Sprekend Verleden Hoofdstuk 1:
Duitsland: Parlementaire democratie en Nationaal- Socialisme
Paragraaf 1: Fascisme:
Ontstond na 1ste wereldoorlog (1914-1918) in Italië
Eerste Fascistische leider: Benito Mussolini (Duce)
Hij richte knokploegen op: Fasci di Combattimento
Fascistische groepen: Nederland: NSB (Nederlandse Socialistische Beweging)
Duitsland: NSDAP (Nationaal Socialitstische Arbeiderspartij)
Kenmerken Facisme
o Nadruk op waar men tegen is. Tegen democratische rechten zoals vrijheid van meningsuiting, tegen socialisme en communisme, tegen alles wat als ‘vreemd’ word gezien en tegen mensen van andere culturen. o Nationalistisch Belang van eigen groep en eigen volk boven anderen. o Ongelijkheid van mensen Hoger ontwikkelde moeten leiding geven aan lager ontwikkelde. o Leiderbeginsel Een leider staat bovenaan. Die geeft de leiding aan mensen die daaronder staan. Die geven de leiding aan mensen die daaronder staan enz. o Totalitair Staat controleert en regelt het leven van de bevolking. Alleen Fascistische vereniggingen zijn toegestaan. Anderen zijn verboden
o Gevoel belangrijker als verstand
Een goede fascist voelt aan dat de leider altijd gelijk heeft
o Verheerlijking van geweld Geen woorden maar daden Mannen doen aan oorlog
o Vrouw krijgt ondergeschikte plaats
o Duitsland moet Raszuiver worden Blanken waren het beste ras. o Leefruimte Duitsers hadden het recht grondgebied te veroveren in Oost- Europa. Paragraaf 2: 1870- 1919: Duitse Keizerrijk 1919- 1933: Republiek van Weimar Rijksdag: Duitse Parlemen Rijkskansalier: Minister- President 6 grote partijen waren vertegenwoordigd: Socialisten, communisten, vooruitstrevende liberalen, behoudende liberalen, katholieken en consorvatieven. Waarom was de positie van de Republiek van Weimar niet sterk? 4 punten: o Socialisten en Katholieken mochten elkaar niet
o Vooruitstrevende Liberalen wouden met Socialisten samenwerken maar de behoudende liberalen niet. o Conservatieven wouden keizerrijk herstellen en waren tegen parlementaire democratie. o Communisten wouden een communistische samenleving Waarom hadden de Nationaal Socialisten succesen? 6 punten: o Economische Crisis
o Manier van het uitvoeren van propaganda (vergroten van aanhang) o Persoonlijkheid van Hitler
o Beloftes van Nazi’s. o Partijlegers van de NSDAP
o Een zondebok 30 Januari 1933: Hitler Rijkskansalier Paragraaf 3 Duitsland moest zelf wapens en voedsel produceren Waarom werkte de gelijkschakeling zo goed?: o Duitse Arbeidsfront
o Kraft durch Freude: Zorgde voor ontspanning
o Hitlerjugend: Jeugdorganisatie, Bund deutscher Mädel was een afdeling voor meisjes. Verplicht van 10 tot 18 jaar
o Rijksarbeidsdienst. Alle 18 jarigen moesten een arbeidsdienst vervullen
o Onderwijs in de geest van het Nationaal Socialisme
o Joshep Goebbels: Hoofd Volksvoorlichting en propaganda. o Rijkscultuurkamer. Iedereen die werkzaam was bij de media of in de kunst zat moest hier lid van worden. Opgericht door Goebbels. Heinrich Himmler: Leider van de SS, kreeg in 1936 leiding over de politie. Werd na Hitler de machtigste man in Duitsland. Hoe werd het leven voor Joden zo ongemakkelijk gemaakt? o Duitsers mochten niet in Joodse winkels kopen
o Joden werden uit alle beroepen ontslagen
o Joden werden het Duitse staatsburgerschap ontnomen
o Joden mochten geen gebruik maken van openbare gelegenheden (zwembaden, biosscopen, theaters, trams, bussen enz) Paragraaf 4 Concentratie kampen. Opgericht omdat de gevangennissen te vol raakten. o Doorgangskampen: Westerbork
o Werkkampen: Vught, Buchenwald, Bergen- Welsen
o Werk- en vernietigingskampen: Auschwitz- Birkenau
o Vernietigingskampen: Treblinke
o Modelkamp: Theresienstadt
o Speciaal vrouwenkamp: Ravensbrück Waarom was verzet tegen de Nazi’s zo moeilijk in Duitsland? o Een zeer groot deel van de Duitse bevolking stond achter Hitler
o Duitsers die niet meer in het Nationaal Socialisme geloofde werden gezien als landveraders Waarvoor zorgte verzetsgroepen? o Door politie gezochte personen konden onderduiken
o Anti- Hitler Pamfletten werden verspreid
o Inlichtingen werden doorgegeven
1944: Von Strauffenberg pleegde aanslag op Hitler.
o Nadruk op waar men tegen is. Tegen democratische rechten zoals vrijheid van meningsuiting, tegen socialisme en communisme, tegen alles wat als ‘vreemd’ word gezien en tegen mensen van andere culturen. o Nationalistisch Belang van eigen groep en eigen volk boven anderen. o Ongelijkheid van mensen Hoger ontwikkelde moeten leiding geven aan lager ontwikkelde. o Leiderbeginsel Een leider staat bovenaan. Die geeft de leiding aan mensen die daaronder staan. Die geven de leiding aan mensen die daaronder staan enz. o Totalitair Staat controleert en regelt het leven van de bevolking. Alleen Fascistische vereniggingen zijn toegestaan. Anderen zijn verboden
o Verheerlijking van geweld Geen woorden maar daden Mannen doen aan oorlog
o Vrouw krijgt ondergeschikte plaats
o Duitsland moet Raszuiver worden Blanken waren het beste ras. o Leefruimte Duitsers hadden het recht grondgebied te veroveren in Oost- Europa. Paragraaf 2: 1870- 1919: Duitse Keizerrijk 1919- 1933: Republiek van Weimar Rijksdag: Duitse Parlemen Rijkskansalier: Minister- President 6 grote partijen waren vertegenwoordigd: Socialisten, communisten, vooruitstrevende liberalen, behoudende liberalen, katholieken en consorvatieven. Waarom was de positie van de Republiek van Weimar niet sterk? 4 punten: o Socialisten en Katholieken mochten elkaar niet
o Vooruitstrevende Liberalen wouden met Socialisten samenwerken maar de behoudende liberalen niet. o Conservatieven wouden keizerrijk herstellen en waren tegen parlementaire democratie. o Communisten wouden een communistische samenleving Waarom hadden de Nationaal Socialisten succesen? 6 punten: o Economische Crisis
o Manier van het uitvoeren van propaganda (vergroten van aanhang) o Persoonlijkheid van Hitler
o Beloftes van Nazi’s. o Partijlegers van de NSDAP
o Een zondebok 30 Januari 1933: Hitler Rijkskansalier Paragraaf 3 Duitsland moest zelf wapens en voedsel produceren Waarom werkte de gelijkschakeling zo goed?: o Duitse Arbeidsfront
o Kraft durch Freude: Zorgde voor ontspanning
o Hitlerjugend: Jeugdorganisatie, Bund deutscher Mädel was een afdeling voor meisjes. Verplicht van 10 tot 18 jaar
o Rijksarbeidsdienst. Alle 18 jarigen moesten een arbeidsdienst vervullen
o Joshep Goebbels: Hoofd Volksvoorlichting en propaganda. o Rijkscultuurkamer. Iedereen die werkzaam was bij de media of in de kunst zat moest hier lid van worden. Opgericht door Goebbels. Heinrich Himmler: Leider van de SS, kreeg in 1936 leiding over de politie. Werd na Hitler de machtigste man in Duitsland. Hoe werd het leven voor Joden zo ongemakkelijk gemaakt? o Duitsers mochten niet in Joodse winkels kopen
o Joden werden uit alle beroepen ontslagen
o Joden werden het Duitse staatsburgerschap ontnomen
o Joden mochten geen gebruik maken van openbare gelegenheden (zwembaden, biosscopen, theaters, trams, bussen enz) Paragraaf 4 Concentratie kampen. Opgericht omdat de gevangennissen te vol raakten. o Doorgangskampen: Westerbork
o Werkkampen: Vught, Buchenwald, Bergen- Welsen
o Werk- en vernietigingskampen: Auschwitz- Birkenau
o Vernietigingskampen: Treblinke
o Modelkamp: Theresienstadt
o Speciaal vrouwenkamp: Ravensbrück Waarom was verzet tegen de Nazi’s zo moeilijk in Duitsland? o Een zeer groot deel van de Duitse bevolking stond achter Hitler
o Duitsers die niet meer in het Nationaal Socialisme geloofde werden gezien als landveraders Waarvoor zorgte verzetsgroepen? o Door politie gezochte personen konden onderduiken
o Anti- Hitler Pamfletten werden verspreid
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden