Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

H11

Beoordeling 8.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1791 woorden
  • 21 oktober 2015
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 8.5
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

11.1 – Een moderne wereld

Een nieuwe eeuw breekt aan

  • In 1900 zag de wereld er heel anders uit door 3 ontwikkelingen
    • Er was een grote bevolkingsgroei door betere hygiëne
      • Er was stromend water, een riool en artsen begonnen te opereren
    • Mensen konden steeds sneller grote afstanden overbruggen
      • Er waren nieuwe vervoersmiddelen à auto, metro, tram en vliegtuig.
      • Daarnaast werd er geïnvesteerd in een groot spoorwegennetwerk.
      • Dit betekende een enorme besparing van tijd en brandstof
    • Er waren nieuwe communicatiemiddelen.
      • Informatie kon op een snellere manier een groot publiek overbrengen.
      • Uitvindingen zoals radio, telefoon en film maakte dit mogelijk.
  • Op deze manieren werd het makkelijker om kennis te verspreiden op grote afstanden.
  • We spreken daarom van een moderne samenleving, later ook een massasamenleving.

 

De invloed van nieuwe technieken

  • Rond 1875 kwam er een technologische ontwikkeling in een stroomversnelling
    • Deze werd aangeduid als Tweede Industriële Revolutie.
    • Deze revolutie onderscheidde zich door gebruik van elektriciteit, staal en verbrandingsmotoren op diesel of benzine (in plaats van stoommachines).
      • Er ontstond chemische en elektrotechnische industrie.
      • Produceren werd sneller en goedkoper door de lopende band.
    • Al de producten hadden invloed op het dagelijks leven in West- Europa en VS.
      • Er kwamen handige producten en snellere vervoersmiddelen.
  • De vooruitgang in wetenschap en techniek leidde tot groot optimisme.
    • Het leek alsof de mogelijkheden van de mens onbegrensd waren.
    • In de eerste 10 jaar van de 20e eeuw werden radio en bioscoop belangrijk.
      • De verspreiding van cultuur ging door de radio veel sneller.
      • De bioscoop zorgde ervoor dat mensen naar bewegende beelden konden kijken en in aanraking kwamen met andere ideeën en culturen.
  • Echter waren radio en bioscoop ook aantrekkelijk voor partijen en regeringen
    • Zij maakten reclame en hoopten miljoenen mensen te overtuigen van hun ideeën.
    • In de 20e eeuw werd op die manier propaganda gebruikt.
  • Er waren ook nadelen aan de Tweede Industriële Revolutie, er werden wapens gemaakt.
    • Engeland had aan het begin van de 20e eeuw een koloniaal rijk.
    • Ook Duitsland liet de industrie op volle kracht draaien.
    • De wapenindustrie werd hierbij niet vergeten.

 

 

 

11.2 – De Eerste Wereldoorlog

Een nieuw soort oorlog

  • In 1914 was een oorlog uitgebroken tussen de centralen (Duitsland en Oostenrijk-Hongarije) en de geallieerden (Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland). NL à neutraal.
  • De partijen dachten dat alles snel voorbij zou zijn, echter was het ‘t tegenovergestelde.
    • De snelle Europese oorlog werd een slopende wereldoorlog, ruim 4 jaar lang.
  • De oorlog onderscheidde zich door de grote hoeveelheid moderne wapens.
    • Deze werden letterlijk aan de lopende band gemaakt.
    • Soldaten kregen te maken met gifgas, mitrailleurs en kanonnen in loopgraven.
    • De aanvallende partij werd blootgesteld aan een regen van kogels en granaten.
      • Ook waren er nieuwe uitvindingen à de tank en het vliegtuig
  • De wapens waren wel modern, maar de tactiek van oorlog voeren niet.
    • Beide partijen gingen voortdurend aanvallen op de loopgraven.
  • De oorlog raakte de burgerbevolking meer dan ooit.
    • Miljoenen mannen moesten de loopgraven in
    • Kou, vocht, honger, ongedierte zorgde voor een traumatische ervaring.
    • Velen kregen bij thuiskomt een zenuwaandoening als gevolg hiervan.
  • Ook de gewone burgers hadden direct iets te maken met de strijd.
    • Dorpen werden beschadigd en soms vernietigd.
    • Vrouwen moesten werken in de wapenindustrie
  • De regeringen wilden dat de bevolking een positief beeld kreeg door propaganda.
  • De miljoenen soldaten kwamen ook uit de koloniën van Europa
    • Vanaf 1917 vochten ook Amerikaanse soldaten mee met de geallieerden
    • Op 11 november 1918 werd er een wapenstilstand gesloten.

 

Het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog

  • De Eerste Wereldoorlog had verschillende oorzaken:
    • De Europese landen waren bezig met de strijd voor koloniën.
      • Overzeese gebieden zorgden voor grondstoffen voor de industrie maar gaven ook status en macht.
      • De spanningen hadden te maken met veranderende machtsverhoudingen.
    • De strijd ging gepaard met sterke vijandbeelden en het ophemelen van eigen natie
      • Frankrijk wilde wraak tegen Duitsland voor Frans-Duitse oorlog 1870-1871
      • Een oorlog werd zeker niet vermeden
      • Veel geld, veel wapens en een groot leger zorgde voor meer spanningen.
      • Daarom zijn nationalisme en militairisme ook belangrijke oorzaken.
    • De concurrentie zorgde dat Europese landen bondgenootschappen gingen vorm
      • Later spraken ze af elkaar te helpen in tijden van oorlog.
      • Zo ontstonden de Triple Alliantie (DU + OOSTENR.-HONG + IT)
      • En Triple Entente (FR – EN – GB – RU)
      • In 1914 bleek het hebben van de bondgenootschappen rampzalig te zijn.
        • Dit kleine conflict groeide uit tot een grote oorlog.
    • Het conflict begon met de moord op Frans Ferdinand à kroonprins OOST-HNG.
      • Dader à Gavrillo Princip à Bosnische nationalist die in Servië woonde.
      • Hij vond dat Bosnië bij Servië hoorde en niet bij Oostenrijk-Hongarije.
      • Als eerste werden Duitsland en Rusland betrokken bij de oorlog.
        • Daarna volgden de andere bondgenoten.
  • Na 4 jaar oorlog sloten de verliezers verschillende vredesverdragen met de overwinnaars.
  • Met Duitsland werd het Verdrag van Versailles gesloten (zij was de hoofdschuldige).
    • Het waren schadevergoedingen, het moest ontwapenen en een gebied afstaan.
    • Frankrijk wilde Duitsland voor een lange tijd uitschakelen als machtig land.
    • De afhandeling van de oorlog legde de basis voor nieuwe spanningen in Europa.

 

11.3 – De Sovjet-Unie

 

Een communistische samenleving

  • De Sovjet-Unie bestond tussen 1922 en 1991. De leiders volgden het communisme.
  • Marx voorspelde dat de arbeidersklasse in opstand zou komen tegen fabriekseigenaren
    • Deze arbeidsrevolutie zou een nieuwe fase in de geschiedenis inluiden.
    • De arbeiders zouden de macht overnemen à er zou een ideale samenleving zijn.
    • Deze gedachten leidden tot de communistische ideologie.
  • Josef Stalin, leidde tussen 1928 en 1953, probeerde de gelijkheid te vergroten.
    • Dat deed hij door de economie verder aan de band te leggen.
    • Bedrijven werden onteigend, particulier eigendom werd verboden.
  • Stalin wilde de staat leiding geven en liet vijfjarenplannen opstellen.
    • In die plannen stond de snelle opbouw van zware industrie.
      • Er kwamen collectieve machinefabrieken, hoogovens en scheepswerven.
      • Er bestond geen vrije concurrentie.
      • De staat bepaalde de hoogte van lonen en prijzen.
    • Verder werden zelfstandige boeren samengevoegd tot staatslandbouwbedrijven.
      • Ze werden gecollectiviseerd, en moesten een groot deel van de opbrengst afstaan aan de staat.
      • De landbouw moest gemoderniseerd en productiever worden.
      • Veel boeren waren hiertegen (volgens Stalin de ‘koelakken’)
  • De samenleving had ook duistere kanten, die voor buitenland verborgen waren
    • Arbeiders of boeren die zich verzetten, werden hard aangepakt.
      • Ze belandden in strafkampen in Siberië.
      • Ze moesten dwangarbeid verrichtten en velen stierven daar.
    • In Oekraïne (een van de staten in de Sovjet-Unie) werd de bevolking bewust uitgehongerd om verzet tegen de collectivisatie te breken.
  • Stalin ontwikkelde zich tot alleenheerser en probeerde de samenleving te beheersen.
    • Dit totalitarisme (Stalinisme) betekende ook geen politieke vrijheid.
    • De communistische partij was de enige toegestane partij.
    • Vrijheid van meningsuiting en persvrijheid  bestonden niet.
      • Met propaganda verspreidde de communistische partij hun ideeën.
      • Met terreur werd gehoorzaamheid gedwongen.
  • Ondanks alle onderdrukking hebben vele geloofd dat het communisme goed zou zijn.
    • Veel jongeren raakten betrokken bij verschillende massaorganisaties.
    • Ze werkten vol overtuiging mee aan de opbouw van de Sovjet-Unie.

 

De eerste communistische staat: oorzaken en gevolgen

  • Aan het einde van de 20e eeuw was er onvrede onder de bevolking
    • In Rusland bestond grote armoede en de bevolking had weinig invloed op politiek.
    • In 1917 leidde dat tot revolutie.
  • Belangrijke oorzaak onvrede à Rusland leed tijdens WO I zware verliezen.
  • De revolutie van 1917 begon in februari met massale stakingen en demonstraties.
    • Tsaar Nicolaas II moest daardoor wel aftreden. (^Februarirevolutie)
    • Er trad een Voorlopige Regering aan, bestaande uit allerlei politieke partijen.
  • In oktober 1917 pleegden de bolsjewieken (com.) een staatsgreep à Oktoberrevolutie.
    • De belangrijkste leider was Vladimir Lenin (tot zijn dood aan de macht, 1924)
    • Na een machtsstrijd nam Stalin in 1928 de macht van de communistische partij.
  • De Sovjet-Unie was een combinatie van idealisme, machtspolitiek en terreur.
    • De economische hervormingen lukten niet à vijfjarenplannen niet gehaald.
    • Arbeiders maakten evenveel producten + collectivisatie mislukt.
    • Er ontstonden hongersnoden à productie afstaan à arbeiders geen macht.
    • Hoge functionarissen hadden wel voldoende eten en woonden in villa’s.
  • Industrialisatie gelukt (vooral wapens) à werd machtig land.

11.4 – De Verenigde Staten

 

Een vrij en welvarend land

  • Het vertrouwen in de Amerikaanse economie steeg in de jaren ’20 heel erg.
    • Veel mensen profiteerden van grote welvaart en kochten allerlei producten.
    • Het waren de ‘roaring twenties’ – de uitbundige jaren ’20.
  • Een belangrijke oorzaak van de bloeiperiode was de vrijemarkteconomie (kapitalisme).
    • Vraag en aanbod bepaalde de prijs en hoeveelheid producten.
    • Dankzij de vrije concurrentie konden ondernemers goed en goedkoop produceren.
    • De Amerikaanse droom à van krantenjongen tot miljonair.
  • Om rijk te worden moesten ondernemers hun producten steeds verbeteren.
    • Dit leidde tot technologische ontwikkelingen à lopende band à Henry Ford
    • Het resultaat was een consumptiemaatschappij.
    • Door lage prijzen konden veel Amerikanen luxeproducten kopen.
      • Zij vormden een brede middenklasse in de samenleving.
  • Al sinds de 18e eeuw zijn Amerikanen tegen veel bemoeienis en macht van de overheid.
    • Zelf je eigen leven bepalen, dat is wat mensen wilden.
    • Rond 1930 kozen burgers al bijna 150 jaar hun Congres.
    • Deze volksvertegenwoordiging bepaalde welke wetten zouden gelden.
  • Een samenleving zoals deze (gebaseerd op democratie en kapitalisme) kan alleen met vertrouwen van het volk.
    • Als dit vertrouwen er niet was, zou het hele systeem instorten.

 

Economische crisis: een uitslaande brand

  • De Amerikaanse welvaart van de jaren 20 bleek erg kwetsbaar.
  • Het ging helemaal niet zo goed met de economie à twee redenen.
    • Veel mensen betaalden producten met geleend geld (dus terug moeten betalen)
    • Er was een crisis in de landbouw. De export nam sterk af à boeren in problemen.
  • Ondanks dit alles bleef de aandelenkoers op de beurs stijgen. à kopen met geleend geld
  • Uiteindelijk verloren sommigen het vertrouwen à instorting New Yorkse Beurs Wall Street in oktober 1929.       
    • De Verenigde Staten waren in een enorme economische crisis beland.
  • Ook Europa kreeg te maken met de crisis.
    • De VS wilde het geld terug dat ze aan Europa geleend hadden.
    • De economie kon dit niet aan en stortte in à andere landen volgden
  • De Amerikaanse regering (president Herbert Hoover) deed bijna niks.
    • Hij dacht dat de economie vanzelf zou herstellen.
    • Maar het aantal werklozen steeg à de overheid moest iets gaan ondernemen.
  • In 1932 werd Franklin Roosevelt gekozen tot president.
    • Hij pleitte voor overheidsingrijpen in de economie en hij zou een groot pakket maatregelen nemen à New Deal
  • Roosevelt wilde met de New Deal voedsel geven aan de werklozen
    • Verder wilde hij de koopkracht bevorderen en industriële productie bevorderen
    • Hij gebruikte overheidsgeld om werklozen aan het werk te zetten voor algemeen nut à stuwdammen of scholen bouwen.
      • Met hun loon kochten ze producten van fabrieken à goede koopkracht
    • Door de devaluatie van de dollar werden Amerikaanse producten in het buitenland goedkoper en werden buitenlandse producten duurder in de VS.
  • Tot 1936 hadden deze maatregelen veel succes.
    • Miljoenen mensen vonden werk en gaven voorzichtig meer geld uit.
  • De werkloosheid loste pas echt op tijdens WO II, toen de vraag naar wapens steeg.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.