Van 1945 tot 1949 is er in China een hevige burgeroorlog tussen communisten en nationalisten.
- Communisten: willen communistisch China
leider: Mao Zedong
- Nationalisten: willen kapitalistisch China
leider: Tjiang K’ai-sjek
Tjiang K’ai-sjek wordt in 1949 verslagen. Hij vlucht naar Taiwan. China wordt communistisch en Taiwan blijft kapitalistisch.
Mao Zedong (1893- 1976):
- Na burgeroorlog leider van communistische China 1949
- schrijver van het Rode boekje
- grote plannen met China voor industrie en landbouw
Korea-oorlog
Niet alleen in China was er na de Tweede Wereldoorlog een strijd ontstaan tussen kapitalisten en communisten. Ook in Korea gebeurde dit.
Na de oorlog (Japanse bezetting) was Korea opgesplitst:
Noord Korea: communistisch
Zuid Korea: kapitalistisch
In 1950 viel Noord- Korea met een leger Zuid- Korea aan. Truman verklaarde dat de Trumandoctrine ook gold voor Azie en hielp Zuid- Korea. De Verenigde Naties stuurden een internationale troepenmacht. Mac Arthur en de internationale troepenmacht dreven de Noord Koreanen terug. China voelde zich bedreigd en steunde nu Noord- Korea. In 1953 werd vrede gesloten, de grens tussen Noord en Zuid van voor de Korea-oorlog bleef bestaan.
11.2.3 De ongelijkheid blijft
Met de dekolonisatie was een eind gekomen aan de westerse overheersing of hegemonie.
Maar economisch gezien had het westen nog veel invloed. Het lukte de derdewereldlanden niet om economisch te groeien. Oorzaken voor het gebrek aan welvaart:
- westerse handelsbarrières
- hoge bevolkingsgroei
- vele oorlogen
- corrupte, dictatoriale regimes
Dekolonisatie en Vietnam-oorlog
Vietnam was aan het begin van de WO2 bezit van Frankrijk. Na de Japanse nederlaag verklaarde Vietnam zichzelf onafhankelijk, waarna Ho Thji Min de macht kreeg (1945 - 1969). Frankrijk raakte in oorlog met Vietnamese guerillastrijders (de Viet Minh). Na een Franse nederlaag in 1954 accepteerden ze de Vietnamese onafhankelijkheid.
Vietnam werd opgedeeld:
In 1973 wordt er een akkoord gesloten en verlaten de Amerikanen Vietnam.
In 1975 wordt Zuid- Vietnam veroverd door Noord- Vietnam.
In 1976 worden Noord- en Zuid- Vietnam herenigd.
11.3 Naar een nieuw evenwicht?
11.3.1 Ontspanning na de Cuba-crisis
Kennedy en Chroesjtsjov gingen na de Cuba-crisis beter samenwerken: er werd een 'hotline' aangelegd waardoor de wereldleiders elkaar konden spreken voor beslissingen te nemen. Zo ontstond er na de Cuba-crisis een periode van ontspanning: detente.
Minder eenheid in het westen (tussen Europa en VS) door:
- anti-Amerikaanse sfeer na Vietnam-oorlog
- lage defensiebijdragen door Europa aan VS, irritatie bij VS
- Europa vond de VS te overheersend
- Frankrijk wilde weer een grootmacht worden (onder president Charles de Gaulle vanaf 1964)
- West-Duitsland werd belangrijkste handelspartner van de Sovjet-Unie
Verloop van de Europese eenwording:
1951 - EGKS (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal)
1957- EEG (Europese Economische Gemeenschap)
1992- EU (Europese Unie)
Uitbreiding:
1957- Nederland, België, Luxemburg (Benelux), West-Duitsland, Italië en Frankrijk
1973- Denemarken, Ierland en Groot- Brittannië
1981- Griekenland
1986- Spanje en Portugal
1990- Oost- Duitsland
1995- Oostenrijk, Zweden en Finland
2004- Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Estland, Letland en Litouwen
2007- Roemenie en Bulgarije
11.3.2 Het einde van de Koude Oorlog
In 1979 werd de detente verstoord doordat de Sovjet-Unie Afghanistan binnenviel, waarna de islamitische vrijheidsstrijders (moedjahedien) de Sovjet-Unie terugdrong. In 1980 werd Ronald Reagan Amerikaanse president en was fel tegenstander van het communisme en de Sovjet-Unie.
Reagan kondigde in 1983 een apparaat aan dat vijandige wapens uit de ruimte kon vernietigen, wat voor veel onrust in de Sovjet-Unie zorgde. In de Sovjet-Unie kwam in 1985 Gorbatsjov aan de macht, die streefde naar een nieuwe detente. Hij riep op tot perestrojka (meer economische vrijheid) en glasnost (meer politieke openheid). Toen hij in 1989 aankondigde dat de SU zich niet meer met binnenlandse zaken van Oost-Europese landen mocht bemoeien, kwam er overal opstand, maar het Rode Leger greep niet in. Zo moest de DDR-regering op 9 november 1989 wel toestaan dat de Berlijnse muur neer werd gehaald.
De Oost-Europese landen veranderden in kapitalistische parlementaire democratieën. 1990: Oost- en West-Duitsland werden herenigd. 1991: de Sovjet-Unie viel uit elkaar.
Nog steeds zijn er veel spanningen tussen arme en rijke landen, en is er veel kritiek tegen de overheersende VS (Coca-Cola-imperialisme).
Hoofdstuk 13 - Vrijheid en democratie
Kenmerkende aspecten:
- Het ontstaan van vrijheidsrechten en politieke rechten in verschillende historische tijdvakken
- Belangrijke denkers en hun ideeën over staat en onderdaan
- De ontwikkeling van de parlementaire democratie en de rechtsstaat in Nederland na 1795
- Het ontstaan van politieke stromingen en partijen sinds 1848
13.2 De opmars van het parlement (tot 1848)
13.2.1 De Patriotten en de representatieve democratie
Aan het einde van de 18e eeuw was Nederland een republiek. Er was ontevredenheid over de economie en de macht van de rijken. Ook drongen de ideeën van de Verlichting door tot de Republiek. Zo ontstond het idee dat meer mensen invloed zouden moeten hebben op het bestuur (ideaal: een representatieve democratie). De aanhangers hiervan waren patriotten, met als voorman Johan van der Capellen tot den Pol.
In 1787 mislukte een patriottische revolutiepoging en vluchtten veel patriotten naar Frankrijk.
In 1795 kwamen de Fransen naar de Republiek en werd Nederland een eenheidsstaat. Veranderingen:
- Rechten van de Mens afgekondigd (iedereen is gelijk)
- Kerk en staat gescheiden
- Alle godsdiensten zijn gelijk voor de wet
1796: eerste volksvergadering, waarin werd besloten:
- een grondwet werd opgesteld
- algemeen kiesrecht voor mannen (vanaf 1798)
In 1806 werd de broer van Napoleon koning, maar werd al snel opgevolgd door Napoleon zelf en zo werd Nederland een Franse provincie.
13.2.2 Van Willem I tot Thorbecke
Willem I werd in 1813 koning.
Nederland had een parlement met twee kamers:
Koning Willem I had veel macht en probeerde de economie van Nederland te ontwikkelen. door het aanleggen van kanalen en bevordering van de industrie.
Zijn bijnaam luidde dan ook de koning- koopman.
Willem II 1792-1849
Zoon van Willem I en Wilhelmina van Pruisen
In 1815 versloeg hij Napoleon bij Waterloo (held van Waterloo). In 1840 werd hij koning van Nederland. In een nacht van conservatief tot liberaal.
Willem III 1817-1890
Zoon van Willem II en Anna Paulowna van Rusland. In 1849 werd hij koning van Nederland. Regelmatig aanvaringen met het parlement. In 1880 werd uit zijn tweede huwelijk Wilhelmina geboren.
De onschendbaarheid van de koning
Willem I had veel macht. Na de scheiding van Nederland en België trad hij af.
De liberalen was een groep (rijkere) burgers die in het parlement op kwamen voor meer inspraak van de burgers en minder inspraak van de conservatieven (kring van mensen rond de koning zoals de adel). De liberalen wilden meer (economische) vrijheid en democratie.
Na de revoluties in 1848 kreeg de liberaal Thorbecke koning Willem II de opdracht om een nieuwe grondwet te schrijven. Hierbij veranderde er een aantal zaken:
- Scheiding der machten (Montesqueue):
- Parlement beslist over wetten
- Kabinet voert wetten uit
- Rechters spreken onafhankelijk recht
- Koning is onschendbaar de minister is verantwoordelijk
- Het parlement krijgt meer bevoegdheden en rechten zoals recht van amendement en recht van initiatief
- Vrijheden vastgelegd in de grondwet zoals bijv. vrijheid van vereniging
- Tweede kamer wordt gekozen door het volk
Eerste kamer wordt gekozen door de provinciale staten.
13.3 De democratisering van Nederland (1848 - 1939)
13.3.1 Opkomst van confessionele partijen
Nadat de grondwet van Thorbecke in 1848 was ingevoerd werd het niet rustiger in de politiek. Drie grote kwesties zouden de politiek de hele 2e helft van de 19e eeuw bezig houden:
1. De schoolstrijd
2. De sociale kwestie
3. De strijd om het algemeen kiesrecht
De schoolstrijd
In de grondwet was vrijheid van onderwijs geregeld. Het onderwijs was openbaar en algemeen christelijk. Veel protestanten en katholieken vonden dit te slap. Ze richtten eigen scholen op maar moesten die wel zelf betalen. De schoolstrijd ging om financiële gelijkheid voor openbaar en bijzonder onderwijs.
De sociale kwestie
Door de groeiende industrialisatie in de 19e eeuw waren er grotere groepen arbeiders bijgekomen. De sociale kwestie ging over de verbeteringen voor die arbeiders. Zoals bijvoorbeeld werkdagen van acht uur.
De strijd om het algemeen kiesrecht
Steeds meer mensen wilden het censuskiesrecht afschaffen en algemeen kiesrecht voor mannen.
13.3.2 Pacificatie en democratie
De drie grote politieke kwesties van de 19e eeuw werden in 1917 opgelost. De liberale minister-president Cort van der Linden bedacht een compromis: Een systeem van evenredige vertegenwoordiging. Als de confessionelen zouden stemmen op het algemeen kiesrecht, zouden de socialisten stemmen op het bijzonder onderwijs en zo waren beide opgelost. Hiermee zorgde hij voor pacificatie: saamhorigheid.
Het bijzonder onderwijs. Hier zouden de socialisten mee instemmen voor een meerderheid in het parlement.
De verzuiling
Indeling van het maatschappelijke en politieke leven in Nederland op basis van geloof en/ of politieke overtuiging.
Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog hielden de mensen vast aan hun zuil, waardoor de NSB mogelijk minder aanhang had.
13.4 Van achterkamertje tot de straat
13.4.1 Doorbraak of niet?
Na de oorlog was er een poging van verschillende partijen om de verzuiling te doorbreken: 'de doorbraak'. Er kwam een nieuwe politieke beweging , de Nederlandse Volksbeweging (NVB), die hiervoor moest zorgen.
Het idee achter de doorbraak was dat men na de oorlog eensgezind samen wilde werken aan de opbouw van Nederland.
SDAP werd PVDA, RKSP werd KVP en de VVD ontstond (1948). De VVD en ARP moesten samen voor wederopbouw zorgen. Nederland werd een verzorgingsstaat, maar hiermee kwam er geen einde aan de verzuiling.
In Nederlands-Indië wilden de nationalisten onafhankelijkheid, d.m.v. het Akkoord van Linggadjati (1946). De Nederlandse regering wees dit af, met als gevolg de twee politionele acties in 1947 en 1948. In 1949 werd Nederlands-Indië onafhankelijk.
13.4.2 Polarisatie en ontzuiling
Halverwege jaren zestig begint de ontzuiling, oorzaken:
- Toegenomen welvaart -> zondagsrecreatie
- Verzorgingsstaat
- Nieuwe media zoals tv laten mensen over de muur van de zuil kijken
- Hogere opleidingsniveau maakt mensen mondiger
In de politiek komt polarisatie; er worden nieuwe partijen opgericht (D66).
Confessionele partijen brokkelen af -> oprichting CDA
Er zijn meer buitenparlementaire acties, bijvoorbeeld de Provo's en Dolle Mina.
Ook is er een groter verschil tussen links en rechts (jaren 70 en 80).
In de jaren 90 komen de partijen weer bij elkaar en vormen een paars kabinet (poldermodel). Er heerste een ideologie die populisme wordt genoemd: de ideeën van het gewone volk onder woorden brengen.
In de jaren 90 komen de partijen weer bij elkaar en vormen een paars kabinet (poldermodel). Er heerste een ideologie die populisme wordt genoemd: de ideeën van het gewone volk onder woorden brengen.
Nieuwe reuzen, China en Japan
1. China, Confucianisme en conservatisme
Het keizerrijk
Eeuwenlang was China een keizerrijk. Verschillende beschavingen volgden elkaar op.
De Chinese beschaving is ontwikkeld maar er is weinig verandering. Ook is het land op zichzelf gericht, grotendeels door het confucianisme. Door oorlogen met Engeland ('opiumoorlogen' tussen 1839 en 1860) en Japan is het land verzwakt.
In 1911 werd, na een revolutie, de laatste keizer Pu Yi afgezet. Er werden twee moderne partijen opgericht: de Kwo-min-tang en de Nationale Volkspartij, die dit voor China wilden:
- nationale zelfstandigheid
- democratie
- gematigd socialisme
De CCP (communistisch) wilde een communistische staat, in deze partij werd Mao Zedong steeds belangrijker. Hij wilde het communisme realiseren met boeren.
Vanaf 1925 vervolgde de leider van de Kwo-min-tang de communisten, die in 1934 in 'de Lange Mars' naar het binnenland vluchtten onder leiding van Mao.
Ondertussen vocht China met Japan (vanaf 1937), maar Japan gaf zich in 1945 over. Mao kreeg de macht en riep in 1949 de Chinese Volksrepubliek uit.
Communistisch
Mao probeerde af te rekenen met het confucianisme en voerde een vijfjarenplan in (1953). Boerenbedrijven werden gecollectiviseerd en het land werd een totalitaire staat. In 'de Grote Sprong Voorwaarts' probeerde Mao het land in één keer tot een ideale samenleving te maken, en door middel van staalproductie tot de top door te dringen. Maar hierdoor kwam er hongersnood en ontregeling van de economie.
1966: 'de Grote Proletarische Culturele Revolutie', waarin Mao met behulp van jongeren die de Rode Gardisten werden genoemd, de overige machthebbers afzette.
Na Mao
Na het overlijden van Mao in 1976 komt er een machtsstrijd in de communistische partij. Deng Xiaoping krijgt de macht. Onder zijn bewind ingrijpende veranderingen:
- De boeren mochten zelf boerderijen beginnen (collectieve boerderijen werden opgeheven)
- Aan de kust kwamen speciale economische zones waarin Chinezen eigenbedrijven mochten oprichten (productie consumptiegoederen)
- Investeerders uit het buitenland brachten hun technologie naar China.
De economie groeide snel en buitenlandse contacten werden verbeterd; China werd lid van de VN en lid van de veiligheidsraad. Toch zijn er ook problemen:
- grote verschillen tussen rijk en arm
- staatsbedrijven functioneren slecht
- er is veel corruptie
Ook op politiek gebied is er geen vrijheid. Het is geen communistisch land, maar wordt wel geregeerd door een communistische partij.
2. Japan, imperialisme en industrie
Gelijkenis
Japan is al eeuwen een keizerrijk. De keizer had vooral een ceremoniële functie. Vanaf de 6e eeuw n. Chr leek Japan sterk op China:
- confucianisme werd geaccepteerd
- men nam schrift, wetenschap en kunst over
- men keerde zich (nog sterker dan China) af van het Westen
Anders dan China had Japan een zelfbewuste middenklasse, die handel dreef en rijk was.
Modernisering
Nederland was lange tijd het enige land dat handel dreef met het gesloten Japan.
In de 19e eeuw wilden de industriële grootmachten handel drijven met Japan. In Japan zelf was een machtsstrijd gaande die gewonnen werd door feodale heren die van het Westen wilden leren. De keizer had niet veel macht.
Japan werd in de jaren die daarna volgden ontwikkeld tot een modern land:
- Naar Engels voorbeeld werd de industrie opgebouwd
- Lager onderwijs werd verplicht
- In 1898 kreeg het land een parlement
- Met behulp van Duitse officieren werd een modern leger opgebouwd
In 1895 werd Taiwan veroverd en in 1905 werd de Russische vloot verslagen.
In de loop van de 20e eeuw kwam er een einde aan de economische groei, vooral door invoerrechten. Japan begon China te veroveren vanaf 1937 en viel Pearl Harbour aan in 1941. Na de atoomaanvallen door de VS, gaf Japan zich in 1945 over.
Na de oorlog
Door invloed van de VS veranderde er dit in Japan:
- Leger en vloot werden afgeschaft
- Militaire oorlogsleiders werden berecht
- Partijen en een vrije gekozen parlement
- Verdrag met Amerika -> veiligheid t.o.v. andere landen
De economie kwam langzaam weer op gang, en begon te groeien op het gebied van techniek.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden