§1
In de 16e eeuw gingen Europeanen anders denken over mens en wereld. In de kunst kwam meer aandacht voor aardse dingen, in plaats van God. De kerk van Rome viel uiteen. Door een opstand in de Nederlanden werd werden de Nederlanden een onafhankelijke staat.
In 1568 stuurde Willem van Oranje de verkenners uit om een doorwaadbare plek in de Maas te zoeken. Toen de plek was gevonden, besloot Willem om met zijn hele leger de oversteek te wagen om naar de vijand te gaan; Het Spaanse leger, onder lijding van de Alva.
Eerst gingen zo’n 100 ruiters het water in, deze moesten een levende dam voorstellen zodat de rest van het leger er gemakkelijk langs kon, maar door het koude water en de zachte grond werden de paarden onrustig. Uiteindelijk lukte het en het leger van 26.000 huurlingen bereikte de overkant.
Op een van de vaandels stond Pro lege, rege et grege; Voor wet, koning en volk. Dit was om duidelijk te maken dat de oorlog niet tegen, de heer der Nederlanden, de Spaanse Philips II was, maar tegen de hertog van Alva, zijn legerofficier.
Alva was door Philips gestuurd na de beelden storm in 1566. Toen was de haat tegen de katholieken in Nederland zo groot, dat grote menigten de kerk binnenstormden en beelden, schilderijen en andere bezittingen kapotsloegen.
Alva had dit gevecht gruwelijk beëindigd en duizenden mensen, waaronder Willem van Oranje, vluchten het land uit. Vanuit het buitenland had Willem met zijn broers een aanval voorbereid. Willem, zijn twee broers Lodewijk en Adolf en twee andere krijgsheren zouden de Nederlanden van vier kanten binnenvallen. Zij hoopten dat de mensen in de Nederlanden hierdoor in opstand zouden kwamen tegen de Spanjaarden.
Alleen het ging niet zo als gepland. Twee legers werden uiteengejaagd en vernietigd, nog voor ze de slag konden leveren. In het noorden boekte Lodewijk wel wat overwinningen, maar hij werd in mei 1568 verslagen. Adolf stierf op het slagveld.
Met de tocht over de maas werd de vierde aanval ingezet, maar Alva trok zich steeds verder terug, totdat Willem uiteindelijk geen geld meer had en zijn manschappen moest terug sturen.
De belangrijkste adviseur van Philips schreef in een aan zijn koning: ‘Nu is Oranje een dood man’. De opstand waar Willem op hoopte brak vier jaar later alsnog uit.
§1.1
Rond 1500 veranderde er veel in de Europese samenleving. Schilders werden meer gezien als kunstenaars dan als handwerklieden. Met behulp van mechanische klokken ging men efficiënter om met hun tijd. Ook verbeterde de paus de kalender.
Op 16 augustus 1520 was het feest in Antwerpen ter ere van Onze Lieve Vrouwe. De gilden hielden een processie. Voorop liepen de trommelaars en fluiters, gevolgd door hoge gildenmeesters met het beeld van Petrus, de beschermheilige van de schippersgilde, want de zeevaart had Antwerpen immers veel welvaart gebracht. Hierachter liepen de schippers en de bootlieden zelf.
Een toeschouwer die dag was Albrecht Durer, een Duitse schilder. Met zijn vrouw reisde hij door de Nederlanden. Toen hij in Antwerpen aankwam werd hij met veel eer ontvangen en zelfs edelen bogen voor hem. Sinds zijn jeugd had de schilder vele veranderingen meegemaakt
Durer was in 1471 geboren in Neurenberg. Omdat hij goed kon tekenen ging hij bij een plaatselijke schilders gilde. Toen hij leerling was keken veel mensen neer op schilders dat het handwerkslieden waren Toen Durer 23 jaar was ging hij naar Italië. Hier leerde hij een andere manier schilderen dan dat hij gewend was. Deze schilders beelden de werkelijkheid veel beter af dan dat gebruikelijk was. Durer deed zijn best om deze technieken zo goed mogelijk te leren en bij thuiskomst was hij al snel een beroemd kunstenaar. Hij kreeg zelf opdrachten van keizer Maximiliaan.
In het begin van de 16e eeuw hoorde Antwerpen met zijn 40.000 inwoners tot een van de grootste steden van de landbouwstedelijke samenleving van Europa. in 1221 kreeg de stad stadsrechten en werd het bestuurd vanuit het stadhuis. Net als vroeger regelden gilden het leven van de ambachtslieden, maar veranderingen maakten duidelijk dat er andere tijden opkomst waren. Zo was er een oude regel dat een leermeester maar 1 leerling en twee gezellen mocht hebben. In de 16e eeuw waren er echter ondernemers die meer personeel in hun bedrijf wilden hebben om zo sneller te kunnen produceren. Deze ontwikkeling zorgde ervoor dat de gilden hun regels langzamerhand versoepelden.
De tijd werd steeds belangrijker in de Europese economie. De zandloper voldeed niet meer, dus gingen uitvinders mechanische klokken ontwerpen. Hiermee werd een dag in 24 uren verdeeld en je kon er heel de dag de tijd op aflezen. Ook werd er voor sommige klokken een wekker ingesteld. Vanaf de 15e eeuw werden er grote uurwerken op torens in steden geplaatst zodat de mensen de tijd konden aflezen. Hierdoor konden ondernemer ook efficiënter met hun tijd omgaan. Tijd werd geld.
Een kalender is een lijst waarin de dagen van een jaar zijn ingedeeld in maanden en weken. In de Christelijke jaartelling wordt uit uitgegaan van een zonnejaar; De tijd waarin de aar rond de zon draait. Ong. 365 dagen. Door de invoering van de Gregoriaanse kalender beginnen de vier seizoenen elk jaar altijd op dezelfde datum. Zomer op 21 juni, de langste dag, winter op 21 december de langste nacht. De lente en herfst beginnen daar precies tussen in namelijk op 21 maar en 21 september, de dagen dat de dag net zo lang is als de nacht.
Het begrip maand is afgeleid van de maan, die om de aarde draait. Dit duurt telkens 29 dagen, 12 uren, 44 minuten en 3 seconden. Deze tijd wordt een maanmaand genoemd. De Romeinen verdeelden een jaar in twaalf maanden, maar die duurde niet even lang als een maanmaand en waren ook onderling verschillend van lengte. Deze verdeling werd overgenomen in de Gregoriaanse kalender, die wij nu ook gebruiken. We hebben zeven maanden met 31 dagen, vier maanden met 30 dagen en een maand van 28 dagen, die 29 dagen is in een schrikkeljaar. De maanden januari, maart, mei en juni zijn genoemd naar de goden Janus, Mars, Maia en Juno. Februari komt van februa, dit is een feest in de winter. April komt waarschijnlijk van apricus, Latijn voor ‘beschermen door de zon’. Juli en augustus zijn vernoemd naar de Romeinse keizers Julius Ceasar en Octavianus Augustus. September, oktober, november en december zijn afgeleid van telwoorden, septem (zeven), octo (acht), novem (negen) en decem (tien).
Maanden van de Islamitische kalender duren even lang als een maanmaand en is 11 dagen korter dan een zonnejaar. Hierdoor vallen Islamitische feesten elk jaar 11 dagen korter dan de Grogoriaanse kalender. Door de kortere jaren loopt de Islamitische jaartelling langzaam in op de Christelijke. Er zijn ook indelingen van jaren met sterrenbeelden.
§1.2
Rond 1500 kregen steeds meer Italiaanse kunstenaars interesse in de kunst uit de klassieke oudheid. Europeanen kregen een ander beeld van wereld.
In 1508 schilderde Rafael op een van de vier wanden van de pauselijke bibliotheek De school van Athene, een denkbeeldige bijeenkomst van de grote Griekse filosofen. In het midden, Plato en Aristoteles en daaromheen staan andere filosofen te denken, studeren of debatteren. Op de achtergrond zijn beelden van Athene en Apollo verwijzen naar de klassieke architectuur uit de tijd van de Grieken en Romeinen. Dit meesterwerk liet zien dat er een nieuwe tijd was aangebroken. Eeuwenlang vond de kerk dat de Grieks-Romeinse cultuur verafgoding was, maar in de 15e eeuw kreeg zelfs de paus er interesse in.
In Italië spraken mensen van de rinascita (wedergeboorte) van de klassieke oudheid. Buiten Italië werd dit bekend als de Renaissance. Mensen herontdekten als het ware de schoonheid van de klassieke cultuur. De eeuwen tussen de oudheid en de Renaissance werden de middeleeuwen genoemd omdat ze achteraf donker en duister bleken.
De Renaissance ontstond in de Italiaanse steden Florence, Milaan, Genua en Venetië. Hier leefden kooplieden die rijk waren geworden van de handel in Europa. Door hun rijkdom konden ze als vorsten leven. Hoewel de kerk altijd had gezegd dat het leven op aarde een voorbereiding was op het hiernamaals, hadden de rijken toch wel de pleziertjes van het leven. Hier kwam ook hun motto uit: Carpe diem (pluk de dag). Dit is een hele andere mentaliteit dan wat ze in de middeleeuwen dachten; Momento mori (gedenkt te sterven).
De nieuwe manier van denken beïnvloedde ook de schrijvers. In plaats van dat ze zich als maar bezig hielden met het leven na de dood, onderzochten ze ook de dingen om hun heen.
Als je de mens en de natuur wilde begrijpen moest je klassieke teksten lezen, alleen veel van deze teksten waren verloren gegaan. Gelukkig waren er monniken die teksten hadden overgeschreven, maar hier zaten veel fouten in. Er werden mensen op uitgestuurd om in klooster in de Europese en Arabische wereld zo veel mogelijk boeken op te sporen. Renaissance geleerden stelden de mens centraal net als de filosofen uit de oudheid. Ze werden humanisten genoemd, van het Latijnse humanitas (menselijkheid). Ze vonden dat je door inspanning je leven kon verbeteren, onderwijs speelde een belangrijke rol. Het hoogte ideaal was homo universalis, de mens die van alle markten thuis was. Leonardo da Vinci was zo iemand. Hij hield zich niet alleen bezig met kunst maar ook met bijv. wiskunde en anatomie.
Kunstenaars uit de Renaissance probeerden de klassieke kunst te overtreffen. Nu hadden ze meer keus want het hoefde niet alleen maar godsdienstig. Net als de Grieken en Romeinen gingen ze anatomie bestuderen waardoor ze hun kunstwerken levensecht konden maken.
Net als de Grieken, zochten de Renaissance kunstenaars, de juiste verhouding, want dit was de sleutel tot harmonie en schoonheid. Ook werd perspectief, herontdekt, hierdoor waren Renaissance schilderijen veel realistischer dan de middeleeuwse.
Architecten namen klassieke tempels als voorbeeld, zoals het Pantheon. De Renaissance kunst ontstond onder invloed van de rijke burgers, maar ook de kerk deed mee. Pausen haalden veel schilders naar Rome om de kerken te verfraaien.
Koning Frans I was een groot Renaissance kunstliefhebber. In 1516 lukte het zelfs om Leonardo da Vinci te laten komen. Hij had toen de Mona Lisa bij zich, ook heeft hij topstukken van Rafael en Michelangelo gekocht, deze hangen nu allemaal in het Louvre.
Doordat veel Italiaanse Renaissance kunstenaars in dienst traden van koningen, en veel noordelijke kunstenaars naar Italiaanse meesters gingen verspreide de Renaissance zich in de 16e over heel Europa. Een grote rol was de boekdrukkunst. Boeken werden niet meer geschreven, ze konden nu in grote oplagen gedrukt worden, ideeën uitwissen ging zo veel sneller.
Veel wetenschappers gingen naar Universiteiten om klassieke teksten te bestuderen. Zo ook Erasmus van Rotterdam. Hij las de oorspronkelijke bron van het Nieuwe Testament en kwam erachter dat de kerk veel deed met dingen die niet met het christendom te maken hadden. In zijn boek Lof der Zotheid, drijft hij de spot met gelovigen, priesters en de kerk. Kritiek van humanisten zorgde voor een scheuring in de kerk.
Natuurwetenschap ging een veel grotere rol spelen. Leonardo da Vinci ging bijvoorbeeld het menselijk lichaam onderzoeken en de Poolse wiskundig Copernicus ontdekte dat de zon om de aarde draait en niet andersom. Niemand nam hem serieus tot er in de 17e bewezen werd dat hij gelijk had.
§1.3
Kritiek op de kerk in Rome leidde tot splitsing van de kerk. Het waren de Rooms-katholieken tegen de protestanten.
