3.3 Leven aan de Noordgrens
Cleopatra was koningin van het oude Egypte. Haar familie was oorspronkelijk Grieks. Ze krijgt een relatie met Julius Caesar (Romeins), ze kregen samen een zoon. Omdat Cleopatra het liefje is van Julius Caeser, wordt Egypte lange tijd niet veroverd door de Romeinen. De opvolger van Caeser verovert in 31 v. Chr. alsnog Egypte.
De Grieks-Romeinse cultuur was een mix van Griekse en Romeinse elementen. De gangbare taal was Grieks. Er woonden 60 miljoen mensen in het Romeinse rijk. De mensen woonden en leefden samen, met hun eigen geloof en cultuur. De Grieken waren goed in: kunst, wetenschap, geschiedenis en filosofie. De Romeinen waren goed in: oorlog voeren, organiseren en de aanleg van wegen, aquaducten en bruggen. Ze hadden ook standbeelden, bouwwerken en boekrollen. De Romeinse cultuur wordt de klassieke cultuur genoemd.
Na een verovering van een gebied legden de soldaten goede wegen aan. Deze werden gebruikt voor: 1) de legers 2) keizerlijke post en 3) handelaren. De handelaren brachten linnen kleding, luxe servies en glas, walnoten, kip.
Om het gebied te besturen werden er steden gebouwd. Deze hadden een schaakbord patroon. Op de kruising van de hoofdwegen waren de belangrijkste gebouwen: het forum met tempels, een gebouw voor het stadsbestuur en de basilica (markthal en rechtbank in één). Een stad had ongeveer 1000-5000 inwoners. Er waren bedrijfjes, winkels, restaurants, badhuizen, gladiatoren gevechten en wagenrennen races. De boeren uit de buurt verkochten hun producten ook in de stad.
De meeste mensen woonden op het platteland. Er kwamen grote boeren bedrijven die werden gepacht (de boer is niet de baas, maar ‘huurt’ het land en de boerderij) en er werden slaven aan het werk gezet. De eigenaar woonde in de Villa Rustica, een groot luxe huis op het bedrijf. Vaak had hij ook nog een huis in de stad, vooral als hij daar in het stadsbestuur zat.
De oorspronkelijke bevolking nam steeds meer van de klassieke cultuur over, dit heet Romanisering. Voorbeelden hiervan zijn: grote boerderijen met veeteelt en akkerbouw (landbouw), verharde wegen (verkeer), restaurants (dagelijks leven), gebedshuizen / tempels (godsdienst), beroepsleger (leger), standbeelden (cultuur).
De beste baantjes gingen naar de mensen die rijk waren geworden in het leger. De oorspronkelijke bevolking wilde dat ook wel. De mensen die zich aanpasten aan de Romeinse cultuur kregen voordeel in handel, politiek en bestuur. Wilde je je niet aanpassen, dan had je dus pech, betaalde je meer voor producten en kreeg je geen goed baantje.
De Romeinen waren de baas. Mensen moesten belasting betalen in de vorm van vee of voedsel. Jonge mannen moesten verplicht het leger in.
In 69 v. Chr. was er een grote opstand van de Bataven. Deze oorspronkelijke stam was de Romeinse overheersing zat. Ze kozen een goed moment: door de dood van Nero kwam er onrust onder de generaals, die wilden allemaal de nieuwe troonopvolger worden. De Romeinen vochten tegen elkaar, daardoor waren er minder soldaten en minder aandacht voor het rustig houden van de Bataven. Helaas voor de Bataven stuurde de nieuwe keizer, toen die was gekozen, gelijk verse legioenen soldaten. Dat stopte de opstand.
REACTIES
1 seconde geleden