Hoofdstuk 1

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • havo/vwo | 1333 woorden
  • 15 juni 2004
  • 32 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
32 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Paragraaf 1. Inenten is aan het eind van de 18de eeuw uitgevonden.(tegen pokken) Een bescherming tegen de pokken was: door ze opzettelijk te besmetten met pokken die voorkwamen bij koeien. Ongevaarlijk maar maakt wel afweerstoffen. Na democratische revolutie, regeringen gingen meer voor het volk doen. Inenting tegen pokken werd aangemoedigd en artsen die veel kinderen ‘prikten’ kregen een gouden medaille. De regering (den haag) moedigde het inenten wel aan maar het moest ook gebeuren. Mensen vonden > overheid moest meer doen. 1872 > nieuw wetsvoorstel > kinderen moesten op school bewijs meenemen dat ze waren ingeent. (pokkenbriefje genoemd). Als de meerderheid van de volks vertegenwoordiging VOOR stemde, werd de wet aangenomen. Hoe dachten de volksvertegenwoordigers over het wetsvoorstel? Liberalen > Vrijheid+democratie. Mensen moeten zelf beslissen en staat moet niet te veel mee bemoeien. Christen democraten > staat moet niet teveel regelen. Mensen moeten verantwoordelijkheid krijgen. Socialisten (sociaal democraten) > Gelijkheid. Dus wel regels en wetten al gaat dat ten koste van vrijheid. Paragraaf 2. Toen in 1971 polio uitbrak > gelijk de gemeentelijke gezondheidsdiensten in actie. Later ook regering enzo. Wat is eigenlijk ‘de gemeente’. Aan het hoofd van de gemeente staat de gemeente raad. Raadsleden hebben ook nog andere baan dus ze zijn niet hele dag bezig met bestuur gemeente. Daarvoor heb je het dagelijks bestuur (B & W). Zij zijn gemeente regering en brengen de voorstellen. Als de meerderheid voorstemt gaat het voorstel door. Gemeenten hebben ambtenaren in dienst die B & W helpen met besturen gemeente en bedenken nieuwe plannen. B & W zijn verantwoordelijk ook voor wat de ambtenaren doen. Als raad ontevreden is over wethouder is kan/moet die gedwongen ontslag nemen. Burgers ook invloed op gemeentebestuur doordat er elke 4 jaar verkiezingen zijn. Het aantal partijraadsleden hangt af van aantal stemmen. Burgemeester word om de 6 jaar benoemd door de regering. Voor meer invloed als burger moet je meer moeite doen: -partijlid worden, -actiegroep oprichten, - aandacht van media trekken. Boven gemeente- en provinciebesturen staat de regering van het land. Nederland is monarchie, officieel koningin regeringshoofd. Maar Nederland is ook een democratie. Alle 18+ hebben kiesrecht. Ze bepalen hoeveel mensen iedere partij aan tweede kamer mag leveren. Na verkiezingen laat koningin uitzoeken welke partijen een coalitie willen vormen om te kunnen regeren. Die moeten samen meer dan de helft van de stemmen. Nederland heeft constitutionele (=grondwet) monarchie. In grondwet staat wat koningin wel en niet mag. Ministers maken plannen enz. Elke minister heeft 1 of 2 staatssecretarissen (onderministers). Ministers en staatssecretarissen samen noem je het kabinet. Ministers samen zijn verantwoordelijk voor alles wat de regering doet. Ze vergaderen elke week. Die vergadering heet ministerraad. Voorzitter daarvan heet minister president. Hij heeft algemene leiding over het kabinet. Ministers moeten hun plannen eerst voorleggen aan regering. Als meerderheid in de kamer voor amendement (voorstel tot verandering) kiest, moet minister plannen veranderen. Als tweede kamerlid een wetsvoorstel indient noemt men dat initiatief. Eerste kamerleden worden aangewezen door provinciebesturen die wee om de vier jaar door burgers worden gekozen net zoals gemeenteraden. Eerste kamer heeft geen recht amendement/initiatief. Ministers kunnen alleen regeren als de meerderheid van Tweede-Kamerleden het op hoofdlijnen met ze eens zijn. Dat wordt afgesproken als er nieuwe ministers worden benoemd. Als in loop van de vier jaar de tweede kamer geen vertrouwen meer heeft in minister/staatssecretaris kan men die dwingen ontslag te nemen (motie v. wantrouwen). Een minister is steeds afhankelijk van de steun van kamerleden. Partijen die hub eigen ministers naar huis sturen krijgen meestal niet zoveel stemmen. Een minister moet zelf ook rekening houden met de kiezers anders kan hem dat bij volgende verkiezingen veel stemmen gaan kosten. Hij is ook vaak afhankelijk van zijn ambtenaren die vaak veel meer weten dan hij. Minister zit er maar vier jaar en ambtenaren veel langer. De media hebben veel invloed want als ministers/ kamerleden fouten maken komt dat meteen op T.V. Zo worden ministers wel heel gecontroleerd.
Paragraaf 3. Elke partij heeft een partijprogramma waarin staat wat ze wil bereiken.na verkiezingen komen tweede kamer leden bij elkaar in fracties. Een fractie bestaat uit kamer leden van 1 partij met een voorzitter en woordvoerders voor elk onderwerp. Ze bespreken met wie ze gaan samen werken enz. De koningin luistert eerst naar de adviezen van alle fractievoorzitters. Dan benoemt ze informateur. Die kijkt welke partijen een coalitie kunnen vormen en alle afspraken worden opgeschreven in een regeerakkoord. Als de partijen het eens zijn benoemt de koningin een formateur die ministers gaat uitzoeken. Als dat gelukt is
Kan het kabinet aan de slag. De partijen die niet meedoen hebben bijna niks te zeggen, ze kunnen alleen maar alles kritisch bekijken. Deze partijen noemt men oppositie (tegenstand) partijen. De regering partijen moeten bijna alle wetsvoorstellen goedkeuren ook als ze het er niet mee eens zijn. Ze hebben immers beloofd zich te houden aan de afspraken van het regeerakkoord. Als het goed is, heeft een minderheid in de samenleving ook vertegenwoordigers in de tweede kamer. Er zijn bijvoorbeeld strenggelovige partijen maar die hebben weinig zetels/invloed. Een v/d rechten in de grondwet is de ‘vrijheid van vereniging’.(je mag samen met anderen voor je belangen op komen). Daar wordt veel gebruik van gemaakt. Belangen- en actiegroepen kunnen de politiek op verschillende manieren (makkelijk) beïnvloeden. Het proberen om zelf in het bestuur gekozen te worden is moeilijker. Je moet partijlid worden en daar moet je goed je best doen om op de lijst gezet te worde. Of zelf partij beginnen en jezelf bovenaan de lijst en veel stemmen proberen te krijgen. Uiteindelijk heeft iedere nederlander kans om in de tweede kamer terecht te komen. Ook kun je invloed krijgen door actie te voeren bijvoorbeeld demonstreren, handtekeningen enz. In een samenleving kunnen allerlei ruzies ontstaan. Je hebt vaak een scheidsrechter nodig om zo’n conflict op te lossen. Een rechtbank is zo’n scheidsrechter. Ze houden zich aan de wet maar verder zijn ze onafhankelijk. Rechtsspraak is nodig als iemand een wet heeft overtreden. Als iemand een wet overtreedt hoort de politie dat te merken. De rechter onderzoekt de fout. Een verdachte wordt verdedigd door een advocaat. De rechter beslist of de officier van justitie gelijk heeft of de verdachte. Als iemand vind dat hem onrecht is aangedaan kan hij een rechtszaak beginnen klager en beklaagde hebben dan allebei een advocaat. Hierbij gaat het vaak om ruzies tussen burgers. Als je het niet eens bent met de uitspraak van een rechter kan je in hoger beroep gaan. Een hogere rechtbank (hoger gerechtshof) moet dan opnieuw beslissen. Als je dan nog niet tevreden bent kun je naar de hoge raad gaan. De uitspraak van de hoge raad is het eindoordeel. Paragraaf 4. In 1960 gaf de Nederlandse overheid 50x zoveel uit als in 1900. toen was dat 117 miljoen gulden. Nu 200 miljard. In de negentiende eeuw was Nederland een nachtwakersstaat. De burgers konden dankzij de overheid rustig slapen. Verder lieten ze de burgers met rust want vrijheid was het belangrijkste. Door de Industriële revolutie veranderde de samenleving ingrijpend. In de stad was contact met bijv. Buren veel minder enz. daarom werden er in omstreeks 1900 sociale wetten gemaakt. Het recht op hulp als sociaal grondwet in de grondwet vastgelegd. Een staat met veel grondrechten noem je een verzorgingsstaat. Volgens NL grondwet moest overheid bijv: -best doen om iedereen aan werk te helpen. -zorgen dat alle burgers van welvaart profiteren. -Zorgen voor genoeg huizen, volksgezondheid en leefbaar milieu. Tegenwoordig geeft overheid veel geld uit, aan veel dingen, niet alleen sociale grondrechten. Eerst begroting, dan leest koningin troonrede voor met allemaal dingen die de ministers willen doen, dan gaat minister van financiën naar 2de kamer met speciaal koffertje waar rijksbegroting (Wat alle plannen gaan kosten en hoe ze aan het geld moeten komen) inzit. Die plannen moeten dan worden goedgekeurd. De regering komt aan geld door belastingen te heffen. Dat gebeurt al eeuwen. Vaak onrechtvaardig (armen moesten het meeste betalen). Door op bepaalde partij te stemmen kun je beetje de belasting hoogte beïnvloeden.maar uiteindelijk beslist de volksvertegenwoordiging. Nu betalen de rijkste burgers het meeste belasting. Dat vind meerderheid bevolking en meerderheid beslist.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.