Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

H7 Koningen, heren en denkers

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 3283 woorden
  • 12 november 2016
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
7 keer beoordeeld

Geschiedenis hoofdstuk 7 & hoofdstuk 8 §1 t/m §3
Hoofdstuk 7, Koningen, heren en denkers
§1 Absolutisme
Het absolutisme van Lodewijk XIV
Opstand van 1648-1653 > laat zien dat Franse koningen niet almachtig waren, als een koning iets door wilde voeren had hij toestemming nodig van het hoogste overlegorgaan, de Staten-Generaal (drie standen vertegenwoordigd: adel, geestelijkheid en stedelijke burgerij).
Begin 17e eeuw > Franse koningen kregen er genoeg van om steeds te moeten overleggen, ze streefden naar uitbreiding van hun macht en versterking van het centraal gezag.

1614-1789 > er werden geen vergaderingen van de Staten-Generaal bijeengeroepen.
Kardinalen Richelieu en Mazarin (koninklijke adviseurs) > beperkte de macht van de adel door het ambtenarenapparaat uit te breiden en belastingen rechtstreeks te heffen.
1661 > Lodewijk XIV kreeg zelf de touwtjes in handen, hij zette het proces van centralisatie voort. Hij legde resterende overlegorganen steeds vaker eenzijdig zijn wil op > absolutisme. Vier aspecten van absolutisme >
-Politiek > ambtenaren die rechtstreeks aan de koning rapporteerden, nieuwe wetten en censuur werd ingevoerd.
-Militair > opbouw van een permanent leger van beroepssoldaten (goed betaald en getraind)
-Economisch > het mercantilisme moest zorgen voor voldoende reserves ter bekostiging van Lodewijks buitenlandse avonturen, het leger en alle pracht en praal van Lodewijk. Grote goud- en zilvervoorraad, export bevorderen en import beperken.
-Religieus > streven naar eenvormigheid. Iedereen moest katholiek zijn, protestanten moesten vluchten naar protestantse gebieden in Europa. Rechtvaardiging van de absolute macht van de Franse koning werd uitgewerkt door Jacques Bossuet > hij ontleende zijn argumenten vooral aan de Bijbel, de koning was de plaatsvervanger van God op aarde (droit divin). De koning stond boven de wet en zijn gezag was dus letterlijk absoluut. Absolutisme elders in Europa
Rusland >
-Ontwikkelde zich in de 17e eeuw tot een absolute monarchie, van 1613-1917 was de macht in handen van de Romanovs.
-Zeggenschap van adel en geestelijkheid werd beperkt, zelfbestuur werd afgeschaft.
-Ze trokken alle militaire (georganiseerd leger) en administratieve taken naar zich toe.
-Tsaar Peter de Grote (1682-1725) > hoopte dat Rusland op deze manier zijn achterstand op West-Europa kon inhalen. Pruisen >
-Na de Dertig Jarige oorlog ontwikkelde Pruisen zich tot een belangrijke grootmacht (basis van deze groei: Frederik Willem).

-Leger en ambtenarij werden gemoderniseerd tot een efficiënt geheel (steunpilaren).
-‘Soldatenkoning’ Frederik Willem I > leger groeide uit tot een van de modernste en sterkste van Europa, hij vernieuwde het belastingstelsel en de grenzen waren open voor mensen die elders vanwege hun geloof werden vervolgd.
De Republiek >
-Geen vorst aan het hoofd.
-Stadhouders deden hun best om hun macht uit te breiden > de Oranjes hadden vaak veel invloed maar het lukte het niet om koning te worden en hun gezag over steden en gewesten te vestigen. Engeland >
-Absoluut koningschap mislukte > het parlement wist zich uit te breiden, burgerij en lage adel hadden de meeste invloed en in de 17e eeuw wisten ze hun macht nog te vergroten.
-Hoge adel voelde zich bedreigd en steunde de koning, maar werden in een burgeroorlog verslagen.
-Opnieuw conflicten tussen de koning en het parlement, Willem III werd koning.
-‘Glorious Revolution’ van 1688 > het Engelse parlement had de strijd met de vorst definitief gewonnen. De strijd in Engeland zorgde voor twee politiek-filosofische werken, waarin werd nagedacht over macht in een staat >
-Thomas Hobbes > mensen hebben recht op zelfverdediging (natuurrecht), wanneer mensen in een natuurstaat leven, zonder bescherming, zal er chaos uitbreken. De mens moet zijn natuurrecht om te oordelen over zijn eigen veiligheid overdragen, aan een soeverein. Die beslist wat goed en fout is, hij garandeert veiligheid en vertegenwoordigt iedereen.
-John Locke > ook een contract tussen het volk en zijn regering, maar als de regering zich ten opzichte van het volk misdroeg, was het contract niet langer geldig en mocht het volk een andere regering kiezen.

§2 Burgerlijke cultuur en hofcultuur
Burgerlijke cultuur: de Nederlandse Republiek als voorbeeld
Burgerlijke cultuur > in de politiek, in de kunst en in gewoonten en gebruiken is te zien dat niet een koning regeert, maar dat burgers een centrale rol spelen.
Het burgerschap was een wettelijke status > niet iedere stadsbewoner had het, maar als je het had was je in principe gelijk aan de anderen en kon je deelnemen aan het bestuur van de stad.
Gelijkwaardigheid was beperkt > in feite waren de bestuursfuncties weggelegd voor leden van een aantal machtige regentenfamilies.
De burgers geloofden dat zij alleen vrij en gelijk konden zijn als er geen oorlogszuchtige en onderdrukkende koningen in de buurt waren. Schilderkunst was een bekend aspect van de 17e-eeuwse burgerlijke cultuur > veel schilders uit die tijd zijn nu wereldberoemd, ze schilderden scènes uit de Bijbel, maar ook historische gebeurtenissen, landschappen, stillevens en (groeps)portretten.
Kunst en cultuur kregen zo’n grote impuls door o.a. immigranten die kennis, arbeidskracht en geld meebrachten.
De republiek was aantrekkelijk vanwege de grote welvaart, de werkgelegenheid, tolerantie (godsdiensten werden niet actief vervolgd) en vrijheid van drukpers.
Hofcultuur: Frankrijk als voorbeeld
Lodewijk XIV liet vanaf 1661 oud jachtslot Versailles uitbouwen tot een enorm paleis, edelen moesten hier werken en het paleis werd het politieke en culturele centrum.
In de hofcultuur waren de volgende zaken van belang >
-Edelen moesten kennis hebben van literatuur, theater en muziek.

-Edelen moesten zich tonen in de laatste mode, over een goed smaak en manieren beschikken, ze moesten kunnen schermen en dansen.
Lodewijk XIV ‘de Zonnekoning’ > hij was het centrale middelpunt en edelen mochten daaromheen cirkelen.
Kunst werd gefinancierd door de koning en de adel > kunst moest op hen afstralen en ze stelde thema’s aan de orde die zij belangrijk vonden. Ook de katholieke kerk was een belangrijke opdrachtgever voor kunstenaars. Soms vind je de burgerlijke cultuur en de hofcultuur in één land, dit was zelfs het geval in de Republiek. De stadhouders uit het huis Oranje-Nassau hielden er wel een hofcultuur op na.
Belangrijk is vooral na te denken over de relatie tussen makers van kunst en cultuur en degenen die hen financierden of hun producten afnamen.
§3 De wetenschappelijke revolutie
Een nieuwe manier van denken en kijken
De wetenschappelijke revolutie > een fase waarin de houding van wetenschappers veranderde. Om dingen te verklaren moest je logisch redeneren of systematisch observeren.
Decartes > het verstand en het vermogen tot logisch redeneren is de meest zuivere bron van kennis: rationalisme. Hierin wordt veel gebruik gemaakt van wiskunde.
Bacon > waarneming door middel van de zintuigen is het beginpunt van onze kennis: empirisme.
Voorbeelden 16e eeuw, mensen gingen ervan uit dat bestaande kennis misschien niet klopte en gingen dat onderzoeken >
-Vlaamse arts Andreas Vesalius > onderzocht lichamen (anatomie).
-Nicolaus Copernicus > observeerde de hemellichamen.

Bepaalde ontwikkelingen in de wetenschap waren al aan de gang, maar pas in de 17e eeuw ontstonden nieuwe theorieën over wat wetenschap is. De wetenschappelijke revolutie: gevolgen en het debat over oorzaken
In de 17e eeuw ontplooit de wetenschappelijke revolutie zich ten volle >
-Galileo Galilei (1564-1642) > bestudeerde hemellichamen met behulp van de telescoop, hij verdedigde Copernicus’ stelling dat de aarde om de zon heen draait.
-Isaac Newton (1642-1727) > gebruikte nieuwe wiskunde (differentiaal- en integraalrekening om versnelling en vertraging te berekenen) voor zijn natuurwetten (zwaartekracht).
Deze ontdekkingen gaven steun aan de nieuwe visie van Decartes > de wereld is een machine die ooit door God in beweging was gezet, maar die nu zelfstandig functioneerde volgens bepaalde natuurwetten.
Dit mechanistische wereldbeeld ging in tegen de oude, kerkelijke aanname dat God direct ingreep in de wereld.
De Nederlandse filosoof Benedictus de Spinoza >
-Buiten God was er geen werkelijkheid > God was niet ‘iemand’ die de schepping had bedacht, maar Hij was de schepping.
-Wie God wilde kennen moest de natuurwetten bestuderen, niet de Bijbel.
-Het Heilige Schrift was geschreven door verschillende mensen.
Dankzij al deze ontdekkingen kregen ze vanaf de 18e eeuw steeds meer aanhangers, in het Europees denken deden zich grote en ingrijpende veranderingen voor. Waarom juist in de 17e eeuw zo’n uitbarsting aan wetenschappelijke inzichten voordeed, is niet duidelijk. Lang werd gekeken naar de ontwikkeling die het wetenschappelijk denken doormaakte, maar veranderingen in de wetenschappelijke praktijk waren net zo belangrijk. Daarbij werd gekeken naar vier dingen >
-De vrijheid die wetenschappers hadden om hun onderzoeksresultaten te publiceren.

-De geschiedenis van wetenschappelijke instituties.
-De wisselwerking tussen geleerden en ambachtslieden (samenwerking tussen handen en hoofd).
-Of economische en maatschappelijke omstandigheden hebben bijgedragen aan de wetenschappelijke revolutie.
Hoofdstuk 8, Verlichting en revoluties
§1 De verlichting
Wat is de Verlichting?
De meeste mensen in de 18e eeuw geloofden, in tegenstelling tot Voltaire, dat kerkelijke rituelen wel effect hadden. Ze geloofden dat God een directe invloed op hun leven had, dit gaf ze een gevoel van zekerheid.
Voltaire > voor de werking van de rituelen was geen bewijs.
Het geloof was dogmatisch > iets werd zonder bewijs voor waarheid aangenomen en er mocht geen kritiek op worden geleverd.
Voltaire zocht naar bewijzen en onderbouwde zijn standpunten met logische redeneringen. Sinds de wetenschappelijke revolutie was het vertrouwen in het eigen verstand enorm gegroeid > geleerden begrepen de wereld steeds beter door logisch nadenken (rationalisme) en door onderzoek via waarneming (empirisme).
De Duitse filosoof Immanuel Kant noemde dit maatschappelijke verschijnsel ‘de Verlichting’ en gaf het motto > ‘Heb de moed je eigen verstand te gebruiken zonder leiding van iemand anders. Durf te weten!’