In 1494 preekte een Italiaanse monnik tegen de kerk. Hij zei dat de kerk te veel bezig was met bezittingen ipv. God, dat ze corrupt waren en weer sober moesten gaan leven. Want voor de kerk was de pracht en praal belangrijker geworden dan het geloof. Bijv. voor de Sint-Pieterskerk was veel geld nodig, dus liet de kerk aflaten verkopen. Christenen moesten voor hun dood n het vagevuur, maar met zo’n aflaat konden ze dit verkorten, of hoefde het helemaal niet.
Aflaten waren erg duur en er was zelfs een handeltje mee begonnen. Dit vond de Duitse monnik Maarten Luther niet leuk. In 1517 schreef hij een brief naar hoge geestelijken met 95 stelling waarom een aflaat niet kon. Hij vond dat een plek in de hemel niet te koop was en je dit alleen kon verdienen door onwrikbaar geloof en om tot dit geloof te komen moest iedereen zelf de bijbel lezen want hierin stond het enige dat ertoe deed, het woord van God. Luther vond priesters dan ook niet nodig net als de kerk. Ook de beelden en relikwieën keurde hij af, want daarover stond niets in de Bijbel.
De paus was woedend op Luther en dwong hem zijn woorden terug te nemen, toen hij dit niet deed werd hij uit de kerk gezet. Via de nieuwe boekdrukkunst verspreidden luthers ideeën zich toch. Karel V, onder andere de Duitse keizer, vreesde een scheuring van het Duitse rijk. Karel gaf in 1521 in Worms, Luther nog een kans om zijn woorden terug te nemen en weer deed Luther dit niet. Hij werd toen vogelvrij verklaard. Gelukkig kreeg hij bescherming van een Duitse vorst en vanuit daar vertaalde hij de bijvel in het Duits, zodat ook de gewone mensen het konden lezen.
Door Luther begon de Reformatie of kerkhervorming, een beweging in het christendom die van alle uiterlijke franje af wilden. De kerk in Rome viel uiteen en er ontstonden de rooms-katholieken en de protestanten.
Er kwamen meer hervormers, zoals Johannes Calvijn. Hij vond dat, al geloofde je in God, dat dit geen zekerheid is voor een plek in de hemel, bij je geboorte werd het al bepaald of je naar hemel of hel zou gaan. Toch had ieder mens volgens Cavijn de plicht om God te dienen, net zoals vorsten en de regering. Hij vond dat als een leider in tegenstrijd ging met Bijbelse geboden, dat lagere overheden zich hiertegen mochten verzetten. Vanaf 1540 verspreidde het Calvinisme zich vanuit Zwitserland over Europa.
De Engelse koning, de Scandinavische koningen en een aantal Duitse vorsten bekeerden tot het protestantisme. Onderdanen moesten zo ook protestants worden. Sommige vorsten deden dit alleen om hun schatkist te spekken, want de kerk moest veel dingen inleveren nu het protestants was. Er volgden vele godsdienstoorlogen tussen katholieken en protestanten, waaronder die in Frankrijk, die hier hugenoten werden genoemd. In het Duitse rijk vocht Karel V tegen de protestanten, maar toen hij zag dat dit geen zin meer had, liet hij in 1555, alle Duitse vorsten hun eigen godsdienst bepalen.
In de Nederlanden moest de inquisitie van Karel alle protestanten vervolgen. Je mocht geen boek hebben, drukken of verspreiden. Je mocht zelfs niet over de inhoud van de bijbel praten, alleen de Rooms geestelijken mochten dit. Op overtreding stond de doodstraf. Toch gingen predikanten gewoon door. Vanaf 1566 werden er hagenpreken buiten de stadpoorten gehouden, want in de Nederlanden kreeg het Calvinisme steeds meer aanhang.
§1.4
In 1555 volgde Filps II zijn vader Karel V op als landsheer van de Nederlandse gewesten en Koning van Spanje. De Nederlanders kwamen in opstand tegen Filips en er brak een lange oorlog uit, uiteindelijk werden de Nederlanden een onafhankelijke staat.
In 1555 deed Karel V afstand van de troon omdat hij te oud was. Hij had zo’n groot rijk, dat er werd gezegd dat in zijn koninkrijk de zon nooit onder ging. Hij was koning van Spanje, de Spaanse delen in Amerika, keizer van Duitsland, aartshertog van Oosterse landen, koning van grote delen van Italië en landsheer van de Nederlanden.
Tussen 1519 en 1543 had hij de macht in alle 17 gewesten in de Nederlanden. Alleen hij was daar nooit een groot heer over geweest. Want in ieder gewesten waren er drie standen – adel, geestelijkheid en burgerij – in een vergadering (Gewestelijke Staten) over bestuurzaken en belasting. Alle gewesten stuurde dan vertegenwoordigers naar de Staten-Generaal om te bepalen over de hoogte van belasting aan de landsheer en de vrijheid die zij hier in ruil voor kregen.
Karel streefde naar centralisatie. Hij liet zich vertegenwoordigen door stadhouders. Als hij niet in Brussel was, regeerde een landvoogd uit zijn naam. Hierdoor had de adel een grote invloed op het bestuur.
Het rijk van Karel werd in twee delen gedeeld, Filips kreeg de Nederlanden en de Spaanse kroon, met de Italiaanse en Amerikaanse gebieden. Oostenrijk en Duitsland gingen naar Ferdinand I, Karels broer.
Filips was geboren in Spanje en de Nederlanden kende hij slecht. Teoen hij in 1556 Brussel verliet en voorgoed naar Spanje vertrok, verslechterde de banden met de adel. Hij liet zijn zus Margaretha van Parma achter als landvoogdes. Filips zette de centralisatiepolitiek nog harder voort dan zijn vader en probeerde de hoge Nederlandse adel te verdringen. Edelen, waaronder Willen van Oranje werden hier boos over en in de steden groeide ontevredenheid over de belasting aan Filips.
Filips was diepgelovig katholiek en hij bestreed het calvinisme met harde hand.Hij zag dit als een goddelijke plicht. Kritiek op hem groeide, zowel bij de protestenten als katholieken.
Op 5 april 1566 trok een lange stoet van 200 edelen met een smeekbrief naar de landvoogdes, om de vervolging te matigen. Terwijl de landvoogdes nadacht, zei een van haar adviseurs: ‘Ach mevrouw het zijn maar bedelaars’ (gueux). De edelen gebruikten dit als eretitel.
De landvoogdes beperkte inderdaad de kettervervolging, maar hierdoor gingen steeds meer predikanten calvinistische diensten houden. In 1566 in Vlaanderen liep zo’n hagenpreek erg uit de hand. De predikanten zweepte zijn gehoor op en een grote horde trok er op uit om in kerken heiligbeelden, schilderijen en andere bezittingen kapot te maken. In de maanden daarna raasde de Beeldenstorm door het land.
Filips was woedend en stuurde zijn beste generaal, Alva, met een leger naar de Nederlanden. Alva stelde de Raad van Beroerte in. Een rechtbank die iedereen die meedeed met de beeldenstorm ter dood veroordeelde. Veel protestantse edelen, waaronder Willem van Oranje, sloegen op de vlucht. De Nederlandse opstand (80 jarige oorlog) begon in 1568, toen Willem met een leger huurlingen de Spanjaarden aanviel. Deze aanval mislukte en de opstand waar hij op hoopte bleef uit. Na vier jaar kwam de redding – sommige geuzen waren naar zee gevlucht en vielen de Nederlanden vanuit zee aan op in april 1572, namen de geuzen den Briel in. In de zomer kwamen veel Hollandse en Zeeuwse steden ook in opstand, hierdoor kwam Willem weer terug.
Ondertussen belegerde Alva veel steden zonder genade. In december 1572 werd bijna heel de bevolking van Naarden uitgemoord, nadat de stad zich had overgegeven. Hierdoor hielden Haarlem, Alkmaar en Leiden hun poorten gesloten. Haarlem moest na 7 maanden toch toegeven en de 700 soldaten die de stad hadden verdedigd werden vermoord. Leiden en Alkmaar bleven volhouden tot de bevrijding.
In 1579 vielen de Nederlanden uiteen. De zuidelijke gewesten accepteerde de handhaving van Filips. De noordelijke gewesten, waaronder delen van Vlaanderen en Brabant, vormden een nieuw genootschap, de Unie van Utrecht.
In 1580 verklaarde Filips, Willem vogelvrij. Als reactie hierop erkenden de edelen Filips niet langer als vorst. Dit Plakkaat van Verlating uit 1581 was het begin van Nederland als onafhankelijke staat. In 1584 voerde Balthasar Gerards de wens van Filips uit. Gerards deed zich voor als gevluchte protestantse en schoot Willem van dichtbij neer. De Staten-Generaal was toen opzoek naar een vervanger, maar besloot dit niet te doen. De gewesten bleven bestuurd door hun haar. Deze staatsvorm was afzonderlijk in Europa, want bijna elke land had een vorst.
Onder leiding van prins Maurits, zoon van Willem, zetten ze de strijd voort. In 1648 eindigde de oorlog. Bij de ondertekening van de Vrede van Munster erkende Spanje de soevereiniteit van de Republiek der Verenigde Nederlanden.
§1.5
Het Wilhelmus is een Nederlands strijdlied uit het begin van de opstand. Het gaat over Willem van Oranje. Na de opstand bleef het populair. In 1932 werd het Wilhelmus het Nederlands volkslied.
Veel Nederlanders verbazen zich over de eerste regen van ons volkslied. Willem van Oranje werd geboren in het Duitse Dillenburg. In het Wilhelmus, is Willem de ik persoon en hij legt uit waarom hij in opstand komt tegen het Spaanse gezag. Hij is altijd een trouwe dienaar geweest van de koning van Spanje, maar zijn volk leidt zo onder Alva, dat het tijd is om de wapens te trekken. Hij vraagt God om hem bij te staan, want niet hij, maar zijn tegenstanders, zijn afgedwaald van het ware geloof.
Het Wilhelmus is het oudste volkslied ter wereld, het werd omstreeks 1570 gemaakt, omdat de tekst gaat over de gebeurtenissen in het begin van de opstand, maar er nog niks wordt gezegd over de inname Den Briel in 1572. Het lied bestaat uit 15 coupletten. De eerste letters vormen ‘Willem van Nassov’. Het staat niet vast wie de coupletten schreef. Omdat op zulke teksten de doodstraf stond in die tijd, werden ze anoniem gemaakt. Historici denken dat het de secretaris van Willem was; Marnix van Sint-Aldegonde.
De melodie van het Wilhelmus werd in 1568 gebruikt in een Frans soldatenlied. Deze versie klonk veel sneller dan de gene die door Velerius werd gecomponeerd en die we nu ook gebruiken.
Er gaat een verhaal dat tijdens de belegering in Haarlem n 1573, een soldaat vanaf de stadmuur het Wilhelmus ging zingen, de Spanjaarden schoten een kanon af en het koste hem een been. Het is bekend dat geuzen vaak strijd liederen zongen, dit was een vorm van propaganda. Hiermee krikten ze hun moreel op en probeerde de vijand te ontmoedigen. Aan het begin van de oorlog werden deze gewoon verspreid op losse blaadjes maar ook van mond tot mond. Later werden ze verzameld in Een nieu Geusen Lieden Boecxken, de oudste bekende druk kom uit 1577.
Zelfs na de oorlog bleef het lied populair. Tien in 1814 Nederland koninkrijk werd moest Koning Willem I, nakomeling van Willem van Oranje, een volkslied kiezen, een die de eenheid van Nederland aan bod nam. Zijn oog viel op Wien Neerlands Bloed van de dichter Hendrik Tollens. Het Wilhelmus werd niet gekozen, hoewel het lied verbonden was met de Oranje. Toch bleef het Wilhelmus populair. Het werd in 1932 uitgeroepen tot ons volkslied en wordt nog steeds bij evenement en officiële plechtigheden gespeeld. Vooral in de 2e wereldoorlog was het 6e couplet populair, dit ging over de tirannie uit het land verjagen.
§1.6
Leonardo da Vinci was architect, uitvinder, ingenieur, planoloog, filosoof, sterrenkundige, scheikundige, schrijver, beeldhouwer, schilder en componist. Daarmee was hij de het ideaal van de Renaissance: de universele mens.
Leonardo da Vinci (1452-1519) zat soms dagen achterelkaar in zijn werkplaats, de sterren te bestuderen of iets uit de vinden. De mensen van de tijd vonden hem een genie, hoewel er ook mensen waren die hem verdachten van magie.
Leonardo werd in 1452 geboren in Florence, als buitenechtelijk kind van een notaris en een boerenmeid. Hij ging in de leer bij kunstenaar en beeldhouwer Andrea del Verrocchio. Zijn eerst belangrijke opdrachtgever was Ludovico Sforca, hertog van Milaan. In Milaan was niet alleen maar bezig met beeldhouwen en schilderen, hij maakte ook nieuwe wapens en verdedigingswerken. Toen Milaan in 1499 bezet werd, trok hij terug naar Florence, alleen hij was nooit lang meer op dezelfde plek. Zijn laatste opdrachtgever was de Franse koning Frans I. Hij maakte voor hem een ontwerp voor een nieuw paleis en een irrigatieproject voor de Loire.
Leonardo had weinig met magie. Hij leerde van de wereld om hem heen, hij vond dat kennis niet kon opdoen door boeken, maar door zintuiglijke waarneming. Hij bekeek en tekende de dingen die hij zag na.
Hij wilde precies weten hoe het menselijk lichaam er van binnen uitzag. Daarom ging hij ’s nachts naar ziekenhuis om te snijden in lijken. Wat hij zag legde hij in precieze tekeningen vast zoals die nog nooit eerder vertoond waren. Er zijn duizenden vellen van hem, allemaal in spiegelschrift. Dit deed hij waarschijnlijk om als linkshandige niet te veel vlekken op het papier te maken.
Leonardo bedacht ook of de mens zou kunnen vliegen. Hij keek naar de vleugels, de spieren veren en vliegbewegingen van insecten en vogels. Hij ontwierp een vliegmachine, parachute en een soort helikopter. Zijn onderzoekingdrang ontwikkelde zich tot de ware homo universalis, de veelzijdige ontwikkelde mens die in de Renaissance als ideaalbeeld gold.
Toen Leonardo in dienst van de Hertog van Milaan schilderde hij in een klooster: Het laatste Avondmaal, uit het Nieuwe testament. Hij deed hier heel lang over omdat hij streef naar perfectie. De beweging moesten precies kloppen net als de gezichten. Toen de schildering na 3 jaar bijna klaar was, kwam het kloosterhoofd naar hem toen en vroeg waarom het zo lang duurde en waarom hij er nooit aan werkte. Leonardo antwoordde, dat hij er elke dag 2 uur aan werkte. ‘Maar hoe kan dat dan u er nooit bent’, vroeg het kloosterhoofd. Leonardo antwoordde dat hij elke dag ’s ochtends en ’s avonds ging kijken naar het goede gezicht voor Jezus en Midas. Het eindwerk was schitterend.
Met zijn streven naar perfectie droef Leonardo nog wel eens wat opdrachtgevers tot wanhoop. Ook gingen veel schilderijen van hem verloren omdat hij voortdurend experimenteerde met verf en vernis, niet altijd met succes.
§1.7
Tijdens de opstand gebruikten de geuzen en de Spanjaarden nog al wat propaganda om zichzelf goed af te schilderen en de ander zwart te maken.
Er waren twee kampen in Nederland tijdens de opstand. De protestante die het zagen als een vrijheidstrijd en de katholiek die het als een opstand tegen het wettige gezag zagen. Om hun aanhang te vergroten gebruikten ze propaganda door middel van toneelstukken, kronieken, reisverslagen, prenten en pamfletten. Ze noemden zichzelf geuzen en droegen geuzenpenningen.
De geuzen maakten vooral Alva zwart. Zoals het plaatje met een duivel om zijn nek op een troon met de staten de mond gesnoerd en de 17 gewesten aan zijn voeten.
De negatieve verhalen over de Spanjaarden groeide in de 16e eeuw. Over het wrede optreden tegen de Nederlanders, maar ook tegen de Indianen uit Amerika. Hierdoor groeide zelfs onder de katholieken verontwaardiging. Dit werd de ‘Zwarte Legende’ genoemd. Dit werd versterkt door Nederlandse prenten.
Toen Willem van Oranje 1580 vogelvrij werd verklaard stuurde willem een brief naar Filips, dat hij en Alva hypocriet waren en niet als mens deugde. Ook dat ze op de ondergang van de Nederlanden uitwaren. Deze apologie werd gelijk in 4 talen vertaalt en verspreid.
Spanjaarden vonden de opstand een burgeroorlog tussen katholieken en protestanten. De grootte boosdoener was Willem van Oranje. Volgens de Spanjaarden was hij hebzuchtig, vals en verwaand en ook nog een verrader.
In de 17e deden de Spanjaarden er alles aan om hun imago weer op te krikken. Zo schilderden ze hoe geweldig zij waren. De Spaanse schilder Valazquez kreeg de opdracht de overgave van Breda te schilderen. Twee jaar na de voltooiing van het schilderij werd de stad door de Republiek heroverd.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden