Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 1, Een nieuwe tijd begint

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo | 2749 woorden
  • 31 oktober 2010
  • 141 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
141 keer beoordeeld


H1: Een Nieuwe Tijd begint

1. Over de Nieuwe Tijd en de Nieuwste Tijd.
De periode in de geschiedenis van West-Europa die volgt op de Middeleeuwen word de Nieuwe Tijd genoemd (± 1500 - ± 1800). Die naam is pas later bedacht. Mensen in de 15e en 16e eeuw hadden zelf ook het gevoel dat er een Nieuwe Tijd was aangebroken. Vooral geleerden en kunstenaars vonden dat. De tijd achter hun noemde ze de donkere tijd of de Middeleeuwen: de tijd tussen de Grieken en de Romeinen en hun eigen tijd.

Kenmerken van de Nieuwe Tijd:
1. In de Middeleeuwen had het christendom de grootste invloed op kunsten en wetenschappen. In de Nieuwe Tijd werd de invloed van de Grieks-Romeinse cultuur heel groot.

2. In de Middeleeuwen was de landbouw verreweg het belangrijkste. In de Nieuwe Tijd werden handel en bedrijf ook erg belangrijk (door grote ontdekkingsreizen).

3. In de Middeleeuwen hadden edelen grote macht. In de Nieuwe Tijd nam de macht van de edelen af. De vorsten kregen de meeste macht.

4. In West-Europa ontstonden in de 16e eeuw problemen in de christelijke Kerk. Verschillende protestante Kerken scheidde zich af van de katholieke Kerk.

Overgang van de Nieuwe Tijd in de Nieuwste Tijd:
1. De wetenschappelijke revolutie zette zich door in de Nieuwste Tijd, de periode van ca. 1800 tot nu.

2. Er kwam een nieuwe stroming in de kunst, de Romantiek.

3. Na ± 1750 begon zich de industrie in europa te ontwikkelen (eerst in Engeland, steeds meer mensen van landbouw naar industrie). In de Nieuwste Tijd was industrie het belangrijkste bestaansmiddel.

4. Vanaf :1800 raakten Europese vorsten steeds meer macht kwijt aan het parlement. De macht van het parlement werd ook steeds meer uitgebreid (kiesrecht).

5. Meer mensen gingen erover nadenken hoe de mensen het best met elkaar konden samenleven (vb. kapitalisme, socialisme, conservatisme, liberalisme).

6. Als gevolg van de Franse Revolutie kwam er gelijkheid van godsdienst in de meeste Europese landen.

2. Renaissance verbreidt zich over Europa
In de Middeleeuwen ware kunstenaars en onderzoekers vooral bezig met wat voor de godsdienst belangrijk was. Rond 1400 waren sommige Italianen niet tevreden over hun eigen tijd. Zij wilden dingen veranderen. Daarbij namen zij de cultuur van de Grieken en Romeinen als voorbeeld. Zij zagen ook dat in hun land veel was overgebleven van de Grieks-Romeinse cultuur. Ze ging overblijfselen van gebouwen en oude geschriften vol bewondering bestuderen.

De Grieken en Romeinen schreven over dingen die niet paste in de middeleeuwse manier. Zij vonden dat een mens zichzelf niet op de achtergrond hoefde te plaatsen want iedereen was belangrijk. De Grieken en Romeinen zagen doodgaan als iets akeligs. Volgens Romeinen gingen het om ‘carpe diem’ (pluk de dag).

Deze nieuwe belangstelling voor de Grieks-Romeinse cultuur noemt men de Renaissance (wedergeboorte). De eerste periode van de Nieuwe Tijd wordt zo genoemd.

Grieks-Romeinse invloeden.
Vooral mensen in de bovenlaag van de bevolking voelde zich in de 15e eeuw tot deze denkbeelden aangetrokken:
1. Kooplieden wilde van hun rijkdom genieten. Ze wilde zich onderscheiden van de anderen, bijv. door mooie huizen.

2. Vorsten en edelen wilden meer macht krijgen. Zij vonden dat de kerk zich niet met het bestuur mocht bemoeien.

3. Kunstenaars wilden de stijl van Grieken en Romeinen overnemen. Er waren er ook die een eigen stijl wilden ontwikkelen.

4. Geleerden wilden net als de Grieken en Romeinen onderzoek doen op gebieden die zijzelf belangrijk vonden, en niet wat de Kerk goed vond.

De kooplieden, vorsten, edelen, kunstenaars en geleerde vormden maar een kleine groep in de samenleving. Maar het was wel een belangrijke groep. Door hun werk veranderde er veel voor iedereen.

Voltaire.
Leefde in de 18e eeuw. Frans schrijver, behoorde tot Verlichters (verlichte denkers). Keerden zich tegen onderdrukking van de vrijheid op vele gebieden. Pleitten voor verdraagzaamheid. Ideeën van Verlichters werden later in de Franse Revolutie uitgevoerd.

3. Grote ontdekkingsreizen en hun gevolgen:
Vanaf de 15e eeuw waren de Portugezen de Afrikaanse kust aan het verkennen., omdat:

1. Ze zochten steun bij volken die hen wilde helpen bij de strijd tegen de moslims. Deze hadden Noord-Afrika en ook een deel van Spanje en Portugal veroverd.

2. Op zoek naar visgronden

3. Op zoek naar volken om handel te drijven.

4. Ze wilden een zeeweg naar Azië zoeken.

In 1488 bereikten Portugezen de zuidelijke punt van Afrika. In 1498 bereikte Portugezen Vasco da Gama India!!!

De Portugezen stichtten op verschillende plaatsen factorijen. Vanuit daar werd handel gedreven met de inheemse bevolking. Zo een factorij was een handelspost (een fort, een haven, wat pakhuizen en woningen).

De Portugezen namen in Azië ook een groot deel van de handel van de Arabische en Chinese handelaren over. Dat waren goede zeelui en handelaars maar zij hadden net als de inheemse volken geen vuurwapens om zich te beschermen

Later werden de Portugezen wel verdreven door andere landen, in de 17e eeuw waren de Hollanders de baas in Azië, in de 18e eeuw de Fransen en de Britten.

Spanjaarden ontdekken Amerika en vestigen er een koloniaal rijk.

De Italiaan Columbus wilde in westelijke richting naar Azië varen. In 1942 kreeg hij van de Spaanse koningin schepen om de reis te maken. Na drie maanden varen kregen Columbus en zijn bemanning land in zicht. Het plan was om eigenlijk naar Indië te varen maar zonder dat hij het zelf wist had hij een nieuw werelddeel ontdekt: Amerika. Dat het een nieuw werelddeel was ontdekte men pas later.

Men hadden de bewoners daar al indianen genoemd (naar India).

Toen de Spanjaarden Amerika binnen vielen gingen ze anders te werk dan de Portugezen. Zij stichtten geen factorijen maar een kolonie. Zij veroverden grote gebieden waar landgenoten zich konden vestigen.

Er kwamen 2 grote kolonies in Midden- en Zuid-Amerika. Vanuit Europa kwamen veel mensen die de indianen doden of dwongen voor hun te werken.

Het belangrijkste voor de kolonisten waren de rijke zilvermijnen. Ieder jaar vanuit Mexico kwam er een vloot naar Spanje toe.

In het binnenland gingen Europeanen aan veeteelt doen. Bij het kustgebied kwamen grote plantages (suiker, tabak, koffie).

Gevolgen van de ontdekkingen:
1. Verspreiding van mensen over de hele wereld onder blanke leiding

Als gevolg van de ontdekkingsreizen vertrokken in de Nieuwe Tijd miljoenen Europeanen naar alle delen van de wereld. Miljoenen Afrikanen werden als slaven naar Amerika vervoerd. Zij moesten werken als arbeidskrachten.

2. Miljoenen sterven door ziektes en door geweld.
Toen de volken uit verschillende werelddelen elkaar ontmoetten, droegen zij veel nieuwe ziektes op elkaar over. Vooral de Indianen in Amerika werden zwaar getroffen. Want zij waren het langst zonder contact met andere volken geweest. Zij kregen te maken met: malaria, waterpokken, gele koorts en mazelen.

Miljoenen van hen stierven en miljoenen werden gedood door de Europeanen.

Heel veel Afrikanen stierven van de overtocht van Afrika naar Amerika of door slavernij.

3. Uitwisseling van producten en begin van een wereldeconomie
Overal in de wereld leerde men nieuwe producten, grondstoffen e.n huisdieren kennen. Bepaalde producten groeien niet in alle werelddelen. Daarom ontstond er handel tussen verschillende werelddelen. Europeanen gebruikte suiker uit Amerika in ruil voor producten van de West-Europese nijverheid. Voor Aziatische specerijen en zijde betaalde zij meestal met Amerikaans zilver. De West-Europeanen vervoerden zelfs mensen als product. Door deze handel ontstond er wereldeconomie.

4. In West-Europa neemt handel in producten uit koloniën toe.
In de 17e eeuw was de handel tussen de verschillende werelddelen zeker niet groot. Er voeren maar weinig schepen tussen de werelddelen. De schepen waren klein. En ook wat ze verkochten konden meestal alleen de rijke mensen betalen.

In de 18e eeuw veranderde dit. Steeds meer mensen in Europa begonnen producten als koffie, tabak cacao, thee en suiker te gebruiken.

4. Opkomst van machtige vorsten.
Tot de 13e eeuw dachten de meeste Europeanen dat god maar een heerser over de samenleving wilden: de paus. De paus werd gezien als de opvolger van de apostel Petrus. Volgens de kerk had hij de macht over de wereld gekregen. Vorsten hadden daarom hun macht aan de paus te danken en waren dus aan hem ondergeschikt. Zij moesten zorgen voor het bestuur en vechten tegen de heidenen. Deden zij dat niet goed, dan konden zij door de paus worden afgezet.

Het absolutisme ontstaat.
Vanaf de late Middeleeuwen nam de macht van de vorsten toe. Franse, Duitse en Engelse vorsten kwamen in conflict met de paus. Op den duur moest de paus erkennen dat hij niet genoeg macht bezat om de vorsten te kunnen afzetten. Ook kon de paus vorsten niet dwingen een andere politiek te voeren. In de meeste Europese staten ontstond een autocratie: een regering door een man.

Mensen gingen ervan uit dat de koning door god was aangewezen om zijn onderdanen te besturen en hem te gehoorzamen zonder vragen te stellen. Deze regeringsvorm wordt absolutisme genoemd. Absolute vorsten hielden wel rekening met de wensen van de Kerk.

Voorbeeld: Lodewijk de XIV, die zei: “De staat dat ben ik”.

Alleen in Engeland en de Republiek der Verenigde Nederlanden had het parlement invloed.

In de meeste Europese staten bestaat als sinds de ME een parlement. In een parlement zitten vertegenwoordigers van de bevolking of van een deel ervan. Lange tijd waren alleen de adel de geestelijke en bourgeoisie (rijke burgers) vertegenwoordigd. Met het toenemen van macht van de vorsten stelde deze parlementen steeds minder voor. De vorsten konden zelf beslissen of een parlement bijeen kwam of niet. En adviezen van het parlement konden zij naast zich neerleggen.

In Engeland en in de Republiek der Verenigde Nederlanden waren er geen koningen met absoluut gezag (wel in Frankrijk, Spanje, Duitsland, Italië).

5. De christelijke kerk in West-Europa valt uiteen.
Met Hervorming of Reformatie wordt bedoeld: de afscheiding van de katholieke kerk. Aanhangers van de Hervorming of Reformatie worden protestanten genoemd en hun opvattingen protestantisme. Aan het begin van de 16e eeuw door protestanten omdat ze ontevreden waren over katholieke kerk (kritiek, vervolging, brandstapel).

De oorzaken van hervorming waren:
1. De nieuwe belangstelling voor de Grieks-Romeinse cultuur. Tijdens de Renaissance herleefde de belangstelling voor het Grieks en het Latijn. Onderzoekers ontdekten rond 1500 dat er veel fouten waren gemaakt bij de vertaling van de Bijbel. Sommige vonden dat de kerk de Bijbel lang niet altijd goed uitlegde. Zij gingen de Bijbel op hun manier uitleggen.

2. Trouw aan eigen land en koning belangrijker dan trouw aan de kerk. Veel mensen veranderen van gedachte tijdens de opkomst van de nationale staten. Sommige koningen gingen zelfs zover dat ze de paus niet langer meer als hoofd van de kerk erkende.

3. De aantrekkingkracht van het protestantisme op bevolkingsgroepen:

- De adel: in protestantse landen werd een deel van het grondbezit van de kerk onder de edelen verdeeld.

- De gegoede burgerij: die bewonderde vooral de eenvoudige manier van leven en het harde werken van protestanten.

- De boeren en arme bevolking in steden: in deze tijd ergerden zij zich aan de rijkdom van de katholieke kerk.

Erasmus.
Beroemde Nederlandse denker en schrijver. Meer Europeaan dan Hollander. Zeer beroemd boek geschreven: Lof der Zotheid. Indirect kritiek op de kerk.

6. Het Lutheranisme.
Luther liet zich inspireren door Erasmus. Verschil met Erasmus: directe kritiek op de kerk. Hij zette de aanval in.

Luther ontdekte dat veel gebruiken van de kerk niet in de Bijbel werden genoemd. Daarom waren ze volgens hem niet juist. Hij schreef zijn kritiek op in 95 stellingen. Kerk deed Luther in de ban, net als de keizer van het Duitse Rijk: Karel V. Luther kreeg steun van enkele Duitse vorsten (het Duitse Rijk bestond uit een heleboel koninkrijkjes of te wel vorstendommetjes), die zijn opvattingen steunden:

De opvattingen van Luther waren:
1. De Bijbel is de enige bron van het geloof

2. Elke gelovige heeft het recht de Bijbel op zijn manier uit te leggen.

3. Het pausschap, het celibaat, veel sacramenten, de verering van heiligen en de kloosterorde moeten worden afgeschaft.

4. De mens kan alleen in de hemel komen door geloof en echt berouw als hij heeft gezondigd.

5. De handel van de kerk in aflaten moet worden afgeschaft.

6. De vorst is in elke staat het hoofd van de kerk.

7. Onderdanen moeten de vorst altijd gehoorzamen ook als de vorst zich misdraagt

Het Lutheranisme was voor vorsten aantrekkelijk omdat:
1. Luther vond dat de vorst in elke staat aan het hoofd van de kerk moest staan.

2. Luther vond dat onderdanen de vorst altijd moesten gehoorzamen.

3. Luther vond dat de paus en de kloosters moesten verdwijnen: dan konden de vorsten de bezittingen van de (rijke) kloosters overnemen.

4. De Duitse vorsten wilden zelf macht in hun vorstendommen uitoefenen en waren tegen grotere macht voor de Duitse keizer.

Ontevreden boeren in het Duitse rijk vonden het Lutheranisme aantrekkelijk, omdat:
1. Luther vond dat iedereen de bijbel op zijn eigen manier mocht uitleggen.

2. Zij haalden uit de Bijbel dat zij recht op vrijheid hadden.

Met dat laatste was Luther het absoluut niet eens: hij vond dat de macht bij de vorsten moest liggen. Gevolg: boerenopstand, bloedig neergeslagen.

7. Het Calvinisme.
Het Calvinisme verschilde in de volgende opzichten van het Lutheranisme:
1. Anders dan de Lutheranen organiseerden de calvinisten zich van onder af. Iedere gemeente bestuurde zichzelf door een raad van gekozen ouderlingen. Godsdienstige vraagstukken werden besproken in een kerkvergadering of synode van afgevaardigden van de gemeente.

2. Als een vorst Gods gebod overtrad was verzet tegen hem toegestaan.

8. De reactie van de Katholieke kerk: de Contra-Reformatie.
Contra-Reformatie: de acties van de katholieke Kerk tegen de protestanten vanaf het midden van de 16e eeuw. Twee voorbeelden van acties:

1. De kerk probeerde enige misbruiken te verwijderen (afschaffing kerkelijke banen en aflaten). In de leer van de katholieke Kerk kwamen echter geen veranderingen.

2. Met verschillende maatregelen probeerde men de Hervorming terug te dringen: kloosterorden bestreden ketterijen en het aantal kerkelijke rechtbanken werd uitgebreid (inquisitie). Ketters werden vervolgd en veroordeeld, vaak tot de brandstapel.

9. Godsdienst en politiek.
Godsdienstgeschillen in de 16e eeuw leidden tot de volgende oorlogen:
1. De oorlog van keizer Karel V tegen een aantal vorsten dat de zijde van Luther koos.

2. De burgeroorlogen tussen protestanten en katholieken in Frankrijk (zie ook de Bloedbruiloft op bladzijde 30).

3. De strijd tussen de Republiek der Verenigde Nederlanden en Spanje (80-jarige oorlog 1568-1648).

In het Europa van de 16e eeuw waren veel meer mensen dan nu zeer onverdraagzaam. Katholieken moesten niets van protestanten hebben en omgekeerd. Vrede sluiten was daardoor heel moeilijk. Al snel bleek dat Hervorming niet meer ongedaan gemaakt kon worden. Naast de katholieke Kerk hadden we voortaan ook protestantisme. Koningen wilden echter in hun land maar één geloof, dus landen werden of katholiek of protestants.

Verschillen tussen katholicisme en protestantisme:
Katholicisme Protestantisme

Eén leider: de paus. Vergadert met bisschoppen Geen aparte leider/leiding van alle protestantse groeperingen. Hoogste leiding bij protestantse groepering: Synode (kerkvergadering)

Paus benoemt bisschoppen. Bisschoppen benoemen priesters. Elke protestantse gemeente heeft zijn eigen predikant

Taken in de organisatie van de Kerk: geestelijken Taken in de organisatie van de Kerk: leken (m.u.v. predikanttaken)

Geestelijken mogen niet trouwen Predikanten mogen trouwen

Paus en bisschoppen beslissen over kerkelijke beleid In theorie alle leden, in praktijk bovenlaag leden beslist over kerkelijke zaken

Bijbels, dogma’s (kerkelijke uitspraken) en geschriften geven richting aan geloof Alleen bijbel geeft richting aan geloof

Inhoud kerkdiensten hetzelfde. Centraal: de Eucharistieviering (sacrament Avondmaal) Inhoud kerkdiensten per gemeente verschillend. Centraal: preek van de predikant.

Centraal in de kerk: altaar Centraal in de kerk: kansel

Zeven sacramenten voor de gelovigen Twee sacramenten voor de gelovigen: doop en Avondmaal

Geloof door goede werken (bidden, vasten, aalmoezen). Veel goede werken en God zal je belonen. Geloven is belangrijker dan goede werken. Of God je bellont, weet je niet zeker.

Barok, kunst in kerken en paleizen

Tijdens Contra-Reformatie nieuwe stijl in de kunst: de Barok (afk. van Portugese “barocco“, dat “onregelmatige parel“ betekent). Voortzetting van de Renaissance maar uitbundiger en minder houden aan regels uit Grieks-Romeinse tijd.


Van toepassing op: bouwkunde, schilderkunst, muziek, dans en letterkunde. Werd de belangrijkste kunstijl in de 17e en 18e eeuw. Vooral de katholieke Kerk en de absolute vorsten stimuleerden de Barok (veel pracht en praal, teken van rijkdom).


De macht van de Koning


Absolutisme: alle macht in een land ligt bij de koning. God stelt koningen aan als zijn dienaren en God regeert via hen over het land en de mensen.

Koning is heilig, beschikt over enorme macht, legt alleen verantwoording af aan God, iedereen doet wat de koning wil (eenheid) en de koning bepaalt de wetten. Voorbeeld: Lodewijk XIV, de Zonnekoning van Frankrijk (zie blz. 28). Eikel was een enorme liefhebber van de Barok.


Heksenvervolgingen


In de 16e en 17e eeuw tienduizenden mensen beschuldigd en veroordeeld wegens hekserij en tovenarij door kerkelijke rechtbanken (inquisitie).

Vaak betrof het mensen die anders geloofden (ketters), die zich bezighielden met bijvoorbeeld kruidendrankjes maken (kennis van de natuur) of die zich niet helemaal aan de regels hielden van de plaatselijke Kerk.


Mensen bekenden dat ze heks, ketter of tovenaar waren omdat ze enorm gemarteld werden (van de pijn dus). Ideale manier om van “aparte” mensen af te komen.


 



REACTIES

A.

A.

hoi!
ik heb een vraag: wat is een parlement?
alvast dankjewel!

13 jaar geleden

R.

R.

Supper goeie samenvatting!
Ik heb voor mijn repetitie een 10,
je verdiend een echte zoen!

x

12 jaar geleden

R.

R.

OMG! Echt super erg bedankt! Drolletjes! Zie net mijn cijfer! En heb een tien! Die is lekker mee gepakt! ben echt blij, nu even thee drinken om het te vieren! Je verdient echt een gebakje! xx

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.