Verlichte denkers zagen opvoeding, scholing (beter onderwijs) en meer onderzoek als de belangrijkste manier om de samenleving te verbeteren en te verlossen van allerlei misvattingen.
De verlichting was een periode van intensief debat en onderzoek > verlichte denkers debatteerden over alles wat in de samenleving aan bod kwam, over alles werd kritisch nagedacht, veel werd onderzocht en vaak verschilde men van mening.   Verlichte denkers over geloof en samenleving
In de 18e eeuw groeide de kritiek op het traditionele geloof met haar dogma’s en de kerk als instituut. Veel verlichte denkers konden ideeën over God moeilijk verenigen met het rationalisme. Optimistische denkers meenden dat mensen op den duur voor alles wat gebeurt een logische verklaring zouden vinden. De meeste verlichte denkers bleven gelovig, het geloof hoefde niet in strijd te zijn met rationeel natuuronderzoek.
Geloof en rationalisme werd gecombineerd in een ‘mechanistisch wereldbeeld’ > God had de wereld, de mens en de natuurwetenschappen geschapen, maar bemoeide zich na de schepping niet meer met de wereld, zij bewonderden de natuur waarin alles volgens wetten verliep > deze zienswijze noemen we het deïsme. Het traditionele geloof kwam ook door cultuurrelativisme onder druk te staan > verlichte denkers vergeleken bijvoorbeeld religies van over de hele wereld op gelijkwaardige wijze met elkaar. De meeste denkers vonden dat men afwijkende religieuze opvattingen niet moest verbieden en pleitten voor religieuze tolerantie.
Ook de rol van religie in de samenleving werd door verlichte denkers kritisch bestudeerd >
-Koningen en de kerk misbruikte religie om het volk onwetend en gehoorzaam te houden.
-Religie zorgde juist voor orde in de samenleving.
Religie moest niet de voornaamste leidraad voor menselijk handelen zijn (eigen verstand) >
er was een universele moraal, die voorkomt uit een universele natuurreligie.
Filosoof Immanuel Kant > moraal en religie waren twee totaal verschillende zaken, moraal is universeel (iedereen heeft hetzelfde vermogen om rationeel na te denken) en religie is voor iedereen anders. ‘Behandel een ander niet anders dan je zelf behandeld wil worden’. Engelsman John Locke (1632-1704) >
-Alle mensen hebben van nature dezelfde rechten.

-Mensen kunnen deze rechten niet in hun eentje beschermen > contract regering
-Wanneer de regering iets fout doet vervalt het contract en mogen burgers zich verzetten. Fransman Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) >
-De regering is niets anders dan een uitvoerder van de gezamenlijke wil van alle burgers.
-Burgers kunnen hun macht altijd weer terugnemen > volkssoevereiniteit
Fransman Montesquieu (1689-1755) >
-Machtsmisbruik kan worden voorkomen door de scheiding der machten (trias politica, wetgevende-, uitvoerende- en rechtsprekende macht).
-Eén persoon zou nooit meerdere machten mogen bezitten. Verlichte denkers pasten hun rationele manier van denken ook toe op het strafrecht en het denken over het verleden. Omdat de geleerden het idee hadden dat de samenleving zich in de toekomst steeds zou verbeteren, zagen zij de geschiedenis als een lang proces van vooruitgang. Elke samenleving liep verschillende fases door. Hoewel de geleerden meenden dat ook primitieve volkeren zich konden ontwikkelen, legde dit idee de basis voor een Europees superioriteitsgevoel.   §2 Vorsten en verlichte ideeën
Verlicht absolutisme
Frederik werd koning van Pruisen > hij stelde religieuze vrijheid in, stimuleerde kunsten en wetenschappen, liet kanalen aanleggen, beperkte het gebruik van lijfstraffen, streefde naar scholing voor alle kinderen, voerde een nationaal wetboek en een moderne bureaucratie in.
Moderne bureaucratie > ambtenaren in dienst van de koning zagen toe op de uitvoering van alle nieuwe regels.
Alle Europese vorsten probeerde hun land beter te leiden (belastinginning en wetenschap).

Frederiks koningschap is om twee redenen een voorbeeld van het verlicht absolutisme >
-Hij voerde zijn hervormingen door met de bedoeling om de samenleving te verbeteren volgens de ideeën van verlichte denkers.
-Hij baseerde zijn macht niet op religie, maar op een rationele redenering. Frederik streefde naar een moderne, welvarende en rechtvaardige samenleving, maar het lijfeigenschap schafte hij niet af. De adel (hoge functies in het leger) moest hij te vriend houden. Op zijn eigen domein kregen lijfeigenen wel meer vrijheid.
Keizer Jozef II schafte de lijfeigenschap af > grote opstanden van de adel, kerk en boeren. Het verlicht absolutisme legde de verlichtingsideeën van bovenaf op, dit bracht vooruitgang (scholing, rechtspraak), maar ook onzekerheid (oude rechten afgeschaft, moderne bureaucratie en de kerk werd net zo behandeld als andere organisaties).
Toch bleven de hervormingen van een verlicht vorst beperkt > de fundamenten van zijn eigen koningschap kon hij niet ondermijnen. Het ontstaan van een publieke opinie
De burgers namen verlichte ideeën niet zomaar voor waar aan, ze vormden er zelf een oordeel over > ontstaan publieke opinie.
Publieke opinie > een verzameling van meningen als gevolg van discussies onder burgers.
Verlichte ideeën konden zich verspreiden door de volgende dingen >
-Tijdschriften > koffiehuis
-Verenigingen (onderzoek, lezen, discussiëren)
-Salons, woonkamers van rijke dames waar nieuwe ideeën, wetenschappelijke ontdekkingen en literatuur gepresenteerd en bediscussieerd werd. Oprichting Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen in 1784 >
‘Het Nut’ meende dat het economisch verval in de Republiek tegen kon worden gegaan als het volk zou worden opgevoed tot deugdzame burgers >
-Voorstellen om het onderwijs te hervormen

-Nieuwe schoolboeken
-Oprichting volksbibliotheken
Elke beslissing werd democratisch genomen > het volk wilde ook meepraten en meebeslissen in het bestuur van de Republiek. In Frankrijk vonden koningen het vanzelfsprekend dat hun macht absoluut was en dat ze werden gesteund door adel en de kerk, in ruil hiervoor kregen zij allerlei privileges > ancien régime.
Verlichte denkers hadden hier veel kritiek op, daarom werd de censuur ingevoerd.
Uiteindelijk kon de Franse staat weinig doen tegen de verspreiding van verlichte ideeën, er was altijd wel iemand die risico nam en ook werden ideeën door heel Europa uitgewisseld via brieven. Boeken werden vaak gedrukt in Nederland of Engeland die vervolgens meegesmokkeld werden.
Verschil in persvrijheid tussen Frankrijk, Engeland en de Republiek > grotere religieuze vrijheid en bestuurlijke invloed in beide laatste landen. Alleen atheïstische boeken en boeken die de staat bedreigden werden verboden, in het boekbedrijf werd veel geld verdiend.
Omdat boeken na publicatie pas verboden werden had dit weinig zin en was het effectiever om de uitgevers te bestraffen (> valse namen).
De verspreiding van de Verlichting kon wel worden gehinderd, maar niet worden tegengehouden.
§3 Burgers aan de macht
Revolutie in Amerika en de Republiek
De Onafhankelijkheidsverklaring van Thomas Jefferson vormde het begin van de Amerikaanse revolutie, de eerste democratische revolutie.
Tot 1783 vochten dertien Engelse koloniën in Amerika voordat zij daadwerkelijk onafhankelijk werden en een eigen grondwet opstelden.
1787 > men werd het voor het eerst eens over een federatie (bondstaat), de VS, met een eigen grondwet. Hierin werd de inrichting van een representatieve democratie beschreven. Staatsburgers kozen zelf hun volksvertegenwoordigers in het federale parlement en een president.

1791 > amendementen met enkele grondrechten van staatsburgers werden vastgelegd. Oorzaken Amerikaanse revolutie >
-De koloniën waren al sinds hun stichting gewend aan enige mate van zelfbestuur en religieuze vrijheid.
-De Engelse koning wilde meer belasting heffen.
Toen de maatregelen met geweld ingevoerd wilde worden, richtten kolonisten burgermilities op om hun vrijheden te kunnen verdedigen. De revolutie kreeg als eerste navolging in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, volgens sommigen leek de Republiek steeds meer op een monarchie.
Veel burgers vonden het bestuur corrupt en gaven het de schuld van de slechte economische situatie. De kritische burgers noemden zichzelf patriotten.
Patriotten > burgers moesten meer politiek macht hebben, dan zou het land weer een echte republiek zijn, één waarin het vol soeverein was.
Vanaf 1780 groeide de aanhang van de patriotten snel >
Oorlog met Engeland liet de zwakke economie instorten en de patriotten riepen de burgers op zich te bewapenen. Ze kregen controle over verschillende steden (Utrecht 1786, eerste democratische bestuur).
1787 > patriotse revolutie werd onderdrukt, Pruisische troepen kwamen de stadhouder en zijn Pruisische vrouw te hulp.
De Franse revolutie
1789 > Franse burgers namen de macht over, de revolutie duurde 10 jaar toen Napoleon alleenheerser werd.
De Franse revolutie leidde niet tot een stabiel bestuur, maar werd wel de ‘revolutie der revoluties genoemd, hiervoor zijn twee redenen >

-De Franse revolutie was radicaler dan de vorige twee.
-Door oorlogen raakte half Europa betrokken bij de Franse revolutie. Oorzaak van de radicaliteit >
De situatie in Frankrijk onder het ancien régime, de sociale verhoudingen waren erg ongelijk en de macht van de koning was groot. De eerste en de tweede stand hadden veel voorrechten, de derde stand vond dit onrechtvaardig, zij wilden een beter bestaan.
1789 > Frankrijk was bijna failliet, de koning wilde belastingen hervormen en had toestemming nodig van de Staten-Generaal. De drie standen kregen ruzie over de stemprocedure en de derde stand richtte een nieuwe vergadering op: de Nationale Vergadering, dit werd het nieuwe bestuur van Frankrijk (1ste fase revolutie). De Nationale Vergadering >
-Privileges van de adel en geestelijkheid werden afgeschaft.
-Verklaring van de rechten van de mens en de burger werd aangenomen (grondrechten).
-1791 een grondwet, rijke burgers hadden de wetgevende macht, de koning kreeg de uitvoerende macht. Het volk was erg enthousiast voor de revolutie, nieuwe leiders probeerden hier gebruik van te maken om het volk aan het nieuwe Frankrijk te binden. Al snel bleek dat van eenheid onder het Franse volk geen sprake was.
1790 > grote verdeeldheid over het instellen van een nationale kerk, ondergeschikt aan de Franse staat in plaats van de paus.
1792 > radicale revolutionairen (jacobijnen) konden, met de steun van de Parijse armen, de macht grijpen. Dit was een radicale en bloedige fase van de revolutie waarin tegenstanders vijanden waren en 40.000 burgers werden onthoofd. Ze braken radicaal met alle symbolen en instituten van het ancien régime. Ze verboden het katholieke geloof en voerde een revolutionaire kalender in.
1794 > de jacobijnen kwamen ten val en de revolutie kwam in de derde fase.

1795 > de nieuwe grondwet legde de macht weer bij de rijke burgers (afhankelijk van leger).
1799 > Napoleon nam de macht over. De Franse Revolutie werd een zaak van heel Europa >
-1792 > Oostenrijk werd aangevallen om de revolutie te verdedigen en om bondgenoten te krijgen.
-1795 > samen met Nederlandse patriotten werd een stadhouder verdreven uit de Republiek > Bataafse revolutie in Nederland, en in 1789 werd Nederland een eenheidsstaat met een democratische grondwet.    

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.