Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hf 7 Politieke stromingen en partijen

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1528 woorden
  • 18 januari 2002
  • 85 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
85 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 7 Politieke stromingen en partijen §1 Kwesties die bijdroegen aan partijvorming - de schoolstrijd => strijd tussen voorstanders van openbaar onderwijs en voorstanders van bijzonder onderwijs. - De sociale kwestie => hoe moest er een einde worden gemaakt aan de armoede onder de bevolking en in welke mate? - De kiesrechtkwestie => het kiesrecht moest worden uitgebreid en mochten vrouwen ook meedoen tijdens het stemmen? §2 Confessionelen, macht, gezag en interventie van de overheid tot de jaren `60. Confessionelen: christelijke beginselen zijn belangrijk. Er zijn echter veel verschillende christelijke kerken en dus ook veel verschillende christelijke partijen. De Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en haar maatschappijvisie - Alle gezag komt van God => gevolgen voor het beleid dat gekozen moest worden in de politiek, werd overgelaten aan de politici die voor de ARP in het parlement zaten. - De overheid was door God ingesteld => sterke nadruk op gehoorzaamheid overheidsgezag. - De maatschappij bestond uit allerlei kringen en deze kringen hadden hun gezag rechtstreeks van God, de overheid moest zich hier dus niet mee bemoeien => soevereiniteit in eigen kring. De CHU en haar maatschappijvisie

De CHU was een afsplitsing van de ARP, ze waren het op een aantal punten niet eens met de ARP en begonnen de CHU die de volgende maatschappijvisie had: - de bijbel moest niet alleen van invloed zijn op het partijprogramma, de geschiedenis van Nederland was ook een belangrijke bron. - Ze steunden het voorstel voor de uitbreiding van het kiesrecht niet. - Meer macht aan de koning, minder aan de volksvertegenwoordiging. - Politici moesten niet de interpretatie van Gods woord geven, maar de Kerk. - Christelijke beginselen moesten een doorslaggevende rol spelen bij het overheidsbeleid. - Behoudender dan de ARP. De SGP en het GPV en hun maatschappijvisie
Beide partijen waren weer afsplitsingen van de ARP. - De overheid moet uitgaan van de bijbel, de overheid is er om de samenleving volgens bijbelse richtlijnen in te richten. SGP strikter dan GPV. - Volgens SGP mag de overheid niet aan alle godsdiensten dezelfde rechten toekennen. De RKSP/KVP en haar maatschappijvisie - De overheid moest haar macht ontlenen aan God, niet aan het volk. - De paus had als leider van de katholieke kerk een beslissende stem in de uitleg van Gods woord. - Het socialisme werd verworpen, de overheid moest zorgen voor samenwerking tussen verschillende groepen. - De zwakkeren moesten beschermd worden door de overheid => solidariteitsbeginsel, werd ingeperkt door het subsidiariteitsbeginsel => wat door een lager orgaan kan worden uitgevoerd, moet niet worden gedaan door een hoger (overheids)orgaan. - In de praktijk soms voor sterk overheidsingrijpen: tegen abortus en euthanasie, zondagsrust te handhaven, etc. §3 Liberale partijen, macht, gezag en interventie van de overheid tot de jaren ´60. De liberale partijen vielen meerdere malen uiteen door o.a. de uitbreiding van het kiesrecht. Na WOII werden de partijen samengevoegd tot de VVD. De afscheidingen werden veroorzaakt door: - de kiesrechtkwestie - de rol die de overheid moest spelen in de samenleving en de economie. Er waren mensen die vonden dat de overheid een zo klein mogelijke rol moest hebben en anderen vonden een grotere nodig. Na de economische crisis van 1929 werd duidelijk dat de overheid een actievere rol op sociaal-economisch gebied moest innemen als dergelijke crisissen voorkomen zouden moeten worden. §4 Socialisten, macht, gezag en interventie van de overheid tot de jaren ´60. De SDB en haar maatschappijvisie
Twee stromingen: een anarchistische meerderheid o.l.v. Domela Nieuwenhuis en een sociaal-democratische minderheid. In 1893 werd besloten niet aan verkiezingen mee te doen en alleen acties te voeren => afscheiding, SDAP ontstond. De SDAP/PvdA, PSP en CPN en hun maatschappijvisie - SDAP: een socialistische staat waarin alle goederen eerlijk onder de mensen verdeeld waren en alle bedrijven waren genationaliseerd. - Kosteloos onderwijs, betere werkomstandigheden en arbeidstijden, invoering van sterk progressieve inkomstenbelasting en verzekeringswetten tegen ziekte, ongeval, invaliditeit en ouderdom. - Later: gemengde economie waarin de belangrijkste bedrijven in handen moesten zijn van de overheid, maar waarbij ook particulier eigendom van bedrijven was toegestaan. - De overheid moest in de economie een actievere rol gaan spelen, bestaanszekerheid en het afstemmen van de productie op de behoefte zou beter worden. - PSP: alle productiemiddelen in handen van de staat. - CPN: vestiging van een socialistische staat en marxisme-leninisme. Verklaringen voor veranderingen in het denken van de socialisten in de SDAP en PvdA: - er werd vanuit gegaan dat de armen steeds armer zouden worden en de rijken rijker. Dit was niet zo. Binnen een gematigd kapitalistische samenleving bleken de armen en de rijken dichter naar elkaar toe te groeien. - De socialsiten dachten altijd dat de overheid de meeste taken op zich kon nemen. Toen de taken werden uitgebreid, bleek dat privatiseren beter was. §5 Verzuiling en politiek (1917-1967) Verzuiling
Er waren in Nederland vier verschillende zuilen die grotendeels gescheiden van elkaar leefden en hun eigen politieke partij, vakbonden, verenigingen etc. hadden. Dit waren protestanten, katholieken, liberalen en socialisten. Deze zuilen moesten toch met elkaar samenwerken, ook in de politiek. Er kwamen dus kabinetten met drie confessionele partijen. Hoe konden groeperingen, die zo van elkaar verschilden, in de politiek toch met elkaar samenwerken? - Trouw aan en respect voor de leiders van de eigen zuil - Samenwerking tussen de leiders van de zuilen. Trouw aan en respect voor de leiders van de eigen zuil
Elke zuil werd geleid door een elite, ze hadden een goede greep op hun zuil dankzij verschillende omstandigheden: - Door allerlei regelingen konden de leiders controle uitoefenen op de eigen zuil. - Veel leden van de elites bekleedden allerlei dubbelfuncties. - Er bestonden vaak banden van vriendschap binnen de elites. Er was een groot gevoel van saamhorigheid binnen de zuilen, samen met behoefte aan krachtige leiding => eensgezindheid binnen de zuil kon worden bewaard en verstevigd. Samenwerking tussen de leiders van de zuilen

Tussen del eden van de verschillende zuilen bestond vrijwel geen contact. Men liet alles wat op politiek gebied moest gebeuren over aan de leiders. De leiders zagen in dat ze moesten samenwerken met andere zuilen. Er kwamen permanente overkoepelingsorganen zodat er toch samenwerking kwam in de verzuilde samenleving. Verzuiling ook in het parlement zichtbaar
Er moesten soms besluiten worden genomen die in het voordeel van de ene bevolkingslaag en in het nadeel van de andere waren. De eenheid binnen de eigen kring bleek doorgaans zwaarder te wegen dan de verbondenheid met een bevolkingslaag. Ministers en kamerleden konden bij de meeste kwesties zonder problemen opkomen voor de belangen van de eigen zuil. De Tweede wereldoorlog brengt slechts tijdelijk verandering
In de oorlog kwamen verschillende zuilen met elkaar in contact door het gemeenschappelijk verzet. Na de oorlog veranderde dit echter allemaal weer: - de oude omroeporganisaties keerden terug - de meeste oude kranten keerden terug - in het partijbestel bleef alles bij het oude - de geringe neiging het zuilensysteem te doorbreken werd versterkt, doordat de zuilen zich opnieuw bedreigd voelden, door het communisme. - De bevolking bleef trouw aan haar leiders en de leiders bleven de zaken onderling regelen. Veranderingen sinds de jaren ´60 - Er is geen vaste aanhang meer voor politieke leiders, meer ´zwevende kiezers´. - Aan de samenwerking tussen de leiders van alle zuilen is gedeeltelijk een einde gekomen. Politieke leiders maken voor de verkiezingen bekend met welke politieke partijen ze willen samenwerken. Verder worden veel tegenstellingen in het openbaar besproken. §6 De politieke partijen vanaf de jaren ´60: hun visies op macht, gezag en interventie van de overheid De confessionele partijen en hun maatschappijvisie
In de jaren ´60 vonden er een aantal veranderingen plaats: - secularisering (ontkerkelijking) - Verstedelijking, dus minder sociale controle - Meer media, mensen werden geconfronteerd met meerdere opvattingen. CDA werd opgericht van de CHU, ARP en KVP, ze streed voor de verzorgingsmaatschappij. CDA staat tussen VVD en PvdA in. De PPR ontstond ook, uit onvrede met de politiek van de KVP. Ze wilden dat de macht van de overheid beperkt moest worden. De liberale partijen en hun maatschappijvisie
VVD en D66 zijn liberale partijen. - Vrijheid - Privatisering - Beperking van de rol van de overheid en ruimte voor meer particulier initiatief. - Belastingverlaging
D66 strijdt ook nog voor meer sociale rechtvaardigheid, eigen verantwoordelijkheid voor de burgers (rol van de overheid beperkt), meer invloed geven op macht en gezag. Verder nog bescherming van het milieu, industriële vernieuwing en ontwikkeling van andere energiebronnen dan kernenergie. Socialistische partijen en hun maatschappijvisie
Er werd in de jaren ´60 een aantal punten veranderd o.i.v. Nieuw Links, een radicale groep in de PvdA: - Meer aandacht aan democratisering - Nationalisatie van bedrijven en de planeconomie
Volgens de PvdA moet bestaande ongelijkheid in de samenleving worden opgeheven. Gelijkheid wil zij bereiken door herverdeling van kennis, arbeid, inkomen en macht. De overheid moet in de realisering hiervan een grote rol spelen. Later kwam er heroriëntatie en was de PvdA toch voor individualisering en privatisering. SP: arbeid is de bron van alle inkomen, bedrijven moeten onder beheer van de overheid komen en deze moet iedereen werk garanderen en gratis voorzieningen aanbieden. Andere partijen en hun maatschappijvisie

Boerenpartij: de overheid moest de boeren meer vrijheid geven en meer steunen met prijsmaatregelen. Centrumpartij/CD: De overheid moet uitsluitend zorg dragen voor mensen die het Nederlandschap in de derde generatie bezitten. Algemeen Ouderen Verbond: belangen van ouderen moesten beter worden behartigd.

REACTIES

1.

1.

zet er iets bij over volksvertegenwoordigigng-zonder-extra-g-in-ing !!!!

22 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.