Hoofdstuk 2 par. 1 t/m 3

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 797 woorden
  • 15 april 2012
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
4 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 5 paragraaf 1
Hoofdvraag §1 = Hoe werd Nederland in de 19e eeuw bestuurd?

De Jan Saliegeest
Jan Saliegeest = een Nederlander zonder fut en energie. De Nederlandse handelsgeest leek ingedut en de economie liep sinds de invoering van het Continentaal Stelsel van Napoleon achter bij de meeste West-Europese landen.
In 1815 hoopten Nederlanders na 20 jaar onrust, oorlog en armoede op meer rust en stabiliteit in het land.

Koning Willem I
Toen Willem I terugkwam vonden veel Nederlanders dat er een constitutionele monarchie moest komen.
In 1814 werd de nieuwe grondwet ingevoerd en Nederland werd een rechtsstaat; een land waarin iedereen, burgers en overheid, zich aan de wet moest houden.
De koning vond echter dat in de grondwet de rechten van de koning en de plichten van zijn burgers stonden.
Hij beschouwde ministers als dienaren die hij zelf kon benoemen en ontslaan.
Ook de leden van de Eerste kamer benoemde hij zelf en zij vormden met de ministers de ‘jaknikkers’ van de koning.
Alleen voor de tijdelijke uitgaven vroeg hij goedkeuring van de Kamers.
In feite probeerde Willem I als een absoluut koning te regeren.
Willem I wilde een eind maken aan de armoede in Nederland en vond dat er geïnvesteerd moest worden in de economie bijvoorbeeld door de oprichting van:
- De Nederlandse Handelsmaatschappij
- De Nederlandse Bank
- Algemene Maatschappij ter bevordering van de Volksvlijt
en investeren in:
- Kanalen
- Verharde wegen
- Spoorwegen

Nederland verandert
Begin 19e eeuw was een samenleving waarin mensen in dorpen
Nederland een landbouwsamenleving= leven van de landbouw (akkerbouw en veeteelt). Deze dorpen waren zelfvoorzienend
Aan het einde van de 19e eeuw samenleving waarin de meeste mensen
was Nederland een industriële= in de steden wonen en hun brood
verdienen in de industrie en handel.


Hoofdstuk 5 paragraaf 2
Hoofdvraag §2 = waarom is 1848 een belangrijk jaar voor het liberalisme?

Veel vrijheid
Liberalisme = politieke en economische stroming gebaseerd op de ideeën van de Verlichting, die streeft naar vrijheid voor het individu op elk gebied.
Zij vonden de rede en het verstand erg belangrijk.
Mensen die niet in staat waren hun verstand te gebruiken, zoals vrouwen, arbeiders en boeren moesten tegen zichzelf beschermd worden.
Zij moesten de politiek overlaten aan de burgerlijke heren die hier wel verstand van hadden.
De liberalen wilden vrijheid op vele gebieden:
- In de economie wilden ze vrijhandel en zo weinig mogelijk staatsbemoeienis.
- Op politiek gebied wilden de liberalen meer invloed van het parlement en de vrijheid om zelf de grondwet te bepalen.
- Ook moest er vrijheid van godsdienst, onderwijs en meningsuiting komen
De conservatieven waren tegen veranderingen en wilden alles bij het oude laten.

Opstanden in Europa
Net als in Frankrijk riepen ook in Nederland de liberale burgers om meer macht en vrijheid
In 1848 braken er in Parijs opstanden uit.
Uit angst voor voor een soortgelijke opstand in Nederland gaf koning Willem II een groep liberalen onder leiding van Thorbecke de opdracht voor een grondwetswijzing

De gevolgen van 1848
Ministeriële verantwoordelijkheid = de ministers zijn verantwoording schuldig over het beleid van de regering aan de volksvertegenwoordiging (= het parlement). Alle uitspraken en acties van de koning zijn de verantwoordelijkheden van de ministers.
Parlementaire democratie = regeringsvorm waarbij het volk zichzelf direct regeert of door middel van een volksvertegenwoordiging (= parlement) De Nederlanders kiezen de Tweede Kamer als volksvertegenwoordiging
Censuskiesrecht = systeem waarbij mannen alleen mogen kiezen als ze een bepaalde hoeveelheid belasting betalen.


Hoofdstuk 5 paragraaf 3
Hoofdvraag §3 = Wat is socialisme?

Proletariërs aller landen
Socialisme = Stroming die er op gericht is de politieke en economische achterstand van de uitgebuite arbeiders (proletariërs) door krachtig overheidsingrijpen op te lossen. Socialisten streven net als communisten naar een klassenloze samenleving. Het verschil is dat zij dat niet via een revolutie willen bereiken maar via het parlement.
Socialisme was bedacht door Karl Marx en Friedrich Engels.

Bourgeoisie = Karl Marx noemde de bezittende of rijke klasse de bourgeoisie. Dat waren de mensen die profiteerden van het werk dat de armen verzetten. Zij werden in de Industriële Revolutie alsmaar rijker. Uiteindelijk zouden zij de revolutie verliezen volgens Marx.

Proletariaat = Term uit de theorie van Marx. Hij gebruikte deze om de arme uitgebuite arbeidersklasse aan te duiden. Deze mensen werkten voornamelijk in de fabrieken, in de steden. Hun levensomstandigheden werden volgens Marx alsmaar slechter.
Klassenstrijd = Term uit de socialistische theorie van Marx. Hij verdeelde de samenleving in klassen, gebaseerd op bezit. De rijken waren de bourgeoisie en de armen het proletariaat. Marx voorspelde dat een strijd tussen deze klassen onvermijdelijk was.

De erfenis van Marx
Communisme = Variant op de socialistische stroming die de klassenloze samenleving wil bereiken via een (geleide) revolutie. Zij baseren hun ideeën op de boeken van Karl Marx. De communisten geloofden er niet in dat de klassenloze samenleving kon worden bereikt via een democratische weg.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.