Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 1

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 1050 woorden
  • 16 juni 2012
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
13 keer beoordeeld

Paragraaf 1.1

In de 19e eeuw was de industriële Revolutie in Groot Brittannië al in volle gang. Later kwam de VS en de Europese continenten. Na 1880 kwam de industriële revolutie in een nieuwe fase waarin elektriciteit een belangrijke, nieuwe krachtbron werd

Er waren veel veranderingen rond 1900. De massaproductie die kwam op volle gang. Optimisme over de vooruitgang vierde hoogtij. ( telefoon, elektrisch licht overal, vliegtuigen, autofabrieken, auto) eerste geslaagde vliegpoging van de gebroeders Wright. 1903 Harry Ford introduceerde de lopende band. Deze tijd noemen wij ook wel la Belle Epoque

Industrialisatie: meer fabrieken en industrie wordt belangrijkste middel van bestaan. Gevolg hiervan was verstedelijking (=urbanisatie)

Urbanisatie: verstedelijking.

In de 19e eeuw breidde veel steden zich uit en er werden rond fabrieken goedkope arbeiderswijken gebouwd. De leefomstandigheden waren slecht. Daardoor kwam de Nederlandse regering met een woningwet in 1901. De bebouwing werd ruimer van opzet, meer groen, in Amsterdam kwamen tuindorpen en bedrijf en woonwijken werden gescheiden. Duitsland liep snel voor op industrie en ging al snel meedoen in de race om koloniën.

Militarisme: manier van denken waarbij leger en militaire traditie centraal staan

Duits militarisme bracht Engeland en Frankrijk ertoe in 1904 een vriendschapsverdrag te sluiten. Ook in de Balkan namen de spanningen toe. Doordat Oostenrijk-Hongarije Bosnië-Herzegovina innam. Hierdoor ontstond een ruzie tussen Oostenrijk-Hongarije en Servië. Servië werd gesteund door Rusland. In die tijd sprak men van Patriottisme.

Patriottisme: vaderlandsliefde die soms overdreven vormen aanneemt.

Paragraaf 1.2

Na de moord op Franz Ferdinand kwam de spanning van de laatste 2 jaar naar boven. Het begon op 28 juli 1914 met een oorlogsverklaring van Oostenrijk – Hongarije aan Servië. Duitsland voelde zich bedreigt, en eiste van Rusland stopzetting van mobilisatie en van Frankrijk neutraliteitsverklaring. Toen dit niet gebeurde, verklaarde Duitsland de oorlog aan Frankrijk én Rusland. Hierop verklaarde Groot-Brittannië de oorlog aan Duitsland.

De spanningen hadden geleid tot diverse bondgenootschappen. Zo had je het bondgenootschap Rusland-Groot-Brittannië-Frankrijk en Duitsland-Oostenrijk-Hongarije.

De Duitsers veroverde al snel delen van België. en naderde Parijs. Deze wilden ze eigenlijk omzeilen, zodat ze heel Frankrijk eerst konden veroveren, om vervolgens Parijs aan te vallen. De Russen opende de aanval in het Oosten; een twee frontenoorlog begon. Hierdoor konden de Fransen zich herstellen en drongen de Duitsers terug, die zich vervolgens ingroeven. De loopgravenoorlog was ontstaan. Deze oorlog duurde ruim 10 maanden lang, rondom de stad Verdun. Deze slag had één miljoen doden en gewonden tot gevolg.

In 1914 stelde Groot-Brittannië een economische blokkade tegen Duitsland in. Duitsland reageerde hier op met een duikboten oorlog. Hierdoor werd de Verenigde Staten bij de oorlog betrokken. De eerste oorlog eindigde in Versailles waarbij de vredesverklaring werd opgesteld. (1919)

Paragraaf 1.3

1918 Patriottisme had plaatsgemaakt voor oorlogsmoeheid.

Patriottisme: vaderlandsliefde

Door de industrialisatie werd niet alleen de samenleving veranderd maar ook de hele oorlogsvoering. De machines werden krachtiger en steeds dodelijker. De omstandigheden in de loopgraven waren mensonterend. Bij de oorlogsvoering werd een nieuw middel gelanceerd. Dit was de propaganda. Kranten publiceerde verzonnen verhalen over de vijand. De oorlog had ook gevolgen voor het gewone leger, omdat bijna alle mannen naar het front moesten met het gevolg dat de vrouwen het werk moesten doen. De productie liep terug. Dit werd nog versterkt doordat er een grote oorlogseconomie ontstond.

De media werd op hoge druk ingezet. Door de krant moesten de burgers het idee krijgen dat de vijand verschrikkelijke dingen veroorzaakte en niet in opstand kwamen.

Ondanks de censuur ondervond iedere burger de oorlog aan den lijve. De straten stroomde vol met militaire, vrouwen moesten het werk overnemen en de regering schakelde over op een oorlogseconomie; bedrijven moesten goederen produceren voor de oorlog.

Door het grote aantal gewonden werd in Geneave besloten het Rode Kruis op te richten (1864 – 1949).

Permanent hof van armitrage: Is gezeteld in Den Haag. Dit hof behandelt internationale verschillen tussen landen. Doel van dit hof is om oorlogen te voorkomen. In 1919 richtte de geallieerden de Volkenbond op. De volken bond is de voorloper van de huidige NAVO.

Paragraaf 1.4

In 1900 heerste er armoe in Rusland. De landbouw bracht niet veel op en er werd overgestapt op staal- en textielfabrieken. Tsaar Nicholas II was een dictator. Er was gebrek aan alles. Door een voedseltekort brak er een Februarirevolutie uit.

Veel mensen raakten in de ban van Karl Marx’ revolutie (ideologie). De bevolking splitste zich in twee groepen. De Bolsjewieken en de Mensjewieken. De Mensjewieken waren in de minderheid. Deze vonden dat Rusland nog niet klaar was voor het communisme. De Bolsjewieken (meerderheid) vonden dat Rusland wel klaar was voor het communisme. Lenin was de leider van de Bolsjewieken. De tsaar had door de Oktoberrevolutie afstand gedaan van zijn troon. Deze werd ingenomen door een Voorlopige Regering die bestond uit Sovjets en arbeiders.

In April zei Lenin dat de oorlog gestopt moest worden. Het land moest verdeelt en fabrieken in handen van arbeiders. De voorlopige revolutie ging echter door met de oorlog. De chaos werd nog groter. Lenin voorde een staatsgreep uit. Alleen de communistische partij was toegestaan. Volgens Lenin was de Russische revolutie een start van de wereldrevolutie.

Paragraaf 1.5

Nederland bleef neutraal. Het bedrijfsleven mocht door de neutraliteit geen goederen leveren aan andere landen die positieve invloed konden hebben op de oorlog. Schepen moesten goed oppassen, omdat Duitsland en Engeland mijnen in het water hadden gelegd. Duitsland torpedeerde ook regelmatig schepen die naar Engeland voeren. Er werden wel voedselbonnen uitgedeeld voor brood, vlees en aardappelen.

De school- en kiesrechtstrijd werden in deze oorlog opgelost. Bijzondere scholen kregen net zoveel geld als normale scholen. Er kwam alegemeen kiesrecht voor mannen, en passief kiesrecht voor vrouwen. Het kiessysteem veranderde ook. De kanidaat in een district met de meeste stemmen kwam in de Tweede Kamer. Sinds 1917 maakte ook kleine partijen kans op een Kamerzetel.

In 1918 kwamen de Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP) en de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP) in de tweede kamer. Maar deze wilden niet samen regeren. In 1918 kondigde de leider van de SDAP de revolutie aan. Deze kwam niet, en Toelstra maakte excuses. Hierdoor kwam er een politiek isolement. Er kwamen nieuwe wetgevingen: 8-urige werkdag en een invalide- en ouderdomswet. Langzaam kwam de verzorgingsstaat op gang. Ook de verzuiling kwam sterk op gang. Door de strikte scheiding van groepen werd er gesproken over ‘zuilen’. De belangrijkste waren de katholieken, de protestants-christelijke, de socialistische en de liberalen.

REACTIES

M.

M.

Heel erg bedankt!

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.