Hoofdstuk 1

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2191 woorden
  • 17 oktober 2007
  • 21 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
21 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Aantekeningen Imperialisme= macht krijgen over een gebied van anderen. Gedelegeerde= vertegenwoordiger van een groep. Europese expansie
Vorm van ontdekkingsreizen
Redenen/oorzaken - kennis over de wereld, nieuwsgierigheid: hoe ziet de->ontdekkingen wereld eruit > cartografie, > kennis van vogels, sterren en zeeën - verhinderde onderzoek na 1500 neemt de vraag naar kennis toe. Christendom verspreiden.->de kerk - drijfveer m.b.v. scheepsvaart, verbeterd de handel en neemt->Handel dermate veel dat de bevolking in Europa groeit.->enorm in omvang toe
Expansie begint ±1500

Kolonisatie VS
1. - Australië - Nieuw-Zeeland
2. - Latijns-Amerika - Afrika - Azië 1. - vrijgevochten, - hebben westerse cultuur overgenomen. 2. zijn 3e wereld landen geworden
Imperialisme - economische motieven - sociale motieven - politieke motieven
compagnieën
om VOC-> Werken met aandelen kapitaal
Kolonisatie
1. 1plaats – paar mensen – deze mensen handelen met het achterland->handelsposten
2. grotere groep mensen gaat zich blijvend in de regio->vestigingskolonie zij worden onafhankelijk (bestuurlijk militair) van het->vestigen moederland. Vb. Nedederlands-Indië, Azië, India. 3. plantagekolonie afhankelijk van het moederland, bv. Bestuurlijk. Richt zich vooral op-> handel met het moederland d.m.v. landbouw, vb. Zuid-Amerika, landbouw ter behoeve van het moederland. Kolonie= gebied over zee waar naar toe mensen en kapitaal worden geëmigreerd. Columbus 1492 Amerika
Hernan Cortès is een arme edelman de rijk wil worden, hij ging opzoek naar Azteken cultuur.-> hij komt terecht in Mexico, daar zijn indianen ->goud

Verslaat de Azteken – Mexico stad verwoest, Spanje wordt hier de baas. nomaden, indianen->Noord-Amerika
azteken/inca’s.-> vaste woonplaats – landbouw ->Zuid-Amerika
De stad die de Azteken hebben heet Tenochtitlan. Cortès was daar diep onder de indruk van, maar ook van schrijven en wetgeving en de krijgers kunst. De azteken hebben een aparte godsdienst met een god die heet Quetzquatl, ook wel gevederde slang. Hernan Cortès werd daar goed ontvangen, omdat ze dachten dat hij de terug komst was van Quetzquatl (God) en dus kwam hij binnen. Ze gingen ook ten onder door ziekte. - bevolken die de Azteken onderdrukken, steunen hem - Godheid - Ziektes
Dit waren de redenen waarom de Azteken ten onder gingen, vanaf toen was er Nieuw Spanje. Montecezuma= koning van de Azteken. Spanjaarden en Indianen
Welke invloed had de verovering van Latijns-Amerika op de economie, bevolking en bestuur? Invloed van Europa is van grote betekenis
invoer van goud (zilver)-> [zilvervloot 2x per jaar] Hierdoor krijgt Spanje enorme rijkdom en macht. Nieuwe landbouw producten: Cacao, vee (Argentinië), rietsuiker vanuit Europa naar Latijns-Amerika: lastdieren, wiel, tarwe. Wederzijde beïnvloeding “Columbian Exchange” De Mexicaanse smeltkroes
met name de bevolking.-> de invloed van de kolonisatie op de Latijns-Amerikaanse maatschappij -> De Spaanse koning ziet de Indianen als zijn kinderen. (hij moet er dus voor zorgen) Daarnaast heeft hij Spaanse burgers in Latijns-Amerika. =standenmaatschappij => 2republieken (2standen) er ontstaat een elite (top van de maatschappij, bestuurlijk) voornamelijk Spanjaarden die besturen.-> In dun bevolkte gebieden (dorpen) “versmelten”de verschillende volken wel er ontstaat een synthese tussen de volken en hun cultuur.->met elkaar versmelting)->(synthese - kind van Spanjaarden en Indianen->mestiezen - nakomeling van Spaanse ouders, alleen die leven in Latijns-Amerika.->creool
Mestisering = culturen versmelten
Het streven naar onafhankelijkheid
1810-1826
Oorzaken verzet: lange termijn (tegen koloniale overheersing) Heel LA onafhankelijk • haciënda’s hebben bij daling bevolking grond ingenomen = dus nu geen grond beschikbaar voor gewone boeren. • Bevolking ˆ in de koloniën = meer grond nodig = haciënda’s betalen minder loon (teveel arbeid) • Elite = Spaans Europees door maatregelen om greep op kolonie te versterken dus creolen geen kans. Cultureel zelf bewustzijn creolen wel ˆ. Korte termijn ± 1800 • economische crisis door droogte
1808 • Spaanse koning vervangen door Jozef Bonaparte ˇ Revolutie LA

Vrijheid en afhankelijkheid
Welke problemen ontstaan in de onafhankelijke staten? 1. slechte infrastructuur (door oorlog) 2. Spaanse bestuurders vertrokken (tussentijd van stuurloosheid (gevaarlijk) = machtvacuüm) 3. investeringen - vallen tegen
4. gebrek aan arbeiders (gevlucht v.d. oorlog
5. sociale en ongelijkheid neemt toe (verschil tussen de mensen wordt groter) door de verkoop van grond van de indianen. 6. rebellen leiders
Door het vervallen van de Spaanse bestuurders is de bescherming ook weg. Er zijn altijd mensen die de macht krijgen. In Zuid-Amerika zijn dit de caudillo’s - rijke mensen - persoonlijke machtbasis
piramide van caudillo’s. begrippen
Europese expansie= algemene term waarmee wordt aangegeven de uitbreiding van de invloed van de Europese staten in andere werelddelen. Multiculturele samenlevingen= een samenleving waarin verschillende bevolkingsgroepen leven en waarin culturele elementen van diverse immigrantengroepen zijn te herkennen. Imperialisme= het vergroten van de invloed in overzees gebied d.m.v. handel. (met name 19e eeuw) Hierbij werd de inmenging aanvankelijk beperkt tot economische invloed. Meestal werden aan de kust handelsposten opgericht, terwijl het binnenland onder inheems bestuur bleef. Nieuw imperialisme= een fase van actiever imperialisme, waarbij opnieuw koloniën werden gesticht of het inheemse bestuur onder westerse controle werd gebracht (eind 19e eeuw). Historisch bewustzijn= het besef dat er een verleden is, met een beeld van hoe dit verleden er uitzag en hoe dit het heden beïnvloedt. Hiërarchie= rangorde; een sociale indeling van (groepen) mensen variërend van hoog tot laag. Conquistador= Spaanse veroveraar
Pueblo de indios= Indiaanse nederzetting ten tijde van het koloniale bewind in Mexico. Deze nederzetting had recht op een stuk grond en had een eigen Indiaans bestuur. Cacique= Indiaanse edelman, als zodanig door de Spaanse kroon erkend. Kerstening = bekering tot het Christelijk geloof. Syncretisme= culturele synthese op het gebied van de religie; in Latijns-Amerika ontstond na de kerstening een Christendom waarin duidelijke herkenbare elementen uit de Indiaanse religies waren opgenomen. Zwarte legende= visie van historici op de kindertijd waarbij men ervan uitging dat in elk geval vóór 1800 het kind niet als kind werd gezien en er bij de ouders weinig sprake was van emotionele verzorging van hun kinderen. Kinderen moesten zo snel mogelijk worden opgenomen in de harde wereld van de volwassenen. Columbian exchange= de uitwisseling van de producten tussen Europa en Amerika die via Spanje verliep. Standenmaatschappij= een maatschappij waarvan de leden door geboorte zijn onderverdeeld in vastomlijnde standen, met elk zijn eigen rechten en plichten. Creolen= in Amerika geboren kind van Spaanse ouders. Culturele synthese= et samengaan van 2culturen of samenlevingen, waarbij deze culturen als het ware versmelten. Mestizering= samengaan van de Spaanse en Indiaanse (en Afrikaanse ) culturen in Latijns Amerika die een nieuwe ‘mestiezen’ cultuur tot resultaat had. Neokolonialisme= deze term wordt gebruikt om aan te geven dat een voormalige kolonie na het bereiken van onafhankelijkheid een ondergeschikte positie blijft behouden. De politieke en economische invloed van westerse landen ineen voormalige kolonie blijft dan groot. Monroe-doctrine= erkenning van de onafhankelijkheid van de nieuwe republieken in Latijns-Amerika door de VS in 1822. later werd de doctrine juist gebruikt om Amerikaans ingrijpen in Latijns-Amerika te rechtvaardigen. Populisme= een regime dat sterk steunt op aanhang uit het volk en deze steun verwerft door het volk te manipuleren. Importsubstitutie= het vervangen van te importeren goederen door goederen die door een land zelf worden geproduceerd. Samenvatting boek 1.1 De Europese expansie heeft het aanzien van de wereld blijvend veranderd

de aanwezigheid van de Europeanen en de westerse cultuur in andere werelddelen na 1500-> begon doordat Portugal stapsgewijs de kust van Afrika verkenden-> vanaf toen begonnen er ook andere landen opzoek te gaan naar andere werelddelen (ontdekkingstochten)-> Voor de 1e periode van Europese expansie waren de motieven om ontdekkingstochten te doen: • nieuwsgierigheid • verspreiding Christelijk geloof • was belangrijkstehandel met Azië De Spanjaarden en Portugezen kregen vanaf eind 16de eeuw concurrentie van de Engelsen, Fransen, Nederlanders, Azië Er kwam ook intercontinentale handel. Voor 1500 was dit met luxeartikelen en na 1500 werden dit primaire levensmiddelen. 1.2 De wijze waarop West-Europeanen aanwezig waren in andere werelddelen verschilde. Grofweg zijn er drie vormen van aanwezigheid te onderscheiden: handelsposten, vestigingskolonies en plantagekolonies. De handelsposten vond met name plaats in gebieden die voor handel interessant waren, maar waar het niet noodzakelijk was om grote groepen Europeanen te vestigen. Om zo’n handelspost te vestigen moest er wel eerst vaak onderhandeld worden of oorlog gevoerd worden. De Spanjaarden stichtten dergelijke vestigingskolonies aan het begin van de 16de eeuw in Latijns-Amerika. De vestigingskolonies betaalden belasting aan het moederland en aan haar was het koloniale bewind ook verantwoording schuldig; het hoogste bestuur bleef berusten bij de regering in het moederland. Ondanks de banden met het moederland ontwikkelden de vestigingskolonies zicht uiteindelijk tot een geheel eigen wereld, omdat mensen zich hier nu eenmaal permanent vestigden en er dus hun thuis maakten. Ook in plantagekolonies vestigden zich Europeanen, maar in kleinere groepen dan in de vestigingskolonies. Een belangrijk verschil tussen beide was dat, in economisch opzicht, de vestigingskolonie zichzelf konden bedruipen, terwijl de plantagekolonies sterk afhankelijk waren van de handel en scheepvaart met Europa. De plantagekolonies werden gesticht om op grote schaal (sub)tropische landbouwgewassen te verbouwen: met name rietsuiker, koffie en katoen. 2.1 Het eerste voorbeeld van Europese expansie berustte eigenlijk op een vergissing. In 1492 ‘ontdekte’ Columbus Amerika tijdens zijn zoektocht naar een zeeroute naar Indië. De mensen die hij daar aantrof noemde hij indianen. Toen hij terug naar Spanje ging, nam hij een paar indianen mee om aan de Spaanse koning te tonen als bewijs van zijn ontdekking. 2.2 Spanje’s grootste concurrent bij de verovering van nieuw gebied was het buurland Portugal. Hernan Cortès ging in 1519 opzoek naar het vasteland van Midden-Amerika. Geleid door de indiaanse gidsen die hij had, bereikten Cortès en zijn manschappen de hoofdstad van het Azteekse rijk: Tenochtitlán-Mexico. Deze stad was een indrukwekkend toonbeeld van de Azteekse beschaving. Het was het centrum van het bestuur en de religie van de Azteken en de zetel van koning Motechuzoma. Het contrast met de veel eenvoudiger cultuur van de kustbewoners was een grote verrassing voor de Spanjaarden. De ontmoeting tussen de Spaanse veroveraar Cortès en de Azteekse leiders in het voordeel van Cortès. Dit was het gevolg van vier uiteenopende oorzaken: • de Azteken hechtten grote waarde aan de krijgskunst: daar hadden ze immers hun grote rijk mee kunnen stichten. • De komst van de Spanjaarden viel samen met een tijd van religieuze ontreddering onder de Azteken. Volgens hun religie konden de Azteken namelijk de terugkeer verwachten van een van hun belangrijkste goden. • De Spanjaarden kregen de steun van enkele van de door de Azteken onderworpen volken. • De onderwerping van de Azteken werd zeer vergemakkelijkt door een onbedoeld effect van de ontmoeting tussen de inwoners van 2continenten. De Spanjaarden brachten namelijk allerlei ziektekiemenmee die in Amerika onbekend en daardoor dodelijk waren. 2.3 De Azteken waren rond 1500 een van de 3 belangrijkste culturen in Latijns-Amerika, naast de maya’s en de inca’s. Zowel de azteken als de inca’s hadden grote rijken gesticht met een bloeiende en hoogstaande cultuur. 2.4 De Maya’s, Inca’s en Azteken kenden het schrift. 3.1 De inrichting van de koloniale staat en samenleving betekende een samengaan van Spaanse en indiaanse invloeden op het gebied van bestuur, religie, economie en maatschappij. Dat was in de meeste gevallen geen kwestie van indiaanse zaken en gewoontes vervangen door Spaanse. Er ontstond een synthese tussen de Spaanse en de indiaanse cultuur, die een geheel eigen cultuur tot gevolg had met geheel eigen kenmerken. De verovering van Amerika was gedomineerd door de conquistadores die net als Hernán Cortès hun fortuin wilden maken. De conquistadores kregen van de Kroon het recht om zich in Amerika te vestigen en tribuut en arbeid te eisen van de indiaanse bewoners. Het recht op arbeid en tribuut gold binnen een domein en werd het encomienda genoemd. Maar na lange discussies werd het encomienda’-systeem aangepast en beperkt, omdat er nogal was ernstige misstanden. 3.2 Pueblos de indios waren de indiaanse nederzettingen door de Spanjaarden. Dit werd opgenomen in de bestuursstructuur van de Spaanse staat. Dit vormde de onderste bestuurslaag van de staat. In een aantal streken is dit verdwenen. In Mexico bleef het wel bestaan tot aan de onafhankelijkheid in 1821. De dorpen vielen onder de verantwoordelijkheid van de provinciale ambtenaren. De dorpen hielden hun eigen bestuur. Het dorpsbestuur was in handen van de nazaten van de indiaanse adel die voor de komst van de Spanjaarden in de nederzettingen heerste. Die nazaten werden door de Spanjaarden caciques genoemd. Zij domineerden niet alleen het bestuur van de dorpen, maar zij hadden ook het meeste land tot hun beschikking.
3.4 De indianen werden lange tijd beschouwd door historici als uitgemoorde en uitgebuite slachtoffers die zich niet konden verdedigen tegen de landhonger van de Spanjaarden. Deze traditionele visie staat bekend onder de naam: ‘Zwarte Legende’ en was gebaseerd op verslagen uit de tijd van de verovering, die gekenmerkt werd door excessen. Moderne historici baseert zich op bronnen die door de aanhangers van de Zwarte Legende niet worden gebruikt. 4.2 In de loop van de 16de eeuw ontstond in de dichtbevolkte gebieden een nieuwe samenleving. Binnen deze samenleving moesten indianen en Spanjaarden samen leven. Vele functionarissen en geestelijken vroegen zich af hoe de verhoudingen tussen Spanjaarden en indianen moesten worden en hoe kon men dit vormgeven in een politieke structuur? In staatkundig opzicht werden de indianen de onderdanen van de Spaanse koning, aan wie zij trouw en tribuut verschuldigd waren. Voor de Spaanse koning betekenden zijn nieuwe onderdanen echter niet alleen een bron van inkomsten: naast het recht op hun tribuut en loyaliteit had de koning ook plichten ten opzichte van zijn indiaanse vazallen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.