Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

feniks, havo 4, hoofdstuk 1: de tijd van jagers en boeren

Beoordeling 8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 789 woorden
  • 3 oktober 2021
  • 22 keer beoordeeld
Cijfer 8
22 keer beoordeeld

1.1

In de prehistorie waren er geen schriftelijke bronnen, hierdoor moesten archeologen ongeschreven bronnen bestuderen zoals: botresten, potscherven, voetafdrukken, grotschilderingen en versteende voedsel resten. De prehistorie wordt ook wel de tijd van jagers en boeren genoemd, deze tijd eindigde rond 3000 v.C. toen in het Midden-Oosten het schrift ontstond.

De mens is geëvolueerd uit apen in Afrika, die mensen leefde in groepen, in een samenleving van jager-verzamelaars. Ze aten vlees en plantaardig voedsel, dit eten begonnen ze te bewerken. Een mensensoort bleef over: de moderne mens die 200 000 geleden in Oost-Afrika ontstond. Vanaf 50 000 v.C. verspreidde hij zich, eerst naar Azië, dan naar Europa, Australië en Amerika. Het is onbekend waarom de moderne mens als enige mensensoort overleefde.

Tussen mannen en vrouwen in de prehistorie was een duidelijke rolverdeling. Mannen gingen jagen en vrouwen gingen verzamelen. Maar voor grote prooien werkten mannen en vrouwen samen. Ze leefde samen in groepen van enkelen tientallen, het waren nomaden, ze verplaatsten van plek tot plek. Dat hing af van het voedsel dat in de buurt te vinden was. Ook hadden ze weinig bezit. Vanaf 50 000 v.C. maakten ze ingewikkelder werktuigen dan de grove werktuigen die ze toen hadden. Ze konden zich bijvoorbeeld dan ook in de ijstijd over Europa verspreiden omdat ze hutten tegen de kou maakten.

Mensen begonnen hun gedachten te uiten in kunst, zo maakten ze beeldjes en grotschilderijen. En van die grotschilderijen was waarschijnlijk een soort god voor het helpen bij de jacht. Mensen gingen denken in symbolen.

1.2

Rond 9000 v.C. werd de landbouw ontdekt, mensen werden boer. Rond 8000 v.C. ontstond ook veeteelt. De ontdekking van de landbouw was een revolutie, de landbouwrevolutie. Het begon eerst in een gebied ten oosten van de middellandse zee dat de vruchtbare halve maan werd genoemd. Migranten verspreidde de landbouw in Azië, Afrika en Europa.

Een belangrijke oorzaak van het ontstaan van de landbouw was het klimaat. Rond 100 000-10 000 v.C. ontstond er in het Midden-Oosten een klimaat van zachte natte winters en warme droge zomers. Ook in Europa werd het milieu beter voor de landbouw. Boeren ontdekten hoe ze gewassen konden verbeteren, zo werden wilde planten gedomesticeerd. Op die manier werden ook dieren gedomesticeerd, mensen gingen dieren fokken die nuttig waren voor hen. Rond 5000 v.C. werden dieren ook gebruikt voor bewerking van land. Hierdoor kon ook zware grond worden bebouwd. De bevolkingsgroei hield aan.

In de landbouwsamenleving trokken mensen niet meer rond maar kregen een sedentaire leefwijze. Ze bouwden huizen bij hun akkers en leefden in grotere groepen bij elkaar. Dorpen waren zelfvoorzienend, autarkisch. In de landbouwsamenleving werd bezit belangrijk, dit bezit werd ook erfelijk. Sommigen hadden meer bezit dan anderen, die mensen werden met meer respect behalend en bepaalde meer wat er in het dorp gebeurde. Zij hadden macht en aanzien, de sociale ongelijkheid groeide. Ook ontstond de slaaf. Mensen dachten in die tijd dat overleden mensen voorleefden als geesten. Ze maakten hunebedden en gaven de doden grafgiften zoals: voedsel, werktuigen en sierraden. Daarnaast geloofden mensen in goden die vaak samenvielen met natuurverschijnselen. Ook rivieren en dieren werden in hun natuurgodsdiensten als goden vereerd. Voor de goden werden rituelen uitgevoerd zoals: dansen, zingen en offeren.

1.3

De eerste grote dorpen en steden ontstonden, vooral in Zuidwest-Azië. De eerste echte steden ontstonden in Irak bij de rivieren Eufraat en Tigris. In een gebied dat Mesopotamië genoemd wordt, had zich het volk van de Soemeriërs gevestigd. Tussen 4000 en 2000 v.C. bouwden ze tientallen dorpen uit tot steden met bestuursgebouwen, pakhuizen en gebouwen waar ze goden vereerden, tempels. De grootste stad was rond 3000 v.C. Uruk, met meer dan 50 000 inwoners.

De landbouwstedelijke samenleving ontstond doordat boeren te veel voedsel produceerden, daardoor konden ze anderen voeden die geen boeren waren. Er moesten dijken, dammen en kanalen gebouwd worden, hierdoor ontstond een elite, een sociale bovenlaag die leidinggaf. In de steden ontstonden meer gespecialiseerde beroepen zoals: militairen, priesters, ambtenaren en handelaren. Steden waren afhankelijk van handel.

Uit de elite kwam een leider naar voren, een vorst. De rest van de bevolking bestond uit onderdanen die de regering moesten gehoorzamen. Heel Egypte kwam rond 3000 v.C. onder een regering. Het werd een staat met een koning, de farao. In Mesopotamië waren stadstaten, met als koning vaak opperpriester. Door belasting kon de overheid voedsel verstrekken aan ambtenaren, militairen en priesters.

De goden van Soemeriërs leken om mensen, er waren enkelen hoofdgoden en daarnaast honderden kleinere goden. Dit was hun polytheïstische godsdienst. Het schrift dat uitgevonden werd was een gevolg van de organisatie die nodig was voor het besturen van steden. Het schrift werd spijkerschrift genoemd omdat het veel op spijkers leken. De Egypteraren ontwikkelden het hiërogliefenschrift, wat ontstond uit kleine tekeningen. Het schrift werd soms zo hoog ontwikkeld dat we spreken van een beschaving.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.