Examenstof: Nederland en hun gezagsdrager 1950-1990

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 3776 woorden
  • 8 mei 2003
  • 102 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
102 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Fix onze energie!

Studeer energie & techniek. Iedereen staat te springen om jou! We hebben namelijk veel technische toppers nodig die de energie van morgen fixen. Met een opleiding in energie & techniek ben je onmisbaar voor de toekomst. Check Power Up The Planet en ontdek welke opleiding het beste bij je past! 

Check Power Up The Planet!

Nederland en hun gezagsdragers 1950-1990
Hoofdstuk 1: Politiek in de jaren vijftig
- Nederlandse politieke partijen waren in de naoorlogse periode voorstaander van de consensus gedachte. Dit houdt in dat in het alledaagse leven er naar oplossingen werd gezocht waar de meeste mensen tevreden mee konden zijn. Om Nederland weer zo goed mogelijk op orde te krijgen, moest iedereen zoveel mogelijk samenwerken. Aan ruzie en onenigheid had niemand wat, vandaar dat Nederlandse politici aandrongen op een gevoel van saamhorigheid. - Een aantal vernieuwingsgezinde politici gingen nog een stap vinden. Bij een groep van de KVP en PVDA leefde een vernieuwingsideaal. Volgens deze politici kon er pas een echte eenheid ontstaan als de verzuiling werd doorbroken. Daarom werd er gesproken van de ‘doorbraakgedachte’. - Dit vernieuwingsideaal kon niet verwezenlijkt worden omdat de vernieuwers te weinig politieke ervaring hadden, hun ideeën waren vaag en de burgers hadden weinig interesse in de vernieuwingsplannen. - De media speelde ook een rol in het verzuilde stelsel. Dit kwam doordat elke partij wel een eigen krant, radio-omroep had. Meestal waren de journalisten het eens met de standpunten van hun politici. De pers maakte zich dienstbaar aan de eigen zuil. - Ook waren veel politici bang dat na de oorlog de bevolking geestelijk verwilderd zou zijn. Ze waren bang dat de burgers tijdens de bezetting van de nazi’s eraan gewend zou zijn geraakt om het politieke gezag niet meer serieus zou nemen.En daardoor elkaar zou gaan bedriegen, geweld gaan gebruiken en er op los zouden leven. - De economische hoofddoelen van politiek Den Haag in de jaren vijftig was dat de lonen laag beleven. Zoland dat het geval was, waren de arbeidskosten voor bedrijven gering en konden ze hun lonen laag houden. Ze hadden dan een sterke concurrentiepositie in het buitenland en verkochten daar veel producten. Door het lage loon konden de Nederlanders ook minder besteden, er was bestedingsbeperking, waardoor Nederland meer verdiende aan het buitenland dan andersom. - Het was voor de regering belangrijk om met vakbonden en werkgevers te overleggen hoeveel de lonen omhoog konen. Hierdoor werd de invloed van de vakbeweging in de naoorlogse jaren erkend. Om dit overleg zo soepel mogelijk te laten verlopen werden er 2 instellingen opgericht: Stichting van de arbeid: de regering is verplicht om aan deze stichting advies te vragen over het loonbeleid. Sociaal-economische raad: Deze stichting geeft advies over allerlei sociaal-economische kwesties. Hoofdstuk 2: Trouw aan het gezag in de jaren vijftig

- De rolverdeling die het ideale gezin in de jaren vijftig kende was: vader stond aan het hoofd van het gezin, hij zorgde voor het inkomen en zijn wil was wet. Moeder zorgde voor het huishouden en de opvoeding van de kinderen. Ze was gehoorzaam aan haar man en ging door het leven als ‘trouwe echtgenote van…’. - De confessionelen baseerden de ideeën over de verhouding tussen man en vrouw op hun geloof. De gereformeerden wezen op het bijbelse spreuk: ‘Met smart zult gij kinderen baren en naar uw man zal uw begeerte uitgaan en hij zal over u heersen’. Dat kon volgens de gereformeerden maar één ding betekenen; de vrouw was voorbestemd om een liefhebbende huismoeder te zijn. Hierdoor ontstond harmonieuze ongelijkheid. - De overheid hielp in de jaren vijftig bij het handhaven van het ouderlik gezag door strenge filmcensuur toe te passen. De autoriteiten greep ook in als er in een danshal al te vrijmoedige muziek werd gespeeld. Ook waren er veel verzuilde jeugdinstellingen die forse subsidies v/d overheid kregen. - De invloed van kerken op het onderwijs was dat ze eigen scholen oprichtten. Dit kwam doordat in 1917 openbare scholen en confessionele scholen evenveel subsidie kregen. Op de protestantse scholen werd er twee keer per dag gebeden en vier tot 5 keer per week een bijbelverhaal voorgelezen. Op katholieke scholen moesten leerlingen boekjes over godsdienst uit hun hoofd leren. Dus de invloed van de kerken was zeer merkbaar. - In de jaren vijftig hadden kerkelijke leiders ook veel invloed op de politiek. Geestelijke leiders en politici hadden op allerlei niveaus intensief contact met elkaar. in dorpen en kleine steden vond overleg plaats tussen de pastoor en e burgemeester. En in de landelijke politiek voerden bisschoppen en vooraanstaande leden van de KVP nauw overleg met elkaar. In gereformeerde en hervormde kringen was hetzelfde te zien. - De confessionele partijen hadden door hun overwicht veel invloed op het politieke bestuur, sinds de invoering van het algemene kiesrecht in 197 hadden ze de meeste zetels in het parlement. Zo konden confessionelen met hun christelijk-etisch denken een belangrijk stempel drukken op de maatschappij. Aan de hand van christelijke normen en waarden werd bepaald wat wel en niet mocht in de samenleving. Zo werd er op zondag rust gehouden, omdat dit een bijbels gebod is. Ook mocht er niet gemengd gezwommen worden. Niet-kerkelijke voelden zich hierdoor achtergesteld en beperkt in hun vrijheden. - In de jaren vijftig waren er drie belangrijke vakcentrales die ieder bij een bepaalde zuil hoorden
Katholiek: Katholieke Arbeiders Vereniging (KAB) Protestantse: Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) Socialistisch: Nederlands Verbond van vakverenigingen ( NVV) De vakcentrales speelden een grote rol in het dagelijkse leven. In de jaren vijftig zorgden ze niet alleen voor voldoende loon, maar ook voor een gezond en gelukkig leven. Vakbondsleiders beschikten over het nodige gezag. Vakbondsleden accepteerden hun gezag. Ze gingen er van uit dat ze hun gezag goed verdedigden. De vakbondsleden waren tevreden over de voorzieningen die de bonden boden. De vakbonden waren erg terughoudend in het stellen van de looneisen. Ze vonden net als de werkgevers en de overheid dat in de fase van wederopbouw zuinigheid en matiging voorop moesten staan. De vakbond was één van de pijlers van de samenleving geworden Hoofdstuk 3: Een samenleving begint te veranderen - De nozems lieten zien dat de samenleving aan het veranderen was. Ze trokken zich minder aan van de verzuiling. Ze hadden een andere mentaliteit. Ze waren mondiger en voelden de verzuilde samenleving steeds meer als een beperking van hun vrijheid. Deze verandering werd door een aantal ontwikkelingen mogelijk gemaakt: Op economisch gebied: Nederland werd in korte tijd een modern land met een sterke industrie, op cultureel gebied: Mensen keerden zich af van de kerk, vooral bij jongeren nam de onverschilligheid toe. Ook veranderde de houding over seksualiteit. En politiek gebied. - De overheid bevorderde de wederopbouw door te zorgen voor een gunstig ondernemersklimaat, voordelige belastingsregels en soepele vestigingsvoorwaarden, en een voorzichtige loonpolitiek - Nederland veranderde door de industrialisatie. Dit had gevolgen voor de mobiliteit, wonen en het onderwijs. Mobiliteit: Het autogebruik nam explosief toe door het woon-werkverkeer. De transport revolutie had grote gevolgen. De burgers kregen een gevoel van vrijheid: met hun auto konden ze overal naar toe. Wonen: Vroeger kende iedereen in het dorp elkaar, maar nu ontstonden er minder persoonlijke relaties in de nieuwbouwwijken. Dit leidde tot individualisering. De mensen gingen minder om met hun buren of familie, en trokken zich terug in eigen gezin. Onderwijs: Een goede opleiding was noodzakelijk om goed te kunnen functioneren in de maatschappij. Scholen moesten toegankelijk worden voor iedereen. Met studiebeurzen en kinderbijslag werden kinderen uit de midden- en arbeidersklasse gestimuleerd om beter en langer onderwijs te volgen. Het elite onderwijs veranderde in massaonderwijs. - Kenmerken van een consumptiemaatschappij zijn: komst van auto,tv, wasmachine, ijskast en supermarkt. Kenmerken van een verzorgingsstaat zijn: worden verzorgd van de wieg tot het graf d.m.v sociale verzekeringen vb. Algemene bijstand wet en sociale voorzieningen. - De verzuilde samenleving veranderde in een geseculariseerde samenleving. De kerk ging een minder belangrijke rol spelen in het leven van mensen. Geleidelijk sloeg de ontzuiling toe. Dit kwam o.a. door de opkomst van de verzorgingsstaat: individuen werden minder afhankelijk van hun zuil. Ook maakte de welvaartsmaatschappij de burgers financieel onafhankelijker. Een andere reden was dat de jongeren beter met de consumptiemaatschappij konden omgaan dan de ouderen. De jeugd kreeg een hekel aan de zware ideologische discussies die hun ouders voeren als er een maatschappelijk probleem was. Volgens hen kon de moderne overheid veel beter een praktische oplossing zoeken. - De wettelijke positie van de vrouw veranderde in de jaren ’50. PvdA-lid Corry Tendeloo heeft gezorgd dat vrouwen in overheidsdienst niet meer ontslagen konden worden zodra ze getrouwd waren. Ook zorgde Tendeloo voor handtekeningbekwaamheid voor de vrouw. - De katholieke kerk probeerde in 1954 haar greep op de gelovigen te behouden door de te komen met een bisschoppelijk mandement. Dit was een brief waarin gelovigen werd verteld wat wel en niet mocht. - De katholieke kerk ging mee met de veranderingen in de jaren ’50 op het gebied van voorbehoedsmiddelen, zoals condoom en de pil. Volgens de officiële katholieke leer mocht dit niet, maar op tv vertelde bisschop Beckers dat de grootte van het gezin en het gebruik van voorbehoedsmiddelen persoonlijke kwesties waren, waar de gelovige zijn eigen geweten mocht volgen. - De bouwstaking in 1960 betekende een keerpunt omdat deze een einde maakte aan een langdurige periode van sociale harmonie.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

Hoofdstuk 4: Gezag onder druk: emancipatie van jongeren

- Provo (provoceren) werd opgericht met als doel autoriteiten, zoals politie, burgemeester en politici te ontmaskeren als tegenstanders van de democratie. Ook moesten rijke machthebbers en de gewone burgers worden geprovoceerd, om duidelijk te maken dat het één groot, grijs klootjesvolk van de verslaafde consument was. Om hun doel te bereiken maakten de provo’s gebruik van ‘witte plannen’. - In de jaren zestig gedroegen jongeren zich bewust anders dan hun ouders. Ze lieten haar groeien, droegen spijkerbroeken. Ook luisterden jongeren naar muziek die hun ouders afgrijselijk vonden. Er ontstond een jeugdcultuur met popmuziek als bindend element. De denkbeelden van jongeren over seksualiteit veranderde ook. De jongeren begonnen zich dus af te zetten tegen hun ouders. - Zakgeld, vrije tijd en beter onderwijs hadden invloed op de veranderingen in het gedrag van de jeugd. Zakgeld, omdat de jongeren hier meer van kregen na de loonstijging. Dat geld werd gebruikt om typische jongeren producten te kopen zoals muziekbladen, brommer. De jongeren waren hierdoor een nieuw soort consument geworden. Vrije tijd, omdat de jongeren hier steeds meer van hadden trokken ze er vaker samen op uit. Ook kwamen er meer mogelijkheden om vrije tijd buitenshuis door te brengen. Onderwijs, omdat de jongeren steeds langer onderwijs volgden kregen ze langer de tijd om ‘jong’ te blijven. Ze hoefden niet meteen aan het werk en brachten veel tijd door met leeftijdgenoten. - Tijdens de oorlog in Vietnam groeide het verzet tegen steun van de Nederlandse regering aan het Amerikaanse optreden in Vietnam. In navolging van Amerikaanse jongeren kwam de jeugd hiertegen in actie. De protestvormen waaiden over vanuit Amerika. Jongeren ketenden zich bij blokkades aan elkaar van (sit-in), hielden politieke bijeenkomsten waar iedereen het woord mocht voeren (teach-in), er werden kunstzinnige bijeenkomsten georganiseerd op straat (happenings). - In 1970 werd in Amsterdam het maagdenhuis bezet omdat de studenten meer invloed op het beleid en onderwijs wilden. Bovendien wilden ze dat de universiteiten niet alleen onderwijs aanboden, maar de studenten ook ‘sociaal bewust’ maakten. - Overeenkomsten provo’s en kabouters: hadden allebei ludieke acties, waren beiden opgericht door Roel van Duijn. Verschillen provo’s en kabouters: nu niet de bedoeling de bestaande maatschappij te provoceren, maar om binnen de maatschappij een alternatieve samenleving op te bouwen. En de kabouters leefden in woongroepen, bedreven milieuvriendelijke landbouw en verkochten hun producten in alternatieve winkels. - Nederland is in de jaren zestig maatschappelijk en politiek veranderd. Na nogal heftige reacties op het jongeren protest werd er nu meer getolereerd, ookj ontstond er overleg tussen jongeren en de oudere generatie. Burgerlijke ongehoorzaamheid werd in een aantal gevallen toegelaten. Dezelfde ontwikkeling was ook bij de jongeren thuis te zien. Ouders gaven hun kinderen meer de ruimte. De strenge opvoedingsmethoden werden versoepeld. Dit gold ook voor leraren op school. Onder invloed van moderne lesmethoden kozen vooral jongere docenten voor een andere aanpak. Ze stelden zich minder autoritair op. Ook op universiteiten boekten jongeren succes. Er was een nieuwe wet gekomen die jongeren veel invloed gaf op het bestuur. Ook in de politiek werden jongeren een belangrijke kracht. De kiesgerechtigde leeftijd ging omlaag van 21 naar 18. Ook kregen bijna alle partijen een eigen jongeren organisatie . die zich vaak kritisch opstelden tegenover de eigen partij. Voorbeelden van jongeren organisaties zijn: JOVD (VVD), CDJA (CDA) en de jonge socialisten (PvdA)

Hoofdstuk 5: gezag onder druk: emancipatie van vrouwen

- Na 1955 ging het zo goed met de Nederlandse economie dat er een tekort ontstond aan arbeidskrachten. Op een gegeven moment moesten steeds vaker vrouwen ingeschakeld worden. Dit vooral op gebied van verpleging, onderwijs en administratie was de vraag naar arbeidskrachten groot. De groep die overbleef voor dat werk waren getrouwde vrouwen. Eerst was er veel verzet in de maatschappij. Maar door de economische druk verminderde langzaam maar zeker de weerstand en werd het geaccepteerd. - Door de komst van huishoudelijke apparaten werd het huishouden veel eenvoudiger. Daardoor hadden vrouwen meer tijd voor andere dingen. En door de komst van voorbehoedsmiddelen zoals de pil konden vrouwen voortaan zelf bepalen wanneer ze kinderen wilden krijgen. Bovendien maakte de pil het eenvoudiger met een man naar bed te gaan voor het eigen seksuele plezier, zonder het risico zwanger te worden. - In de jaren vijftig/zestig werd het steeds normaler dat meisjes na de basisschool naar het voortgezet onderwijs gingen. Het aantal meisjes in het voortgezet onderwijs nam dan ook snel toe. Op deze manier werd, ondanks dat meisjes meestal lager onderwijs volgenden, de gelijkheid tussen jongens en meisjes bevordert. - Er waren verschillen en overeenkomsten tussen de MVM en de Dolle Mina’s. Overeenkomsten: De Dolle Mina’s waren het in grote lijnen met de MVM eens, dit vooral op gebied van gelijke kansen voor mannen en vrouwen, deeltijdbanen, crèches en een andere huishoudelijke verdeling.Ook mochten van beide partijen mannen lid worden. Verschillen: Het verschil was dat de Dolle Mina’s veel radicaler waren dan de MVM, ook hielden de Dolle Mina’s van veel publiciteit en deden ze, evenals de provo’s, aan ludieke acties. - Het abortusvraagstuk vormde een belangrijk strijdpunt in de tweede feministische golf. De medische ontwikkeling had het mogelijk gemaakt om veilig een eind te maken aan een zwangerschap. Maar veel Nederlanders beschouwden dat als een misdaad tegen het leven. Vooral onder de confessionelen was het verzetgroot. De dolle Mina’s en de MVM wilden wel dat vrouwen zelf mochten bepalen of ze in de eerste maanden abortus lieten plegen.Want ten eerste ging het om hun lichamen en ten tweede moesten zij het kind opvoeden als e man dat niet wilde. Op een gegeven moment richtten een aantal vrouwen het comité Wij Vrouwen Eisen op. In 1971 waren er veel illegale klinieken. Op een gegeven moment besloot van Agt een kliniek in Bloemhoven te sluiten, met als gevolg bezetting van Wij vrouwen Eisen. - De oplossing van het abortus vraagstuk kwam in 1981. Er was besloten dat abortus wel in het Wetboek van Strafrecht bleef staan, maar het was niet meer strafbaar als aan een aantal zorgvuldigheidseisen was voldaan. - In 1970 kwam er een beleid op gang, dat gericht was op verbetering van de positie van de vrouwen. Zo werd de wet op echtscheiding veranderd, mannen en vrouwen mochten zelf beslissen of ze hun huwelijk wel of niet wilden beëindigen. Ook werd het mogelijk om er een eind aan te maken als één van de twee het niet meer zag zitten. Een andere belangrijke overwinning was de komst van een emancipatiecommissie. Deze commissie adviseert de regering over emancipatiezaken. Daarmee was de emancipatie officieel regeringsbeleid geworden. Dat bleek ook uit subsidies van e overheid aan projecten die de positie van de vrouw moesten verbeteren. Er kwamen ook wetten die een eind maakten aan de achterstand op mannen. Vrouwen moesten voortaan evenveel geld krijgen voor hetzelfde werk, bij sollicitaties moesten ze gelijk behandeld worden en ze moesten een uitkering krijgen bij werkloosheid en arbeidsongeschiktheid.

Hoofdstuk 6: Gezag onder druk: emancipatie van de media

- In de jaren vijftig had elke bevolkingsgroep een eigen zuil op de tv. Via deze zuil werd hun eigen geloof beleden en ook hun politici kregen zendtijd op die zender. Er was traditionele beleefdheid en gebondenheid aan de zuil. Ook werd er gehouden aan de ongeschreven regel. - Politieke leiders zagen niets in een commerciële zender, die los van een levensbeschouwelijke of religieuze achtergrond uitzendingen zou maken. Bovendien was een voordeel van het verzuilde omroepbestel dat de politiek veel invloed zou hebben op de programma’s, dat zouden ze bij een commerciële omroep niet hebben. - De komst van de TROS veranderde het omroepbestel. De verzuilde omroepen hielden vast aan ‘zware’ programma’s. TROS koos voor ‘licht’ amusement. TROS voelde niets voor partijpolitieke en religieuze zaken. Het leverde zelfs een nieuw woord op: vertrossing: opmars van het oppervlakkige amusement. De kijkers raakten op een gegeven moment minder geïnteresseerd in de ‘saaie’ verzuilde programma’s. Uiteindelijk moesten de oude omroepen hun uitzendingen aanpassen. Er kwamen meer amusementsprogramma’s en minder culturele programma’s die op de verzuilde achterban was gericht. - Het gevolg van de ontzuiling voor de kranten was dat neutrale kranten,zoals Telegraaf en Algemeen Dagblad, die niet bij een zuil hoorden, als grote winnaars uit de bus kwamen bij de ontzuiling. De volkskrant verbrak banden met de KVP en slaagde erin mee te groeien in de maatschappij. Andere kranten lukten dat minder, die werden slachtoffer van de ontzuiling en gingen ten onder, of gingen een fusie aan om zo het hoofd boven water te kunnen houden. - Tv rellen lieten zien dat de invloed van de tv groot was geworden. Van een ‘verzuild kijkgedrag’ was geen sprake meer. Dus zagen de kijkers ook programma’s waar ze diep door geschokt raakten. Duidelijk was dat de journalisten zich los hadden gemaakt van de klemmende voorschriften uit de tijd van de verzuiling. Een groot deel van de journalisten koos voor een kritische in plaats van gezagsgetrouwe journalistiek. In dat opzicht hebben de tv rellen gezorgd voor een de emancipatie van de media. - De journalistieke veranderingen hebben ook positieve gevolgen gehad voor de politiek. De gezagsdragers probeerden zich zo goed mogelijk aan te passen aan de maatschappelijke vernieuwingen. De premier en ministers stelden voorlichters aan voor contacten met journalisten, volgden communicatietraining, zodat ze gewent raakten aan de tv-camera’s. Ook werd er nagedacht over de vraag hoe het beleid zo goed mogelijk kon worden verkocht. De nieuwe aanpak wierp vruchten af. De politici beseften dat de periode van geheimhouding, die zo kenmerkend was voor de verzuiling, voorbij was. De politici hadden oprecht de behoefte om duidelijk te maken waarom ze bepaalde beslissingen hadden genomen. - De nieuwe verhouding tussen media en politiek bracht verantwoordelijkheid met zich mee voor zowel de journalisten als de politici. Want de journalisten hadden de politici nodig om aan een primeur of achtergrondinformatie te komen. En de politici had de pers nodig omdat ze wisten dat negatieve publiciteit een slechte indruk maakte bij de kiezers. Een goede relatie was voor beiden van levensbelang.

Hoofdstuk 7: Gezag onder druk: het politieke bestel

Dit wil je ook lezen:

- De Nacht van Schmelzer had laten zien dat het onrustig was in de politiek. De gevolgen voor de Nederlandse politiek was dat er nieuwe partijen werden opgericht die het niet eens waren met het politieke bestel. Zo kwam er D’66, Nieuw Links en de PPR. - D’66 en Nieuw Links probeerden de Nl’se politiek te vernieuwen door kiezers meer invloed te geven op het politieke beleid. Ook wilden ze een eind maken aan de achterkamertjespolitiek. - Het polarisatiemodel hield in dat de kiezer een duidelijke keuze moest worden voorgelegd: links of rechts stemmen. De PvdA koos voor deze tactiek om zo de aanhang v/d confessionele partijen uiteen te drijven. - Het verschijnsel ‘zwevende kiezer’ had als gevolg dat de politieke partijen nu moderne verkiezingscampagnes moesten voeren om zo kiezers voor zich te winnen. Ook moesten ze openstaan voor de talloze actiegroepen in de maatschappij. - De politiek wilde de positie van de gewone man verbeteren, de vakbonden wilden de positie van de werknemer verbeteren. Daar zit een overeenkomst in. De vakbonnen eisten: Medezeggenschap, inkomensnivellering en sociale zekerheid. Hetzelfde als de politiek. - Het kabinet Den Uyl probeerde nieuwe politiek te voeren door herverdeling van kennis, macht en inkomen. De gewone man moest het beter krijgen, het polieke bestel moet democratiseren en er moest een eind komen aan de achterkamertjes politiek. - Geen van deze voorstellen haalde het door drie redenen: 1. Kabinet-Den Uyl had gewoon pech. Door oliecrisis werd olie 4 keer zo duur, werkloosheid liep op, inflatie steeg. (1975 moest bezuinigd worden) 2. De samenleving had veel verzet tegen het kabinet. Vooral ondernemers waren tegen de hervormingen en schhreven in 1976 een open boze brief aan Den Uyl waarin stond dat alles anders moest. (belastingen en sociale premies omlaag en bedrijven meer vrijheid) 3. Het kabinet had een slechte relatie onderling, zoals de PvdA met KVP.

Hoofdstuk 8: Van polarisatie naar consensus 1977-1990

- Tijdens de kruisrakettenkwestie werd de politiek verandering goed zichtbaar. De polarisatie was erg duidelijk. De voor- en tegenstanders van de kruisraketten stonden met de rug naar elkaar toe. De kruisrakettenkwestie liet zien dat hierbij polarisatie niet goed werkte. - De grote christelijke partijen kozen voor samenwerking in het CDA omdat ze te maken hadden met het verliezen van stemmen. Gehoopt werd dat de oprichting van één grote confessionele partij het stemverlies zou stoppen. Het besef brak door dat ze samen sterker zouden staan tegen de poging van links om de confessionele partijen uiteen te drijven in een progressief en conservatief deel. - In de tweede helft van de jaren tachtig verschoven de opvattingen van de drie grote partijen meer naar het midden. De middenpositie van het CDA was terug te zien in de 4 uitgangspunten: solidariteit, gerechtigheid, gespreide verantwoordelijkheid en rentmeesterschap. Op het gebied van solidariteit en gerechtigheid was de PvdA het eens. De VVD was het weer eens met gespreide verantwoordelijkheid. Het rentmeesterschap was een eigen standpunt van het CDA. De uitgangspunten van de partijen liggen dicht bij elkaar - De economische crisis van de jaren tachtig had gevolgen voor zowel de vakbonden als de politiek. Door de massa ontslagen zagen de vakbonden hun ledenaantal fors dalen. De overheid kreeg te maken met een groot financieringstekort, de uitgaven waren groter dan de inkomsten. Ook werd er massaal gebruik gemaakt van de sociale voorzieningen, de overheid was veel geld kwijt aan uitkeringen voor werklozen en arbeidsongeschikten. - De regering probeerde de problemen van de verzorgingsstaat op te lossen door een gematigd loonbeleid te voeren. Om Nederland weer gezond te maken moesten de uitgaven omlaag, het financieringstekort naar beneden en de werkgelegenheid omhoog. - In 1990 regeerden de coalitiepartijen op basis van compromissen en onderlinge afspraken. Ook was er sprake van gematigd loonbeleid als basis voor het economische herstel in dat opzicht keerde de politiek terug naar de jaren ’50.

- Tijdens de kruisrakettenkwestie werd de politiek verandering goed zichtbaar. De polarisatie was erg duidelijk. De voor- en tegenstanders van de kruisraketten stonden met de rug naar elkaar toe. De kruisrakettenkwestie liet zien dat hierbij polarisatie niet goed werkte. - De grote christelijke partijen kozen voor samenwerking in het CDA omdat ze te maken hadden met het verliezen van stemmen. Gehoopt werd dat de oprichting van één grote confessionele partij het stemverlies zou stoppen. Het besef brak door dat ze samen sterker zouden staan tegen de poging van links om de confessionele partijen uiteen te drijven in een progressief en conservatief deel. - In de tweede helft van de jaren tachtig verschoven de opvattingen van de drie grote partijen meer naar het midden. De middenpositie van het CDA was terug te zien in de 4 uitgangspunten: solidariteit, gerechtigheid, gespreide verantwoordelijkheid en rentmeesterschap. Op het gebied van solidariteit en gerechtigheid was de PvdA het eens. De VVD was het weer eens met gespreide verantwoordelijkheid. Het rentmeesterschap was een eigen standpunt van het CDA. De uitgangspunten van de partijen liggen dicht bij elkaar - De economische crisis van de jaren tachtig had gevolgen voor zowel de vakbonden als de politiek. Door de massa ontslagen zagen de vakbonden hun ledenaantal fors dalen. De overheid kreeg te maken met een groot financieringstekort, de uitgaven waren groter dan de inkomsten. Ook werd er massaal gebruik gemaakt van de sociale voorzieningen, de overheid was veel geld kwijt aan uitkeringen voor werklozen en arbeidsongeschikten. - De regering probeerde de problemen van de verzorgingsstaat op te lossen door een gematigd loonbeleid te voeren. Om Nederland weer gezond te maken moesten de uitgaven omlaag, het financieringstekort naar beneden en de werkgelegenheid omhoog. - In 1990 regeerden de coalitiepartijen op basis van compromissen en onderlinge afspraken. Ook was er sprake van gematigd loonbeleid als basis voor het economische herstel in dat opzicht keerde de politiek terug naar de jaren ’50.

REACTIES

R.

R.

Hoi,

goede samenvatting vangeschiedenis examenstof

groetjes reinier

19 jaar geleden

N.

N.

Goeie samenvatting!

19 jaar geleden

E.

E.

Jorien, je bent mijn held!!! Dank je wel voor de samenvatting! Geweldig!! Je hebt veel mensen geholpen hiermee!! Groetjes van een blije HAVO'er... DOEG!!!

Elwin

19 jaar geleden

M.

M.

Hoi Jorien,
Ik heb je samenvatting gelezen en suc6 morgen met je examen!
Later,
Matthias

19 jaar geleden

R.

R.

Thnx

18 jaar geleden

D.

D.

ik moet jou niet

18 jaar geleden

F.

F.

thnx dude! door jou heb ik echt een topwerkstuk in 5 sec gemaakt! xxx fien

18 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.