Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 4, Rusland wordt communistisch

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo/vwo | 3647 woorden
  • 28 oktober 2020
  • 25 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
25 keer beoordeeld

Geschiedenis hoofdstuk 4: Rusland wordt communistisch

Paragraaf 1: Socialisten en anarchisten in Rusland

De Russische piramide

Aan de top van de maatschappelijke en politieke piramide stond de oppermachtige tsaar. Hij was rijk en regeerde Rusland autocratisch (alleenheerser) zoals een traditionele Russische vader van zijn gezin.

Een andere belangrijke vorst, een kerkvorst, was de patriarch van de Russische-orthodoxe kerk, die door de tsaar benoemd werd. De kerk leerde de Russen dat God de tsaar en de adel: de grootgrondbezitters of bojaren, boven hen had gesteld. Daarom was verzet tegen de tsaar en de adel een doodzonde. Mensen met een afwijkende mening werden genadeloos aangepakt, ze werden geslagen met de Russische ‘knoet’, een stok met leren riemen en scherpe ijzertjes bolletjes. Een   andere straf was verbanning naar Siberië. De bojaren hielpen de tsaar bij het regeren, belasting innen en  oorlog voeren.

In de steden leefden de middenstand, zoals winkeliers en ambachtslieden met een eigen werkplaats, en de bourgeoisie, rijke kooplui en fabrikanten. Dan waren er nog bestuursambtenaren en schrijvers.

Industrie was er nog maar nauwelijks, dus er waren ook maar weinig industriearbeiders. De meeste Russen waren boer, tot 1861 als lijfeigene gebonden aan de bojaar, die mocht lijfeigen verkopen of zelfs vergokken. De boeren woonden in de mir, de dorpsgemeenschap. Daarbinnen overlegden familiehoofden over de onderlinge verdeling van de landbouwgrond, over de herendiensten (zoals gratis werken op het privéland van de bojaar) en het betalen van de hoofdelijke belasting.                                         Elke Rus was belasting verplicht, behalve bojaren, geestelijken, leger en marine. Van de oogst ging het grootste deel naar de edelman, de rest was voor eigen consumptie en verkoop op de dorpsmarkt.                                                                                                                                                                            De Russische landbouw bracht weinig op. Dat lag aan het landklimaat met zijn ijskoude winters en hete zomers, maar ook aan de bojaren. Die vonden modernisering, zoals mechanisatie, niet nodig. Er waren immers lijfeigenen in overvloed. Alleen daarom al wilden sommige Russen de lijfeigenschap opheffen.

Anarchisme en boerensocialisme

Toch was het een edelman met 500 lijfeigen, Micheal Bakoenin (1814-1876), die uit idealisme de lijfeigenschap wilde afschaffen. Hij vond dat gezag over een ander en materieel bezit het slechte in de mens bovenhaalt. Schaf de almachtige staat en tsaar en het privébezit van een fabriek of van landbouwgrond dus af, maar ook de kerk als mede-onderdrukker van de boeren. Geef de macht aan kleinschalige gemeenschappen met zelfbestuur, zoals een dorp of fabriek. Wegens zijn opvattingen werd Bakoenins landgoed afgenomen en moest hij naar het buitenland vluchten.

Bakoenin werd de filosoof van de Russische anarchisten. Het anarchisme is een ideologie die tegen elke vorm van georganiseerde regering is. Ook privébezit vinden anarchisten uit den boze: de grond en de productie middelen zouden van alle mensen samen moeten zijn.

Daarin hadden ze dezelfde opvattingen als de aanhangers van het socialisme. Eerst dachten de anarchisten dat iedereen hun idealen zo geweldig vond dat hun maatschappij vanzelf zou komen.

Toen daar weinig van terechtkwam, gingen zij steeds meer geweld gebruiken in de vorm van aanslagen. Dit heeft de anarchisten hun slechte naam bezorgd.

Een andere belangrijke groepering met verbeteridealen voor de Russische maatschappij waren de narodniki, afkomstig uit de ontwikkelde bovenlaag. Zij zagen de mir (als bezitter en bestuurder van de grond) als het ware Russische anarchisten socialisme. Als jonge narodniki echter op het platteland hun boodschap verkondigde, werden deze ‘stadskinderen met hun vreemde ideeën’ door de traditionele ingestelde boeren aan de politie uitgeleverd. Ook de socialisten-revolutionaire van de Socialistische Revolutionairen Partij richtten zich op de boeren: alleen van de grootste groep van de bevolking kon Rusland revolutie en socialisme verwachten.

De bourgeoisie ten slotte, die zich sterk op het Westen richtte, koos voor de partij voor de liberalen, die hoopten dat Rusland een parlementaire democratie zou worden met vrije verkiezingen en een sterke volksvertegenwoordiger.

Economische ontwikkeling en expansiepolitiek

Puur om economische redenen hief tsaar Alexander II in 1861 de lijfeigenschap op. Elke mir kon een staatslening krijgen om zijn grond van de edelman te kopen. Maar omdat een boer zijn mir pas kon verlaten als hij zijn aandeel in de schuld van de edelman had betaald, bleef hij in de praktijk even onvrij.

Alexander II liet ook industrie en mijnbouw ontwikkelen en spoorwegen aanleggen. De nardoniki dachten dat alleen geweld een eind kon maken aan alle misverstanden, en bliezen in 1881 Alexander II met koets en al op.

Troonopvolger Alexander III haalde de teugels aan, maar bleef Rusland moderniseren. De arbeiders in de nieuwe industrieën hadden het even zwaar als de boeren.

Eind negentiende eeuw verbood de overheid nachtarbeid van vrouwen en kinderen en voerde zij een werkdag in van ten hoogste elf-en-een-half uur.

Dankzij het steeds uitgebreidere spoorwegnet bloeide de export in graan, katoen en olie. De inkomsten daarvan investeerde de staat in industrie en infrastructuur. Er werd alleen zoveel graan voor de export gereserveerd dat één misoogst al hongersnood in eigen land kon veroorzaken zoals dat gebeurde in 1891.

Het grootste ontwikkelingsproject was de aanleg van de Trans-Siberië-Expres (1890), onder Alexander III begonnen en door Nicolaas II voortgezet. Deze spoorlijn verbond Rusland met zijn gebieden in het Verre Oosten. Rusland raakte hierdoor geïnteresseerd in delen van China. Dat leidde tot politieke conflicten met Japan, dat ook een oog had op die gebieden. Wel stimuleerde Nicolaas II de ontwikkeling van boeren tot vrije, marktgerichte zelfstandigheden, de koelakken.

Marxisten

Bakoenin ontmoette in ballingschap andere Russische revolutionairen. Hun voorbeeld was Karl Marx, die had verkondigd dat een socialistische revolutie alleen zou plaatsvinden in een modern land met veel industrie. Dan pas waren er voldoende industriearbeiders. Zijn ideologie, zijn opvatting hoe de maatschappij moest worden ingericht, was het marxistisch socialisme. Voor veel Russen was dat een openbaring: een bevolking die alle bezit in handen krijgt en zichzelf regeert, en dat door revolutie. Maar gold marxisme ook voor het agrarische Rusland?

Voor Marx waren industriearbeiders immers ware vertegenwoordigers van de vooruitgang.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Omdat Rusland echter steeds meer mijnbouw en industrie ontwikkelde, dachten Russische marxisten dat ook Rusland op weg was naar een marxistische revolutie. Zij stichtte de Russische Sociaaldemocratische Arbeidspartij (RSDAP).Op een partijvergadering in Londen (1903) overtuigde Vladimir Lenin een meerderheid, de bolsjewieken oftewel ‘meerderheidsmensen’ , ervan dat de partij het voortouw moest nemen om de arbeidersmassa te leiden. Zij worden ook vaak de communisten genoemd. De mensjewieken (de ‘minderheidsmensen’ op de vergadering van 1903) wilden liever wachten tot er genoeg arbeiders in Rusland waren voor een spontane revolutie.

Onderling ruziënd in het buitenland, ondergedoken in eigen land of eenzaam verbannen in Siberië, wachtten anarchisten, marxisten, bolsjewieken, mensjewieken en socialisten-revolutionairen op hun kans.

Paragraaf 2: De drie revoluties

De eerste revolutie die het bewind van de tsaren bedreigde vond plaats in 1905, maar de Februarirevolutie en de Oktoberrevolutie van 1917 zouden aan het tsarenregime definitief een einde maken. Alle drie de revoluties begonnen toen Rusland in oorlog was, maar natuurlijk hadden ze ook interne oorzaken.

De revolutie van 1905

De aanleg van de Trans-Siberië-Expres had de interesse van de tsarenregering gewekt in wat er in het Verre Oosten gebeurde. Daar probeerde Japan zijn invloed en grondgebied uit te breiden ten koste van het zwakke China. Toen Japan de Chinese havenstad Port Arthur innam, greep Rusland in. De Chinese gebieden Mantsjoerije en Korea zouden Russisch moeten worden en in die expansiepolitiek paste deze Japanse actie niet. Rusland probeerde zelf Port Arthur en Mantsjoerije in te nemen. Dit liep uit op een dramatische mislukking. In januari 1904 overviel de Japanse marine het Russische vlooteskader dat voor Port Arthur lag. De Japanse marine zette troepen aan land. Die versloegen het Russische leger, dat inderhaast via de Trans-Siberië-Expres was aangevoerd. In 1905 werd het nog erger toen de Russische Oostzeevloot, die helemaal naar de Chinese Zee was gevaren, vernietigd werd. Ondertussen groeide in Rusland de onrust over deze smadelijke nederlagen tegen het als minderwaardig beschouwde Japanse volk uit tot een echte revolutie.

Priester Georgi Gapon schreef een smeekschrift aan Nicolaas II. Hij ging op 9 januari 1905 voorop in een grote demonstratieve optocht naar het paleis om het aan te bieden. De menigte was net zo verontwaardigd over de nederlagen tegen Japan als over de binnenlandse problemen. De mensen gaven de schuld echter niet aan ‘vadertje tsaar’ maar aan zijn ministers en adviseurs, die hem verkeerd dingen influisterden. Daarom werd er ook een portret van Nicolaas II meegedragen. Er waren veel vrouwen en kinderen bij, om het vreedzame karakter van de demonstratie te benadrukken. Toen een regiment ruiters op de stoet begon in te hakken, bleef een aantal demonstraten gewoon doorlopen, recht in de bajonetten en het geweervuur van de infanteristen (militairen die te voet vechten) iets vederop. En toen iedereen alle kanten op vluchtte bleven de militairen steken en schieten. Ook elders in de hoofdstad waren demonstraties en ook daar werd met scherp geschoten. Zo werd zondag 9 januari 1905 Bloedige Zondag en verloren velen hun geloof in vadertje tsaar.

Uit worde over Bloedige Zondag braken vervolgens in het hele land stakingen uit. De liberalen, die hun aanhang hadden onder meer ontwikkelde bourgeoisie, roken hun kans. Misschien was dit het moment waarop Rusland een parlementaire democratie kon worden. In juni brak muiterij uit op het oorlogschip Potjomkin in de Zwarte Zee en begonnen boeren opstanden tegen de bojaren. Bijna drieduizend landhuizen gingen in vlammen op. De marxistisch-socialisten van Lenin en Trotski organiseerden stakingen en richtten sovjets op, raden van arbeiders in een fabriek of stad. Uiteindelijk wist Nicolaas II, met beloftes en met veel geweld van trouw gebleven politie en legeronderdelen, een eind te maken aan de chaos. De liberalen kregen hun zin: er kwam een parlement, een Doema. In 1906 werden er de eerst verkiezingen voor gehouden. Veel invloed zou deze Doema niet krijgen.

De Eerste Wereldoorlog

Op 1 augustus 1914, de dag van de Duitse oorlogsverklaring (hoofdstuk 3), trokken Russische troepen Pruisen binnen, maar zij werden nog in diezelfde maand bij Tannenberg en de Masurische Meren verslagen. In Sint-Petersburg vielen boze burgers de Duitse ambassade aan en winkels van eigenaren met een Duitse achternaam. Uit angst dat die anti-Duitse opstandjes zich tegen hem zouden keren- tsarina Alexandra was van Duitse afkomst, net als veel hovelingen- veranderde Nicolaas II de naam Sint-Petersburg demonstratief in Petrograd. In 1915 volgden weer verpletterende nederlagen. Het leger trok zich terug en had nu in totaal vier miljoen doden, gewonden en krijgsgevangenen verloren. In de waan dat het ontzag voor hem de motivatie van het leger kon bevorderen, benoemde Nicolaas II zichzelf tot opperbevelhebber. Hij verliet de hoofdstad en vertrok naar het front.

Het verlies van landbouwgrond door de Duitse opmars en de verwaarlozing van de landerijen- de boeren en hun paarden dienden in het leger- veroorzaakten in de winter van 1916-1917 een grote hongersnood.

 

De Februarirevolutie

De overheidsfinanciën waren een chaos en de inflatie was torenhoog. Nicolaas II kreeg als tsaar én als opperbevelhebber de schuld van alles. Soldaten muitten, zij kozen sovjets om hen te vertegenwoordigen en eisten het aftreden van de tsaar. Arbeiders kozen ‘fabriek-sovjets’ en ook in steden kwamen sovjets. Op landgoederen van de bojaren organiseerde de Socialistisch-Revolutionaire Partij ‘boerensovjets’. Het leek wel 1905! Vertegenwoordigers van de sovjets van geheel het land vergaderden in een Pan-Russisch Congres van Sovjets.

Op 23 februari 1917 gingen arbeidsters in Petrograd uit protest tegen de honger en de armoede de straat op en plunderende bakkerswinkels en huizen van rijke stadsgenoten. Toen soldaten het vuur op hen openden, kwamen matrozen van de Petrogradse marinehaven Kronstadt de arbeidsters te hulp legden arbeidsters uit de wapenindustrie het werk neer. Muitende garnizoenssoldaten trokken op 27 februari naar het paleis waar de Doema vergaderde. Toen ook de legercommandanten de tsaar lieren vallen, werd zijn aftreden onvermijdelijk. Deze Februarirevolutie betekende de val van Nicolaas II en het einde van het keizerrijk. De nieuwe Voorlopige Regering beloofde aan de bondgenoten Engeland en Frankrijk voortzetting van de oorlog tegen Duitsland en stelde de Russen verkiezingen voor een echt machtige Doema in het vooruitzicht. Premier werd de socialistisch-revolutionair Kerenski.

Voor Lenin en Trotski kwam deze revolutie onverwacht. Haastig beloofden ze vanuit ballingschap: gemeenschappelijke bezit van fabrieken en boerenland en het einde van de honger. Hun marxistische kameraden in Rusland probeerden de macht in de sovjets te grijpen. Om de chaos in Rusland te vergroten, verleenden de Duitsers Lenin in april vrije doortocht naar Petrograd. In zijn Aprilstellingen beloofde Lenin ‘land, brood en alle macht aan de sovjets en vrede’.

Onder Kerenski verloor het Russische leger in juli opnieuw. Frontsoldaten deserteerden massaal om erbij te zijn als het land verdeeld werd. Vele mirs pakten de landbouwgrond namelijk al af van de bojaren. Officieren die soldaten wilden tegenhouden werden doodgeschoten. Kerenski liet de bolsjewistische onruststokers bestrijden, waarop Lenin uitweek naar Finland, dat autonomie genoot binnen het rijk.

Oktoberrevolutie

Trotski keerde in september terug en werd hoofd van de Petrogradse Sovjet. Lenin verliet Finland weer en op 24 oktober bestormden bolsjewistische Rode Gardisten het Winterpaleis en arresteerden de leden van de Voorlopige Regering. Alleen Kerenski ontkwam. Het was meer een staatsgreep dan een massale revolutie, want het leven op straat ging gewoon door. Uit onvrede met deze tweede revolutie, nog voor de beloofde verkiezingen, verlieten veel mensjewieken en socialisten-revolutionairen de vergaderingen van het Pan-Russische Congres van Sovjets in Petrograd. Zo kregen de bolsjewieken de meerderheid in het Congres en werden alle bolsjewistische voorstellen aangenomen.

Een bolsjewistische regering van ‘volkscommissarissen’ (ministers) begon aan de immense taak om heel Rusland onder haar gezag te brengen. Dat moest met geweld en terreur, want de overgrote meerderheid van Russen steunde haar niet. Lenin en de zijnen durfden de beloofden verkiezingen niet meer tegen te houden. Een kwart van de stemmen ging naar de bolsjewieken, terwijl de socialisten-revolutionairen duidelijk wonnen. ‘De partij onderneemt de revolutie namens de arbeidersklasse’, stelden Lenin, Trotski en Stalin toen en stuurden het nieuwgekozen parlement in januari 1918 naar huis.

Paragraaf 3: Van burgeroorlog tot Vijfjarenplan

Rood tegen wit

De socialistische maatschappij opbouwen was moeilijk zolang Rusland nog in oorlog was. Daarom sloot Lenin in maart 1918 met de centralen de Vrede van Brest-Litovsk. Rusland verloor Oekraïne, het Russische deel van het voormalige Polen, Estland, Letland, Litouwen en Finland. Dat maakte weinig uit, want in het industrieel ontwikkelde Duitsland, Frankrijk en Engeland zou volgens Lenin toch binnenkort de marxistische revolutie uitbreken. Dat had Marx immers voorspeld en de oorlogsomstandigheden zouden het laatste duwtje geven op de weg naar de overwinning van het internationale socialisme.

Landsgrenzen telden dan niet meer. Verontwaardigd stuurden de geallieerden een troepenmacht om de revolutie ongedaan te maken en de Russen terug te brengen in e oorlog. De geallieerden steunden hiermee in de burgeroorlog, die intussen in Rusland was uitgebroken, de Witten. Die vochten tegen de Roden, de bolsjewistische regering, zo genoemd naar het rood van het socialisme. De Witten vormden een bont gezelschap: officieren met heimwee naar de tsaar, zonen van de adel en de bourgeoisie, boerengroeperingen en opstandige nationaliteiten zoals Oekraïners en Georgiërs. De bourgeoisie en de adel hadden in de ogen van Lenin afgedaan. Dat waren ‘plunderaars die aan de beur zijn om geplunderd te worden’. De landhuizen van de bojaren en rijke burgerhuizen werden leeggeroofd. Ongeveer twee miljoen welgestelden vluchtten berooid naar het buitenland. Trotski organiseerde het Rode Leger en dwong de boeren met terreur om dienst te nemen. De geweldige groei van het Rode Leger van 430.000 man in oktober 1918 naar 5.300.000 eind 1920 kwam ook doordat veel Russen bang waren voor terugkeer van de oude maatschappij en het tsarenregime. Om de Witten elke hoop daarop  te ontnemen, liet Lenin in 1918 Nicolaas II en zijn gezin in J ekaterinenburg vermoorden. Om van Jekaterinenburg geen bedevaartsplaats te maken, gakten hun bolsjewistische beulen de lichamen in stukken en begroeven die. De RSDAP kreeg een nieuwe naam: Communistische Partij van de Sovjet-Unie. ‘Communistisch’ verving het begrip bolsjewistisch, dat te inheems-Russisch klonk tegenover het buitenland.

De Burgeroorlog tussen Roden en Witten duurde tot 1922 en kostte meer dan zeven miljoen Russen het leven, bijna vier keer zoveel als de Eerste Wereldoorlog. De communisten wonnen en Moskou werd de nieuwe hoofdstad van de Sovjet-Unie.

Lenins oorlogscommunisme

Het platteland moest gratis graan en vlees leveren aan de staat. Dat ging rechtstreeks naar de militairen en de industriearbeiders. De arme boeren en landarbeiders verdreven zelf met geweld de rijkere, zelfstandige boeren van hun boerderijen en begonnen hun land en het grondbezit van de bojaren in mir-verband onderling te verdelen. Ze werkten in coöperaties, gewend als ze waren aan samenwerking binnen de mir. De fabrieken werden staatseigendom en arbeiders moesten overal inzetbare ‘arbeiderslegers’ vormen. Ze kregen betaald in voedsel, kleding en huisvesting.

Nu de sovjets allemaal in handen van de communisten waren, werden die de baas in alle bedrijven. Deze aanpak noemde Lenin oorlogscommunisme. Maar bolsjewistische brigades die graan of vlees kwamen ophalen, werden door de boeren opgehangen of doodgestoken. Daardoor stagneerde de voedselaanvoer naar de industriesteden. Het oorlogscommunisme pakte dan ook slecht uit. Duizenden onwillige boeren werden doodgeschoten, tienduizenden naar strafkampen gestuurd.

De industriële productie was begin 1921 nog maar een derde van die in 1913 en die in de landbouw veertig procent. Het resultaat was een vreselijke hongersnood. Arbeiders in de grote steden gingen massaal in staking. In maart 1921 staakten ook de matrozen van Kronstadt, die voordien steunpilaren van de revolutie waren. Zij eisten vrije handel in voedingsmiddelen en vrije verkiezingen voor de sovjets. Trotski’s Rode Leger sloeg deze muiterij neer. Duizenden marinemensen sneuvelden en de rest werd na afloop geëxecuteerd of naar strafkampen in Siberië verbannen.

Nieuwe Economische Politiek

Toch konden de communisten niet op tegen en dit hardnekkige verzet en de vreselijke hongersnood. Ze vaardigden in 1921 de Nieuwe Economische Politiek (NEP) uit. Boeren mochten grond bezitten en hun producten weer vrij verkopen, na afdracht van een klein deel ervan als belasting. Winkels, werkplaatsen en kleine fabrieken werden weer privébezit en mochten marktgericht werken. Alleen mijnbouw en zware industrie waren daarvan uitgesloten. Toen de productie en handel op gang kwamen en er weer meel en vlees genoeg was, waren velen daar blij mee, maar de echte bolsjewieken vonden de NEP een terugval.

Toch konden de communisten niet op tegen en dit hardnekkige verzet en de vreselijke hongersnood. Ze vaardigden in 1921 de Nieuwe Economische Politiek (NEP) uit. Boeren mochten grond bezitten en hun producten weer vrij verkopen, na afdracht van een klein deel ervan als belasting. Winkels, werkplaatsen en kleine fabrieken werden weer privébezit en mochten marktgericht werken. Alleen mijnbouw en zware industrie waren daarvan uitgesloten. Toen de productie en handel op gang kwamen en er weer meel en vlees genoeg was, waren velen daar blij mee, maar de echte bolsjewieken vonden de NEP een terugval.

Toen Lenin in 1924 was gestorven, ontstond er een machtsstrijd in de partijtop. De socialistische revolutie in Frankrijk, Duitsland of Engeland was uitgebleven en het nog steeds zo agrarische Rusland stond er alleen voor. De populaire Trotski bleef aansturen op een wereldrevolutie, maar Stalin en anderen wilden eerst ‘revolutie in één land’.

Om de industrie te ontwikkelen en het aantal arbeiders te laten groeien, zou de NEP voortgezet worden.

Tegenstanders van dit beleid werden uit de partij gezet en Trotski werd in 1929 zelfs uit Rusland verbannen. Stalin, die als secretaris-generaal binnen de partij veel bondgenoten had doordat hij de duizenden partijbenoemingen regelde, trok de macht naar zich toe.

Collectivisatie

Na zijn machtsovername maakte Stalin onmiddellijk een eind aan de NEP. Alle boeren moesten versneld in collectieve boerderijen worden samengebracht (collectivisatie). Daartoe werden kolchozen opgezet, waarbinnen boeren nog wel een eigen stukje grond mochten bebouwen. Maar wat Stalin betrof moesten de boeren vooral in sovchozen werken, staatslandbouwbedrijven met boeren in loondienst. Dat paste helemaal in zijn idee van een door de staat geleide economie. De landbouw moest goedkope grondstoffen en voedsel produceren voor de stedelingen en industriearbeiders én voor de export. Van de opbrengst daarvan zou de industrie worden opgebouwd. Het aantal industriearbeiders- tenslotte de motor van de marxistische revolutie- moest groeien.

Stalin liet, te beginnen in 1928, Vijfjarenplannen opzetten met onmogelijk haalbare streefgetallen voor de productie in industrie en landbouw voor vijf jaar. Hierdoor kreeg hij de boeren tegenover zich die al samenwerkten in coöperaties van de mir. Alle landbouwproblemen schreef Stalin toe aan koelakken-verzet. Ook al waren het geen rijke boeren, toch werden boeren die tegenwerkten al snel koelakken genoemd. En zo’n kapitalistische koelak werd, van huis en haard verdreven, doodgeschoten of in de gevangenis gezet. Miljoenen verdwenen in strafkampen. Nog eens miljoenen stierven de hongerdood.

Ook kleine fabrieken en winkels werden staatsbezit. De nieuwe industrie moest de productie van consumptiegoederen overnemen van de ambachtslieden. Dat mislukte, waardoor er ook op dit gebied grote tekorten ontstonden. De bolsjewistische managers kregen de schuld en werden door Stalins geheime politie, de Tsjeka, opgepakt. Vanwege de industrialisatiepolitiek werd de woningbouw verwaarloosd, waardoor tienduizenden die naar de stad waren getrokken op zoek naar werk, in krotten en overvolle woonkazernes woonden.

Hoewel Stalin met zijn Vijfjarenplannen bij lange na niet de voorgespiegelde productiecijfers haalde, werden toch talloze machinefabrieken en hoogovens gebouwd. Met dwangarbeid liet Stalin kanalen, spoorwegen en wegen aanleggen en nieuwe industrie- en mijnbouwregio’s ontwikkelen. De prijs die de bevolking ervoor moest betallen was bijzonder hoog. Een deel verdroeg dat uit idealisme, anderen onder de dwang van de vreselijke terreur.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.