begrip in onbruik. Vanaf toen werd het begrip Europa vaker gebruikt.

Heidendom
Afgodendienst. Met heidendom worden ook wel de heidense volkeren bedoeld. Volgens christenen, joden en moslims zijn heidenen mensen die in meerdere goden geloven of ongelovig en ongodsdienstig zijn.

Kerstening
Bekering tot het christendom. Het christendom was vanaf het begin een universele godsdienst, die zijn boodschap tot de gehele mensheid richtte.

Koran
Heilige boek van de moslims.

Monnik
Geestelijke die afgesloten van de wereld leeft, om zich geheel aan het geloof te wijden. Meestal gebeurt dit met andere monniken in een klooster.

Paus
Hoofd van de katholieke kerk. De paus had als bisschop van Rome vanaf het begin een bijzondere positie. Hij werd gezien als opvolger van Petrus, van wie Jezus volgens de bijbel had gezegd dat hij op hem zijn kerk zou bouwen en die de sleutels van de hemel zou hebben gekregen. Toch groeide de paus pas vanaf de 7e eeuw geleidelijk uit tot leider van de westerse kerk.

Ridder
Adellijke ruiter. In Europa ontstonden de ridderlegers in de 8e eeuw, in navolging van de Arabische legers, waar de christenen in het begin van de eeuw slag mee hadden geleverd.


Tijdlijn:
500-1000 - Tijd van Monniken & Ridders
497 - Clovis bekeert tot het Christendom
530 - Benedictus stelt kloosterregels op
622 - Mohammed sticht de Islam
690 - Willibrord begint missie vanuit Utrecht
711 - Moslims steken over naar Spanje
750 - Arabische rijk valt uiteen
768-814 - Frankische rijk onder Karel de Grote
800 - Karel de Grote tot keizer gekroond
800-1000 - Invallen van Vikingen
880 - Nederland wordt deel van Duitse rijk
962 - Stichting Heilige Roomse rijk

Middeleeuwen = 500 tot 1500. Deze periode werd gezien als tussenperiode tussen de klassieke oudheid en de nieuwe tijd van na 1500.

Monniken + Ridders vertegenwoordigden de 2 overheersende groepen in West-Europa:
• De Geestelijkheid;

• De Adel;
• Samen overheersten zij de 3e groep: De boeren.

Wereldbevolking groeit van 500 tot 1000, van 190 miljoen naar 300 miljoen mensen.

Na stichting van de Islam in 1622 ontstond er een groot Arabisch rijk. Honderd jaar later strekte dit rijk van Centraal Azië in het oosten tot en met Portugal in het westen. Omstreeks 750 viel het uiteen in verschillende rijken. (Emiraat van Cordoba en Abbasidenrijk in Bagdad).

- West-Europese bevolking had in 500 naar schatting 27 miljoen inwoners, maar kromp in de 4e en 5e eeuw sterk, door oorlogen en epidemieën. Na 600 begon een langzame groei: in 1000 waren er ongeveer 30 à 40 miljoen Europeanen.

De hoogontwikkelde Grieks-Romeinse cultuur bleef bestaan in de middeleeuwen in de landbouwstedelijke samenleving van het Oost-Romeinse en byzantijnse rijk. Keizer Justinianus liet in 532 de ‘Hagia Sofia’ de grootste kerk ter wereld bouwen in Constantinopel. In de rest van europa was weinig over van de landbouwstedelijke samenleving.

Sommige vorsten stichten grote rijken, zoals de Frankische koning Clovis (482-511), maar zulke rijken raakte al gauw weer verbrokkeld.

Vanaf 711 veroverden islamitische ridderlegers Spanje en Portugal. Ze drongen op tot ver in Frankrijk waar ze 732 werden verslagen door Karel Martel.


Militairen te voet, was het belangrijkste onderdeel van de Europese legers. Vanaf de 8e eeuw werd de cavalerie (ruiterij) steeds belangrijker.

Invasies uit het noorden en oosten hielden aan tot de 10e eeuw. In de 9e en 10e eeuw hielden de Vikingen vanuit Scandinavië plundertochten langs de Europese kusten. Veroverden gebieden zoals Normandië. In het oosten vielen de Hongaren aan. Hier kwam aan het eind van de 10e eeuw. De Vikingen, Hongaren en de Slavische volkeren bekeerde zich tot het Christendom. In het jaar 1000 was het christendom verspreid over heel europa.

De grootte van de Nederlandse bevolking was in de jaren 500-1000 heel gering. Kuststreek plukjes mensen. Het Frankische koningsgezag werd samen met het christendom vanaf de 7e eeuw in Nederland uitgebreid, onder missie van de monnik Willibrord. In 880 wordt NL deel van het Oost Frankische rijk. De Vikingtochten leiden tot: Versterking van kloosters, kastelen en Steden en tot uitbreiding van het feodalisme. Vanaf 1100 kreeg Holland min of meer zijn definitieve vorm en werd het één graafschap.

3.1 De opkomst van de Islam

Arabië grenst aan 2 wereldrijken: het Perzische rijk en het Byzantijnse rijk.
Mekka is in een oase gebouwd, lag op een karavaanroute tussen de Middellandse Zee, Oost Afrika en India. Mekka stond bekent om zijn Ka’ba (= Eeuwenoud granieten heiligdom, met daarin een reusachtige zwarte steen). De Arabieren kwamen erheen om hun goden te vereren. Mohammed woonde in Mekka toen hij 610 een visioen kreeg.
Mohammed reciteerde alles hardop in verzen en zijn volgelingen leerde alles uit hun hoofd. En na zijn dood, schreven ze het op in de Koran.

Islam/Jodendom/Christendom hebben belangrijke overeenkomsten.
• Één Almachtige God
• Een individueel leven na de dood, waarin de goeden van de slechten werden gescheiden
• Het geloof gaf normen van goed en kwaad
• Niet alleen geloven in God, maar hem ook eren

De Islam was zich van de verwantschap met het Jodendom en Christendom scherp bewust. Volgens de koran was Allah dezelfde die zich eerder via Mozes aan de Joden en via Jezus aan de Christenen had bekendgemaakt. Ook Mozes en Jezus waren profeten alleen Mohammed was de hoogste.

Volgens Koran hadden Arabieren en Joden dezelfde stamvader namelijk Abraham (Ibrahim)

Joden - nakomelingen van Abrahams zoon (Izak)
Arabieren - nakomelingen van Abrahams zoon (Ismaïl)

Volgens Koran sprak God Arabisch tegen Mohammed, daarom mocht de Koran alleen in het Arabisch worden gelezen. Zoals christenen het evangelie moesten verkondigen waren Moslims verplicht tot de Jihad, de inspanning om de islam te verbreiden. Mohammed in 622 verdreven uit Mekka en vestigde zich in Medina . deze gebeurtenis is het begin van de islamitische jaartelling. In Medina kreeg Mohammed politieke macht, zodat dit de eerste islamitische staat werd. Na de dood van Mohammed verspreiden de kaliefen (de opvolgers van Mohammed) de islam in een adembenemend tempo.

Dit hoge tempo was mogelijk vanwege door de passie voor de islam en de beloning die hen wachtte. Wie in de Jihad sneuvelde ging rechtstreeks naar het paradijs.

Arabieren vernietigden culturen die zij onderwierpen niet, maar namen deze over. Ze vormden overal een politieke/militaire toplaag die gebruik maakte van de bestaande bestuursinstellingen.

Christelijke minderheden hadden liever te maken met de Islam dan met het intolerante christendom dat in het Byzantijnse rijk aan de macht was. Moslims stonden heidendom niet toe, maar waren tolerant tegenover ‘de volkeren van het boek’ (Joden en Christenen). Deze werden door het betalen van belastingen met rust gelaten zolang zij de profeet Mohammed niet beledigden.

3.2 Hofstelsel en Horigheid
Europa maakte in de vroege middeleeuwen een armzalige indruk. Van het Romeinse rijk waren slechts ruines over. In Romeinse rijk woonden de meeste op het platteland.

Meeste steden hadden niet meer dan 10 000 inwoners. Alleen Rome stak er met meer dan 1 miljoen inwoners bovenuit.

Steden waren zeer belangrijk: Waren de centra van waaruit het rijk werd georganiseerd, waaruit de handel en nijverheid werden bedreven en waar de cultuur bloeide.

West-Europese economie was volledig agrarisch, de opbrengst van het land was zo laag, dat het grootste gedeelte van de bevolking in de landbouw moest werken(behalve de geestelijkheid en Adel)

De handelaren en ambachtslieden waren samen met de steden verdwenen. Samenleving was grotendeels autarkisch.
Mensen leefden van de opbrengsten van het land en consumeerden het grootste deel zelf. Boeren maakten zelf wat ze nodig hadden: Hout om te stoken, huizen te bouwen en werktuigen te maken. Van de wol maakten ze kleding. Het was een karig bestaan, honger en gebrek lagen altijd op de loer. Ook werden ze overheerst, onderdrukt of zelfs geterroriseerd door de adellijke heren van wie ze afhankelijk waren.

Romeinse rijk kende reusachtige landbouwbedrijven waarop grote aantallen slaven werkten. Daarnaast waren er veel zelfstandige, vrije boeren. In West-Europa bleven inde vroege middeleeuwen vrije boeren en slaven bestaan, maar de meeste mensen gingen op in de nieuwe klasse van de horigen. Horigen waren niet rechteloos en hadden vaak land, maar mochten hun grond niet zonder toestemming van hun leenheer verlaten. Na een grote daling van de agrarische productie in de 4e eeuw werden boeren om verdere daling te voorkomen verboden te verlaten. Deze onvrijheid kwam ook door de onveiligheid. Hierdoor werden boeren gedwongen zich onder bescherming te stellen van grootgrondbezitters met hun eigen legertjes en versterkingen. In ruil voor die bescherming gingen zij allerlei verplichtingen aan. Zo ontstond het hofstelsel.

Domein is het landgoed van de grootgrondbezitter. Dit domein in kun je in 2 delen splitsen:
1. Het Vroonland - deel van de heer: hier stond een hoofdgebouw, bijgebouwen, molen,weverij, een brouwerij en opslagschuren. Het was onderverdeeld in akkers, weiden en woeste gronden. Maar vaak ook een moestuin en een wijngaard.
2. Het Hoevenland – deel van de boeren: ze hadden een Hoeve (boerderij met land)ze mochten het omliggende bos- , heide- en moerasgebieden gebruiken om vee te laten lopen, hout te sprokkelen etc. Daar stonden verplichtingen tegenover in de vrom van herendiensten. Boeren moesten een of meer dagen per week op het land van de heer werken, of als smid of timmerman. Vrouwen moesten spinnen of weven. Ook waren ze soms verplicht graan en eieren te leveren of andere betalingen in natura.

3.3 Het feodale stelsel
Drie eeuwen lang zorgden het romeinse rijk met zijn enorme leger en ambtenarenapparaat voor vrede, orde en veiligheid. Hier kwam rond 500 een einde. Maar daar Alleen geestelijken konden lezen en schrijven, hierdoor was bestuur volgens wetten en regels niet goed meer mogelijk.


Vanwege geen goede wegen konden heersers alleen in een beperkt gebied hun gezag doen gelden. Koningen waren afhankelijk van lagere heren die zij aan zich probeerden te binden door ze trouw te laten zweren. Zulke lokale potentaten waren ook weer afhankelijk van een schare getrouwen. Vanaf de 8e eeuw ontstond uit zulke persoonlijke banden een nieuw bestuursstelsel: feodalisme.

Het leenstelsel of feodalisme kwam er op neer dat een heer een stuk grond of een ambt in leen gaf aan een dienaar, de vazal of leenman. In ruil zwoer deze dat hij de leenheer zijn leven lang trouw met raad en daad zou dienen. Meestal kwam dat neer op krijgsdienst te paard.

Feodalestelsel kwam voor het eerst in bloei in het Frankische Rijk (Karel de Grote). Frankische rijk was grootste koninkrijk dat op de ruïnes van het Romeinse rijk was ontstaan.

Clovis onderwierp rond 500 in een serie veroveringstochten bijna geheel Gallië. Na dood Clovis, werd het Frankenrijk verdeeld onder zijn zoons. Maar het viel niet definitief uiteen. In de 8e eeuw had het weer sterke heersers: Karel Martel (719-741), Pippijn de Korte(741-768), Karel de Grote (768-814).

Karel werd de machtigste Europese vorst van de vroege middeleeuwen. Toen hij koning werd bestond het rijk uit Frankrijk,België, Nederland en een stukje van Duitsland. Karel bracht voor zijn veroveringstochten grote ruiterlegers op de been. Hij breidde zijn land uit met heel Duitsland, stukken Slavisch gebied ten oosten daarvan, het Pyreneeën- en Alpengebied.

Door technische verbeteringen werden voor het eerst ridders te paard superieur. De ruiters kregen betere lansen en zwaarden, een maliënkolder en een stijgbeugel. Dit was alleen voor leden van de vermogende families.

Karel bond deze families aan zich door grond in leen te geven. Hij gebruikte hiervoor grond van zijn eigen domeinen, van de kerk en vooral ook van overwonnen volkeren. Hij verdeelde zijn rijk in een paar honderd districten die elk een graaf of hertog aan het hoofd kregen. Ze moesten namens hem in hun gebied recht spreken, besturen, mannen onder wapenen roepen enz.

Dat hij zijn vazallen met lenen betaalden kon niet anders want er was geen geldeconomie meer. Maar het maakte zijn dienaren wel erg onafhankelijk. Karel zelf had daar geen last van, maar na zijn dood werkte het leenstelsel versnippering van het gezag in de hand. Vazallen gingen hun leen zien als erfelijk bezit. Zij probeerde het aan hun kinderen door te geven. Graven en hertogen gingen zich steeds meer als zelfstandige heersers gedragen. In de 9e eeuw gingen zij zelf land en ambachten in leen uitgeven en ook die lenen werden erfelijk.
Het gevolg was dat rond het jaar 1000 in grote delen van europa de feitelijke macht in handen was van kleinere kasteelheren. Spraken in hun leengebied naar believen recht, hieven belasting en terroriseerden de bevolking met eigen legertjes van ridders.


3.4 christendom in europa
Overgang binnen europa tot het Christendom duurde meer dan 1000 jaar. Christenen zagen de bekering als plicht van naastenliefde. Germaanse heidendom kende geen zendingsdrang en had niet 1 vastgelegd geloof. Alle stammen hadden

Het christendom kwam door de Germaanse invasies in het gedrang. In Brittannië, dat ten prooi viel aan de Germaanse Angelen en Saksen, verdween het zelfs geheel. Daar staat tegenover dat monniken vanaf 450 het christendom verbreidden naar Ierland, dat in het westen het eerste gekerstende gebied werd buiten het Romeinse rijk.

Een keerpunt was de bekering van Clovis. Hij had tijdens een veldslag in nood God aangeroepen. Na de overwinning liet hij zich met duizenden krijgers dopen. Hiervoor had hij een simpele geloofsvoorstelling wat aansloot bij het Germaanse geloof.

Clovis en zijn opvolgers bevorderden in Frankrijk het christendom. Koning Childeric gaf bevel om afgodsbeelden te verwijderen. Hij verbood heidens gezang, ‘misplaatste grappen’ en heidense feesten, want door al deze praktijken zou God zich beledigd voelen. Iedere horige die na de vermaning van de priesters aan deze praktijken durfde deel te nemen, kreeg 100 zweepslagen.

Rond 600 Ierse monniken brachten het geloof terug naar Brittannië. Tegelijk ging de paus de kerstening in europa bevorderen. Een eeuw later was Brittannië bekeerd en de Angelsaksische missionarissen verbreiden het geloof verder.

Paus gaf Willibrord de leiding over de bekering van de Friezen en stuurde Bonifatius naar Duitsland. Kerstening verliep moeizaam. Islam rukte op vanuit het zuiden, in het noorden verzetten de Saksen zich en Bonifatius werd in 754 door Friezen bij Dokkum vermoord.

Pas Karel de Grote stelde de overwinning van het christendom zeker. Bonifatius en Willibrord hadden bezwaar tegen gedwongen bekeringen, maar Lebuïnus dreigde de Saksen dat Karel hun gebied zouden verwoesten als ze zich bleven verzetten. Nadat zij in 772 Lebuïnus’ kerk in brand hadden gestoken, viel Karel inderdaad aan. Er volgde een 30 jarige oorlog. Hij liet Widukind leven op voorwaarde dat hij zich liet dopen.

Na Karel zijn dood christendom weer in het gedrang. Maar met steun van sterke Duitse keizers sloeg het christendom in de 10e eeuw terug. Het drong nu veel verder in het noorden en oosten door dan onder Karel de Grote.


Oost en west beschouwden zich nog als onderdeel van één christenheid, maar waren door eeuwen van scheiding uit elkaar gegroeid. Ze verstonden elkaar zelfs letterlijk niet meer. In Byzantium werd geen Latijn gesproken en in het westen was de kennis van het Grieks verloren gegaan. Bovendien was in het westen de bisschop van Rome, de paus, geleidelijk uitgegroeid tot leider van de kerk, terwijl in het oosten de keizer en de patriarch van Constantinopel de eerste plaats innamen. Toen de paus eiste dat hij ook in Byzantium werd gehoorzaamd, kwam het in 1054 tot een breuk die nooit meer is geheeld.

REACTIES

B.

B.

sssaaaaaaaaaaaiiiiii!;-(

12 jaar geleden

B.

B.

super intressant kuch kuch

4 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.